ECLI:NL:RBAMS:2013:6593
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.M. van den Bergh
- P.J. van Eekeren
- H.M. van Niftrik
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs voor schade aan historisch rustbed
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de verdachte terecht voor het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een historisch rustbed. De zaak werd behandeld op 8 oktober 2013, na een zitting op 24 september 2013. De officier van justitie, mr. K.M. Römer, stelde dat de verdachte op camerabeelden te zien was terwijl hij aan het lint van het bed trok en vervolgens op het bed ging liggen, wat schade aan het verguldsel van het rugpand zou hebben veroorzaakt. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.K. Cheng, betwistte echter dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat er geen duidelijke gedragingen van de verdachte konden worden vastgesteld die de schade aan het bed konden verklaren. De rechtbank concludeerde dat de schade niet overtuigend kon worden gekoppeld aan de handelingen van de verdachte, en dat het verzoek van de officier van justitie om een deskundige te benoemen om het causale verband te onderzoeken, niet nodig was. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat het bewijs niet voldeed aan de vereisten voor een veroordeling.