In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, ging het om een geschil tussen een maatschap van melkveehouders en Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een uitbraak van paratuberculose op het bedrijf van de eiseres. De rechtbank oordeelde dat Delta Lloyd niet in haar bewijsopdracht was geslaagd, waarin zij moest aantonen dat de schade had kunnen worden voorkomen of verminderd indien de eiseres de door Delta Lloyd voorgestelde maatregelen had opgevolgd. De rechtbank concludeerde dat de getuigenverklaringen niet voldoende bewijs boden dat het opvolgen van de maatregelen de schade had kunnen voorkomen. De rechtbank stelde vast dat een algehele ruiming van het vee noodzakelijk was geweest, ongeacht de genomen maatregelen. De rechtbank oordeelde dat de restwaarde van de koeien niet lager was door het niet opvolgen van de maatregelen, en dat de schadevergoeding aan de eiseres moest worden toegewezen. Delta Lloyd werd veroordeeld tot betaling van € 50.749,84 aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan Delta Lloyd opgelegd. Dit vonnis werd uitgesproken op 18 september 2013.