ECLI:NL:RBAMS:2013:6609

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
HA ZA 13-270
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.Y.C. Poelmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over arbeidsongeschiktheid en uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.R.T.A. Luijten, en de vennootschap London General Insurance Company Ltd, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. de Weerd. Eiseres vorderde een uitkering op basis van een verzekeringsovereenkomst die zij in 2004 had afgesloten voor kredietbescherming, waarbij zij aanspraak maakte op een maandelijkse uitkering van € 500,00 wegens arbeidsongeschiktheid die zij sinds 1 juni 2010 ervoer. London betwistte de aanspraak en voerde aan dat de arbeidsongeschiktheid was ontstaan door ziekte in de twaalf maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de verzekering, wat volgens de polisvoorwaarden uitsluiting van uitkering met zich meebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat London onvoldoende heeft aangetoond dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres was ontstaan, bevorderd of verergerd door ziekte in de relevante periode. Eiseres had pas in 2010 de diagnose Ehlers-Danlos Syndroom gekregen en had in de twaalf maanden voorafgaand aan de verzekeringsovereenkomst geen medische behandeling ondergaan die relevant was voor haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat London niet kon bewijzen dat de klachten van eiseres al vóór de ingangsdatum van de verzekering bestonden in een mate die uitsluiting van de uitkering rechtvaardigde.

De rechtbank heeft London veroordeeld tot betaling van € 13.500,00 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van € 500,00 per maand zolang aan de voorwaarden voor uitkering wordt voldaan. Tevens is London veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/537381 / HA ZA 13-270
Vonnis van 2 oktober 2013
in de zaak van
[eiseres 1],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
advocaat mr. E.R.T.A. Luijten te Heerlen,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
LONDON GENERAL INSURANCE COMPANY LTD,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.A. de Weerd te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiseres 1] en London genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 maart 2013, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met één productie,
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 8 mei 2013, waarin een comparitie is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 augustus 2013 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 14 oktober 2004 heeft [eiseres 1] bij London een verzekeringsovereenkomst ter zake kredietbescherming afgesloten, genaamd [naam overeenkomst], met [polisnummer 1] (hierna: de verzekeringsovereenkomst).
Het bijbehorende polisblad bepaalt, voor zover hier van belang:
“(…)
verzekering(…)
verzekerde risico’s arbeidsongeschiktheid na het eerste ziektejaar
onvrijwillige werkloosheid
verzekerd maandbedrag € 500,-
(…)
verklaring verzekerdeOok als u een vraag met “ja” beantwoordt kan de verzekering worden afgesloten, echter ziekten en/of aandoeningen die in de 12 maanden voorafgaand aan het sluiten van deze verzekering (hebben) bestaan zijn van dekking uitgesloten. Zie artikel 8 lid e van de polisvoorwaarden RVS MBP Hypotheek IGH ([(...)]).
verzekerde
Bent u momenteel ziek of arbeidsongeschikt? nee
Ontvangt u momenteel direct of indirect een
arbeidsongeschiktheidsuitkering? nee
Bent u de laatste 12 maanden onder medische
behandeling geweest? nee
(…)”
2.2.
De op de verzekeringsovereenkomst toepasselijke polisvoorwaarden, [polisvoorwaarden 1] (hierna: de polisvoorwaarden), bepalen, voor zover hier van belang:
“(…)
Artikel 7: Uitkering
(…)
2. De verzekering voorziet in geval van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 1, lid f, van deze voorwaarden en met inachtneming van deze voorwaarde, in een uitkering ter grootte van het aantal aaneengesloten perioden van 30 dagen dat verzekerde arbeidsongeschikt is geweest tot een maximum van 100 van dergelijke perioden van 30 dagen vermenigvuldigd met het verzekerd maandbedrag dat op het polisblad is vermeld, zulks met inachtneming van de maximale uitkering van EUR 100.000,- als bedoeld in artikel 1 lid h, van deze voorwaarden en de gronden waarop de uitkering is uitgesloten als bedoeld in artikel 8, van deze voorwaarden.
(…)
Artikel 8: Uitsluitingen van het recht op uitkering.
1. Er bestaat geen aanspraak op uitkering in geval van arbeidsongeschiktheid indien de arbeidsongeschiktheid is ontstaan, bevorderd of verergerd door:
(…)
e) letsel of ziekte in de twaalf maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de verzekering waarvoor normaliter medische behandeling vereist zou zijn of waarvoor een medische diagnose of behandeling noodzakelijk was en/of verricht is (…)”
2.3.
Op 1 juni 2010 heeft [eiseres 1] zich arbeidsongeschikt gemeld. Per brief van
21 juli 2011 heeft London aan [eiseres 1] een ‘schadeaangifteformulier arbeidsongeschiktheid’ doen toekomen, dat [eiseres 1] op 8 augustus 2011 ingevuld en ondertekend, met bijlagen, heeft ingediend bij London. Het schadeaangifteformulier vermeldt, voor zover hier van belang:
“(…)
4. Waaruit bestaan de klachten; sinds wanneer? (…)
Klachten
Ehlers-Danlos Syndroom
5. Op welke datum heeft u zich hiervoor voor het eerst onder geneeskundige behandeling gesteld?
Huisarts op
2007
Specialist op
2010
(…)”
2.4.
Als bijlage bij het schadeaangifteformulier is een brief van 25 augustus 2011 van [naam 1], revalidatie arts MUMC+ (hierna: [naam 1]), gevoegd, waarin zij, voor zover hier van belang, aan [naam 2], de huisarts van [eiseres 1] (hierna: [naam 2]), bericht:
“(…)
Op 25.08.2011 zagen wij uw patiënte, [eiseres 1] (…) op onze polikliniek op verzoek van de klinisch geneticus.
Reden van komst
Hypermobiliteitssyndroom Ehlers-Danlos type 2.
Anamnese
Van kindsaf aan heeft patiente last van haar gewrichten. Begonnen met omzwikken enkels en luxerende li knie. (…)”
2.5.
Als bijlage bij het schadeaangifteformulier is een brief van 6 mei 2010 van [naam 3], klinisch geneticus verbonden aan het academisch ziekenhuis te [plaats 1] (hierna: [naam 3]), gevoegd, waarin zij, voor zover hier van belang, aan [eiseres 1] bericht:
“(…)
Op 25-03-2010 bezocht u (…) de polikliniek Klinische Genetica te [plaats 1]. (…)
Reden van uw komst:u hebt last van het bewegingsapparaat en dit komt ook in uw familie voor. U kwam om te kijken of er verdere onderzoeksmogelijkheden waren.
Voorgeschiedenis:(…) Vanaf de kinderleeftijd hebt u last van het bewegingsapparaat. In eerste instantie begon dit met omzwikken van de enkels en door de knieën gaan. Nu hebt u ook last van de nek en de polsen en werd u in het verleden geholpen met een knieplastiek. Inmiddels bestaan er al een aantal jaren pijnklachten. (…)
Conclusie:in uw familie bestaan aanwijzingen voor hypermobiliteit. (…)”
2.6.
Als bijlage bij het schadeaangifteformulier is een verslag van een AD-scan onderzoek bij [eiseres 1], dat plaatsvond op 24 februari 2011 gevoegd, dat, voor zover hier van belang, luidt:
“(…)
6.6
Medische info beh.:
Verleden:
 Op 8-9 jarige leeftijd begonnen de klachten. Haar knie schoot uit de kom.
 In de loop der jaren steeds meer last van problemen met luxaties en om zwikken.
 De behandelingen bestonden regelmatig uit injecteren van de aangedane gewrichten. Zonder ooit een blijvend resultaat.
 Er is in die tijd nooit een diagnose gesteld. Zo zou cliënte er over heen groeien.
(…)
Heden:
 In 2010 is de diagnose hypermobiliteit gesteld, EDS. (…)”
2.7.
Op 2 januari 2013 heeft de medisch adviseur van London een brief ontvangen van [naam 2], waarbij (onder meer) een brief van 6 juli 2010 van [naam 4], revalidatiearts (hierna: [naam 4]), is gevoegd, waarin zij, voor zover hier van belang, aan[naam 5], huisarts te [plaats 2], bericht:
“(…)
Betreft: [eiseres 1]
(…)
Bovengenoemde patiënte zag ik op uw verzoek op 21-06-2010 poliklinisch.
Patiënte werd verwezen i.v.m. toenemende functionele beperkingen bij hypermobiliteitssyndroom (Ehlers-Danlos). (…)”
2.8.
Bij brief van 30 januari 2012 heeft London, voor zover thans relevant, aan [eiseres 1] bericht:
“(…)
Wij ontvingen een schadeaangifteformulier waarmee u aanspraak maakt op bovenvermelde verzekering in verband met uw arbeidsongeschiktheid sinds 1 juni 2010 wegens het Ehlers-Danlos syndroom.
Onze medisch adviseur heeft uw dossier beoordeeld. Op grond van de verkregen informatie heeft hij geadviseerd om niet tot uitkering over te gaan. De klachten die hebben geleid tot uw arbeidsongeschiktheid bestaan als sinds uw kindertijd, derhalve reeds vele jaren voor de ingangsdatum van de verzekering, en vallen dus onder de uitsluiting van de verzekering.
(…)”
2.9.
Bij brief van 2 maart 2012 heeft de advocaat van [eiseres 1], voor zover hier van belang, aan London bericht:
“(…) voorshands bestrijd ik namens cliënte uw afwijzing van het verzoek tot uitkering in afwachting van ontvangst en bestudering van alle relevante stukken in dit dossier.
(…)
Derhalve zeg ik u bij deze ook de aanspraak op de wettelijke rente over het door u verschuldigde aan vanaf de dag van uw verzuim.
(…)”
2.10.
Een uitdraai van het journaal van de huisarts van [eiseres 1], gedateerd 16 mei 2013, luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
22-12-2003 (…) PANTOPRAZOL 20 MG TABLET MSR/ 15 ST / 1X
PREDNISOLON PCH 20MG TABLET /1X
DOXYCYCLINE 100MG DISPERTAB/ 8ST /DO
DEXAMETHASON 5MG/ML INJVLST/ 2ST /IMM
08-12-2003 (…) NVGB
01-12-2003 (…) Seretide geeft matige verlichting. Geeft veel slijm op. Koorts -. Nu 14 dgn deze klachten. Veel hoesten. (…)
DOXYCCYCL CF 100MG DISP TABL /DO
25-11-2003 (…) (…)
Verkouden, kort van adem. Mn snachts hoesten/piepen (…)
Nekfunctie duidelijk verbeterd ivm vorig bezoek.
(…)
HYDROCORTBUTYR1MG/G EMULSIE/ 30G /UE
SALMET/FLUTICA 50/250UG/DO / 1ST /2X
11-11-2003 (…) Sds gisterochtend last van nek. Mn nekspieren.
(…) Denkt verkeerd te hebben gelegen in bed.
(…)
ROFECOXIB 25MG TABLET / 15ST /1X
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van London tot betaling aan [eiseres 1] van EUR 500,00 per maand vanaf
1 juli 2011, zulks in de vorm van een som ineens van een bedrag van EUR 500,00 maal het aantal maanden sedert 1 juli 2011 tot de dag van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2011 althans 1 augustus 2011 en veroordeling van London om vanaf de dag van het vonnis aan [eiseres 1] maandelijks EUR 500,00 te betalen, totdat de uit de polis volgende maximumuitkering van EUR 50.000,00 (in het proces-verbaal is abusievelijk opgenomen EUR 30.000,00) is bereikt, met veroordeling van London in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3.2.
[eiseres 1] stelt daartoe – kort gezegd – dat zij aanspraak maakt op uitkering krachtens de door haar met London gesloten verzekeringsovereenkomst.
3.3.
London voert verweer en betwist dat zij gehouden is om uitkering te doen aan [eiseres 1]. Daartoe voert London – samengevat – aan dat het recht op uitkering ingevolge artikel 8 aanhef en sub e van de polisvoorwaarden in het onderhavige geval is uitgesloten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat London zich in het onderhavige geval beroept op een uitsluitingsgrond. Volgens London bestaat op grond van artikel 8 aanhef en sub e van de polisvoorwaarden immers geen aanspraak op uitkering omdat de arbeidsongeschiktheid van [eiseres 1] is ontstaan, bevorderd of verergerd door ziekte in de twaalf maanden vóór
14 oktober 2004 (de ingangsdatum van de verzekering), waarvoor normaliter medische behandeling vereist zou zijn of waarvoor een medische diagnose of behandeling noodzakelijk was en/of verricht is. London voert aan dat [eiseres 1] op het schadeaangifteformulier heeft aangegeven dat de klachten die hebben geleid tot de arbeidsongeschiktheid het gevolg zijn van het Ehlers-Danlos Syndroom (hierna: het ED Syndroom). Volgens London blijkt uit het medisch dossier van [eiseres 1] dat zij al geruime tijd voor het sluiten van de verzekeringsovereenkomst bekend was met de klachten ter zake van het ED Syndroom. London wijst daartoe op de brieven van [naam 1] en [naam 3] en op het verslag van de AD-scan (zie hiervoor onder 2.4 t/m 2.6), waaruit volgt dat [eiseres 1] al sinds haar kinderleeftijd last heeft van haar gewrichten en haar bewegingsapparaat. Deze klachten vormen volgens London een uiting van het ED Syndroom en hebben geleid tot de arbeidsongeschiktheid van [eiseres 1]. Voorts wijst London op het journaal van de huisarts (zie hiervoor onder 2.10), waaruit blijkt dat [eiseres 1] in de twaalf maanden vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst meerdere malen bij de huisarts is geweest en diverse medicijnen heeft gekregen. Op basis van het voorgaande staat volgens London vast dat de (chronische) klachten van [eiseres 1] al aanwezig waren in de twaalf maanden voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst, zodat [eiseres 1] geen recht heeft op uitkering.
4.2.
[eiseres 1] betwist dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan, bevorderd of verergerd door ziekte in de twaalf maanden vóór 14 oktober 2004, waarvoor normaliter medische behandeling vereist zou zijn of waarvoor een medische diagnose of behandeling noodzakelijk was en/of verricht is. [eiseres 1] stelt dat zij ten tijde van het afsluiten van de verzekering niet bekend was met het, pas in 2010 gediagnosticeerde, ED Syndroom en dat zij in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst niet arbeidsongeschikt is geweest.
4.3.
De rechtbank overweegt dat de stelplicht en de bewijslast ter zake het beroep van London op de in artikel 8 aanhef en sub e van de polisvoorwaarden geformuleerde uitsluitingsgrond op London rusten.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van [eiseres 1] in het ED Syndroom is gelegen, zodat de rechtbank daarvan uit zal gaan. Ziekte in de zin van de polisvoorwaarden wordt gedefinieerd als een ziekte waarvoor een medische behandeling vereist zou zijn of waarvoor een medische diagnose of behandeling noodzakelijk was en/of verricht is. De rechtbank overweegt dat niet nodig is dat de medische diagnose of de behandeling in een periode van twaalf maanden voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft plaatsgevonden of noodzakelijk was. Voldoende is dat op enig moment voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst sprake is van een ziekte die daadwerkelijk is gediagnosticeerd of behandeld, dan wel waarbij dat – objectief gesproken – noodzakelijk zou zijn geweest. Daarbij geldt evenwel de eis dat de ziekte zich in de twaalf maanden vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst ook zodanig moet hebben gemanifesteerd dat de verzekerde op enigerlei wijze te kampen kreeg met de klachten die tot arbeidsongeschiktheid hebben geleid.
4.5.
Vast staat dat voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst geen sprake was van een gediagnosticeerde en/of behandelde ziekte bij [eiseres 1]. [eiseres 1] is immers pas in 2010 gediagnosticeerd met het ED Syndroom en heeft onweersproken gesteld dat zij zich in 2007 ter zake voor het eerst onder geneeskundige behandeling heeft gesteld van een huisarts, zoals ook op het schadeaangifteformulier is vermeld. Weliswaar volgt uit de brieven van [naam 1] en [naam 3] en uit het verslag van de AD-scan dat [eiseres 1] al sinds haar kindertijd last heeft van haar gewrichten en haar bewegingsapparaat, maar het verband tussen deze klachten en de ziekte is pas na de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst gelegd. Achteraf bezien kan wellicht geoordeeld worden dat behandeling van [eiseres 1] in dit kader al veel eerder gewenst was geweest, maar daaruit kan redelijkerwijs niet de conclusie worden getrokken dat behandeling vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst in 2004 al noodzakelijk was in de zin van de polisvoorwaarden. Bovendien is niet gebleken dat het ED Syndroom zich bij [eiseres 1] in de twaalf maanden vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst, derhalve tussen 14 oktober 2003 en 14 oktober 2004, ook zodanig heeft gemanifesteerd dat [eiseres 1] hierdoor in die periode arbeidsongeschikt is geweest. Zulks kan uit de overgelegde brieven van [naam 1], [naam 3] en [naam 4] en uit de AD-scan (zie hiervoor onder 2.4 t/m 2.7) niet worden afgeleid. Ook het journaal van de huisarts (zie hiervoor onder 2.10) dat ziet op de betreffende periode bevat daarvoor naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen. Dat de op 11 november 2003 in het journaal genoemde nekklachten en de in de betreffende periode voorgeschreven medicijnen verband houden met het ED Syndroom is – gelet op de betwisting hiervan door [eiseres 1] – onvoldoende gemotiveerd gesteld door London.
4.6.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat London – in het licht de gemotiveerde betwisting door [eiseres 1] – onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van [eiseres 1] is ontstaan, bevorderd of verergerd door ziekte in de twaalf maanden vóór 14 oktober 2004, waarvoor normaliter medische behandeling vereist zou zijn of waarvoor een medische diagnose of behandeling noodzakelijk was en/of verricht is. Gelet hierop wordt niet toegekomen aan het (overigens onvoldoende gespecificeerde) bewijsaanbod van London. De rechtbank concludeert dat het beroep van London op de in artikel 8 aanhef en sub e van de polisvoorwaarden opgenomen uitsluitingsgrond faalt.
4.7.
Ingevolge artikel 7 lid 2 van de polisvoorwaarden maakt [eiseres 1] aldus aanspraak op een uitkering van EUR 500,00 per maand, tot een maximum van 100 maanden. Dat betekent dat London aan [eiseres 1] over de periode van 1 juli 2011 – blijkens het polisblad is immers verzekerd arbeidsongeschiktheid na het eerste ziektejaar – tot 2 oktober 2013 een bedrag verschuldigd is van EUR 13.500,00 (27 maanden x EUR 500,00), vermeerderd met de – onweersproken – wettelijke rente vanaf 1 juli 2011. Voorts zal de rechtbank London veroordelen vanaf heden maandelijks EUR 500,00 aan [eiseres 1] te betalen, indien en voor zolang aan de voorwaarden waaronder recht op uitkering bestaat is voldaan en tot het maximum waarop onder de verzekeringsovereenkomst recht op uitkering bestaat.
4.8.
[eiseres 1] maakt voorts aanspraak op vergoeding van haar buitengerechtelijke kosten door London, krachtens het Besluit van 27 maart 2012 Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten (hierna: Het Besluit), te stellen op 15% van het totaal verschuldigde per datum van het vonnis. Het besluit is echter slechts van toepassing indien het verzuim op of na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat die situatie in dit geval niet aan de orde is. De vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, zal daarom worden getoetst aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in rapport Voor-Werk II. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal – mede gelet op de aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II – worden afgewezen. [eiseres 1] heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiseres 1] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.9.
London zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiseres 1] tot op heden begroot op:
Griffierecht EUR 75,00
Dagvaarding 92,82
Salaris advocaat
904,00 (2 punten x tarief II)
Totaal EUR 1.071,82

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt London tot betaling aan [eiseres 1] van EUR 13.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2011 tot aan de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt London tot betaling aan [eiseres 1] van EUR 500,00 per maand vanaf heden, indien en voor zolang aan de voorwaarden waaronder recht op uitkering bestaat is voldaan en tot het maximum waarop onder de verzekeringsovereenkomst recht op uitkering bestaat,
5.3.
veroordeelt London in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiseres 1] tot op heden begroot op EUR 1.071,82,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Y.C. Poelmann en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013. [1]

Voetnoten

1.type: CFEMM