ECLI:NL:RBAMS:2013:6648
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid burgemeester om groepsverbod en meldplicht op te leggen wegens verstoring openbare orde
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 september 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.J.J. Visser, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Amsterdam, die op grond van artikel 172a van de Gemeentewet een groepsverbod en meldplicht had opgelegd. Dit besluit was gebaseerd op meerdere incidenten waarbij de verzoeker betrokken was, die volgens de burgemeester voldoende aanleiding gaven om te vrezen voor verdere verstoring van de openbare orde.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om het groepsverbod en de meldplicht op te leggen, gezien de herhaalde verstoringen van de openbare orde door de verzoeker. De rechter heeft in zijn overwegingen verschillende incidenten besproken, waaronder diefstal en vechtpartijen, en geconcludeerd dat deze incidenten voldoende bewijs vormden voor de ernst van de situatie. De verzoeker had aangevoerd dat de burgemeester niet bevoegd was en dat de meldplicht onredelijk was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet lichtvaardig had gehandeld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de burgemeester zijn bevoegdheid terecht had aangewend. De rechter concludeerde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij onoverkomelijke problemen zou ondervinden door de opgelegde meldplicht. De uitspraak houdt in dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing, wat betekent dat de voorzieningenrechter de zaak definitief heeft afgedaan.