ECLI:NL:RBAMS:2013:6783

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
17 oktober 2013
Zaaknummer
HA ZA 10-3045
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geluidsoverlast en de normering van contactgeluidsisolatie in gesplitste woningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juli 2013 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure over geluidsoverlast tussen twee buren. Eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. J.F.A. van der Maes, vorderde dat gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R.W. Janssen, zou worden veroordeeld tot het verwijderen van een niet-conforme harde laminaatvloer en het aanbrengen van een vloer die voldoet aan de norm van een minimale contactisolatie van Ico +10 dB. De rechtbank heeft vastgesteld dat de harde vloerbedekking van gedaagde niet conform het Bijzonder Reglement is aangelegd, wat heeft geleid tot onrechtmatige geluidsoverlast voor eiser. De rechtbank oordeelde dat de norm van +10 dB, hoewel vaak geadviseerd door de Nederlandse Stichting Geluidshinder, niet als algemeen geldend kan worden beschouwd voor alle gesplitste woningen, vooral niet voor woningen gebouwd vóór 2003. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minimale norm van Ico 0 dB als voldoende kan worden beschouwd in deze situatie, en dat gedaagde niet onrechtmatig handelt door te voldoen aan deze norm. Eiser werd veroordeeld tot het verwijderen van de vloer binnen twee maanden en gedaagde werd veroordeeld tot het betalen van de kosten van het deskundigenonderzoek en de proceskosten. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser voor het overige afgewezen, met uitzondering van de dwangsom voor het niet voldoen aan de veroordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/470402 / HA ZA 10-3045
Vonnis van 24 juli 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat voorheen mr. N.M. de Jong, daarna mr. L. de Man, thans mr. drs. J.F.A. van der Maes,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.W. Janssen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 juni 2012;
  • het deskundigenbericht;
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiser] van 27 februari 2013;
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] van 27 maart 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 13 juni 2012 heeft de rechtbank [naam 1] (hierna: [naam 1]) benoemd.
2.2.
Op 7 januari 2013 heeft de rechtbank het rapport van [naam 1] ontvangen. [naam 1] heeft de volgende antwoorden op de door de rechtbank gestelde vragen gegeven:
2.2.1.
Is de harde vloerbedekking op [adres]gelegd conform de bepaling Bijzonder Reglement d. in de splitsingsakte?
“Tijdens de metingen is – ter plaatse van de meterkast – geconstateerd dat de massief houten vloerdelen zijn aangebracht op een houten tegelwerk dat door middel van houten klossen en PUR op het bestaande vloerhout is aangebracht. De harde vloerbedekking staat hiermee in rechtstreeks contact met de ondervloer, waarmee
geensprake is van een ‘zwevende vloer’ zoals omschreven in het bijzonder reglement, lid d van de splitsingsakte.”
2.2.2.
Indien de harde vloerbedekking niet conform het Bijzonder Reglement is aangebracht, welke maatregelen zijn dan nodig om de harde vloerbedekking conform voormeld reglement aan te leggen?
“Om de harde vloerbedekking conform het bijzonder reglement aan te leggen, dient ter plaatse van de woning op [adres] hoog rekening te worden gehouden met het volgende:
(
instructies voor de wijze van het leggen van de harde vloer)
2.2.3.
Levert in dat geval het verschil in waarden tussen een aanleg van de harde vloerbedekking conform het Bijzonder Reglement en de huidige situatie een aanmerkelijke vermindering van de geluidsoverlast op? Welke geluidisolatie waarde zou dan bereikt kunnen worden en wat zijn de kosten hiervan?
“Met de voorzieningen (…) kan naar verwachting een verbetering van de contactisolatie Ico van circa 10 á 12 dB worden gerealiseerd. Dit levert een aanmerkelijke reductie van de (contact) overdracht op. Hiermee mag worden aangenomen dat ook de geluidoverlast aanmerkelijk vermindert. De kosten worden grof weg geraamd op 8.500 euro (…)”
2.2.4.
Wat zijn de geluidsisolatie waarden van de scheidingsvloer vloer tussen de [adres] in de huidige situatie?;
“Uit de resultaten blijkt dat de
isolatie-index voor contactgeluidvoor de gemeten woningscheidende constructie varieert van Ico = - 6 dB tot Ico = - 13dB.”
2.2.5.
Welk beoordelingskader wordt gehanteerd voor de isolerende waarde van vloeren en de geluidsoverlast in dit soort woningen? Welke maatregelen zijn er nodig om deze waarde te bereiken en wat zijn hiervan de kosten?
“ Volgens het Bouwbesluit 2003 geldt ten aanzien van de contactgeluidisolatie tussen nieuw te realiseren woningen de volgende eis:
‘De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsruimte van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan + 5 dB.’
Volgens het Bouwbesluit van vóór 2003 gold ten aanzien van de contactgeluidisolatie tussen nieuw te realiseren woningen voorheen de volgende eis:
‘De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsruimte van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan 0 dB.’
Het merendeel van de bestaande woningvoorraad in Nederland voldoet ten minste aan de eisen zoals gesteld in het ‘oude’ Bouwbesluit (van vóór) 2003. Een contactgeluidisolatie Ico + 0 dB is hiermee als minimum eis te beschouwen.
Ten tijde van de bouw van de woningen golden er geen wettelijke eisen ten aanzien van geluid. Bij de splitsing van oude woningen en het opstellen van reglementen ten aanzien van de geluidisolatie wordt doorgaans een eis opgenomen van + 10 dB voor een vloerconstructie met harde vloerafwerking, inclusief zwevende vloer. Deze waarde wordt ook door de Nederlandse Stichting Geluidshinder geadviseerd. (…)
Voor de gemeten woningscheidende constructie
inclusiefvoorzieningen is in dat geval een
isolatie-index voor contactgeluidvan circa Ico = 0 dB tot Ico = + 5 dB haalbaar. Hiermee wordt voldaan aan de minimum eis van Ico = 0 dB. (…)
Bij de beoordeling van de geluidisolatie van vloeren en de mate van overlast in dit soort – bestaande – woningen worden de meetresultaten veelal gekwalificeerd op basis van de norm NEN 1070 (…)
Tabel 4.1 Overzicht hoorbaarheid bij de verschillende isolatiewaarden voor contactgeluid, voor zover van belang
Soort geluid
Zeer slecht
Ico <0 dB
Slecht
0 dB < Ico <5 dB
Matig
5dB< Ico<10dB
Goed
10dB
Loopgeluiden
veelvuldig hinderlijk
veelal hinderlijk
soms storend
In het algemeen niet storend waarneembaar
De (…) gemeten
contactgeluidisolaties kunnen als ‘zeer slecht’ worden gekwalificeerd. Een isolatiewaarde van 0 tot + 5 wordt in de praktijk nog steeds niet als ‘goed’ ervaren.”
2.2.6.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?.
“Opgemerkt wordt dat de totale geluidwering van de woningscheidende vloer bepaald wordt door de combinatie van de vloer en het daaronder aangebrachte plafond. In de woning op de begane grond is een eenvoudig renovatieplafond aangebracht van gipskartonplaten op een regelwerk.
Om een isolatiewaarde voor contactgeluiden van + 10 dB of meer te halen, zoals door de Nederlandse Stichting Geluidshinder wordt geadviseerd, zal niet alleen een goede zwevende vloer aangebracht moeten worden, maar ook een geluidwerend plafond aan de onderzijde.”
2.3.
In de conclusie na deskundigenbericht heeft [eiser] onder meer het volgende gesteld. Door [naam 1] is gesteld dat de contactisolatie van de vloer van [gedaagde] zeer slecht is met een gemiddelde waarde van – 11,5 dB. Volgens [naam 1] wordt doorgaans een eis opgenomen van + 10 dB bij de splitsing van oude woningen en het opstellen van reglementen. [naam 1] geeft bovendien aan dat de Nederlands Stichting Geluidshinder eveneens een waarde van + 10dB adviseert. Ook uit de jurisprudentie blijkt onomwonden dat + 10 dB, zelfs indien deze norm niet expliciet is vastgesteld, de algemeen aanvaardbare norm is. Deze norm kan ook in deze zaak in redelijkheid als de algemeen aanvaardbare norm worden gehanteerd. Aangezien de vloer van [gedaagde] niet voldoet aan de eisen van het Bijzonder Reglement en bovendien de geluidsoverlast zeer ernstig is, moet de door [eiser] ondervonden hinder als onrechtmatig worden aangemerkt, aldus steeds [eiser].
2.4.
In de antwoordconclusie na deskundigenbericht stelt [gedaagde] dat zij zich refereert aan het oordeel van [naam 1]. Zij betwist echter de stelling van [eiser] dat + 10dB de algemeen aanvaarde norm is, die ook in deze zaak van toepassing zou zijn. De woning is gebouwd vóór 2003. Op die datum golden nog geen wettelijke eisen ten aanzien van geluid. Uit het deskundigenbericht blijkt dat een contactgeluidsisolatie van 0 dB als minimum eis kan/ moet worden beschouwd en dat [gedaagde] aan deze minimum eis kan voldoen door het doorvoeren van de diverse wijzigingen. Verdere verbeteringen binnen technisch realistische grenzen zijn in de woning van [gedaagde] niet te verrichten. Indien [gedaagde] gehouden zou worden om aan de eis van + 10 dB te voldoen, zou [eiser] in een betere situatie komen te verkeren dan dat hij had verkeerd indien [gedaagde] direct had voldaan aan de eisen van artikel 1 onder d van het Bijzonder Reglement in de splitsingsakte. [eiser] kan door het aanbrengen van een goed geluidsisolerend plafond in de gehele benedenverdieping een verdere verbetering van de geluidsisolatie tot ongeveer + 10 dB bereiken. De kosten die daarmee gemoeid zijn komen voor rekening van [eiser] aldus steeds [gedaagde].
2.5.
Uit het deskundigenbericht blijkt – onbetwist - dat de harde vloerbedekking van [gedaagde] niet conform het bepaalde in artikel 1 onder d in het Bijzonder Reglement is aangelegd en dat deze situatie geluidsoverlast voor [eiser] veroorzaakt. De kwalificatie die [naam 1] aan de huidige situatie verbindt is: ‘zeer slecht’. Dit houdt blijkens de tabel, genoemd onder 2.2.5, in dat loopgeluiden veelvuldig hinderlijk zijn. Gelet op deze kwalificatie mag als vaststaand worden aangenomen dat sprake is van geluidsoverlast. Het laten voortbestaan van deze situatie is dus als onrechtmatig te kwalificeren jegens [eiser]. De vordering om [gedaagde] te veroordelen tot het verwijderen en het verwijderd houden van de harde laminaatvloer, zal dan ook worden toegewezen. Na te noemen termijn komt daarbij, mede gelet op de vakantieperiode, redelijk voor.
2.6.
Vervolgens vordert [eiser] dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot het plaatsen van een vloer die voldoet aan de norm van een minimale contact-isolatie-eis van Ico + 10 dB.
2.7.
In artikel 1 onder d van het Bijzonder Reglement is de bepaling opgenomen dat een harde vloerbedekking mag worden aangebracht door middel van een zwevende vloer, zodat er geen rechtstreeks contact is met de ondervloer en geen hinder kan ontstaan voor de overige eigenaren en gebruikers. In deze bepaling wordt geen Ico norm genoemd.
2.8.
De rechtbank is van oordeel gelet op het feit dat in de bepaling in het Bijzonder Reglement geen Ico norm is opgenomen, [naam 1] slechts stelt dat 0 dB als minimumnorm heeft te gelden en door [gedaagde] gemotiveerd wordt betwist, anders dan in de door [eiser] aangehaalde jurisprudentie, dat + 10dB een algemeen geldende norm is, de norm van + 10 dB in deze situatie niet als de geldende norm kan gelden. Naar het oordeel van de rechtbank is, zoals terecht door [gedaagde] is betoogd, uit de jurisprudentie niet af te leiden dat er een algemeen geldende norm van +10dB geldt voor alle gesplitste woningen, ongeacht het bouwjaar. Het feit dat de Nederlandse Stichting Geluidshinder adviseert dat een vloerconstructie met een harde vloerafwerking moet voldoen aan de norm van + 10dB, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat dit dan ook een algemeen geldende norm is die onder alle omstandigheden van toepassing is.
2.9.
Volgens het Bijzonder Reglement is het bewoners toegestaan een harde vloerbedekking aan te leggen, mits deze zwevend wordt gelegd. Van [gedaagde] mag dus worden gevorderd de harde vloer in haar appartement zwevend aan te brengen. Anders dan in het Bijzonder Reglement wordt verondersteld neemt, zo blijkt uit het deskundige rapport, het zwevend leggen van de vloer niet alle geluidsoverlast weg. Dit is te wijten aan het feit dat partijen wonen in een oude woning met dunne houten vloeren zonder geluidsisolerende voorzieningen. Verdere verbeteringen, naast het aanbrengen van de zwevende vloer, door het aanbrengen van extra voorzieningen in de woning van [gedaagde] binnen technische realistische mogelijkheden zijn niet te verwachten. Het horen van geluiden van de buren is onvermijdelijk bij het wonen in oude woningen. Indien [gedaagde] een harde vloer conform de voorschriften zoals genoemd in het rapport laat aanleggen wordt een substantiële teruggang in de geluidsoverlast bereikt, die voldoet aan de door [naam 1] genoemde minimumnorm van Ico = 0dB. Gelet op het hier voor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het aanleggen van een zwevende vloer die voldoet aan de minimumnorm van Ico = 0dB, ondanks het feit dat er dan nog geluidshinder kan optreden, niet als onrechtmatig jegens [eiser] kan worden gekwalificeerd. Indien [eiser] dan nog steeds geluidshinder ondervindt, ligt het op zijn weg om, zoals in het rapport wordt opgemerkt, zijn eenvoudig renovatieplafond van gipskartonplaten op een regelwerk te (laten) vervangen door een geluidswerend plafond. Door deze aanpassing in combinatie met het leggen van de zwevende vloer kan wel een isolatiewaarde voor contactgeluiden van ongeveer + 10 dB worden bereikt. De vorderingen 2 en 3 van [eiser] zullen derhalve worden afgewezen.
2.10.
Vervolgens vordert [eiser] een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft bij de uitvoering van het weghalen van de bestaande vloer. Nu [gedaagde] zich niet heeft verzet tegen het opleggen van een dwangsom, zal de rechtbank deze opleggen. Wel zal de gevorderde dwangsom worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
2.11.
[eiser] vordert vervolgens dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van een eerder uitgebracht deskundigenrapport door Geluidconsult b.v. Nu gebleken is dat de bestaande vloer bij [gedaagde] inderdaad niet conform de voorschriften van het Bijzonder Reglement is gelegd en [eiser] dus terecht een onderzoek heeft laten verrichten door een deskundige ter onderbouwing van zijn vordering, is de rechtbank van oordeel dat de kosten van dit onderzoek voor rekening van [gedaagde] dienen te komen. Deze vordering zal dus worden toegewezen voor een bedrag van € 673,60 te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, waaronder de door [eiser] voorgeschoten kosten voor het door de rechtbank gelaste deskundigenonderzoek, worden veroordeeld als hierna vermeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
-vastrecht € 263,00
-salaris advocaat €1.120,00 (2,5 pnt x tarief € 452,00)
-kosten deskundigenonderzoek €2.758,80
-totaal €4.141,80
2.13.
De gevorderde vergoeding in de nakosten zal als onweersproken op de navolgende wijze worden toegewezen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het verwijderen en verwijderd houden van de niet zwevend gelegde harde laminaatvloer in het appartement gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (met uitzondering van de gedeelten in de badkamer, de keuken en de toiletruimte(n)) binnen twee maanden na betekening van dit vonnis;
3.2.
veroordeel [gedaagde] tot het betalen van een dwangsom van € 50,- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijkft aan de veroordeling onder 3.1 van dit vonnis te voldoen met een maximum van € 10.000,-;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van het onderzoek van geluidconsult b.v. voor een bedrag van € 673,60 te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten te rekenen van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op €4.141,80, te voldoen binnen veertien dagen na betekenis van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten te rekenen van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat,
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis als [gedaagde] deze kosten niet voldoet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. de Vos en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2013. [1]

Voetnoten

1.type: AEdV