ECLI:NL:RBAMS:2013:6909

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
21 oktober 2013
Zaaknummer
C/13/526200 / HA RK 12-354
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2013 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. van Bijsterveld, verzocht de rechtbank om haar te machtigen tot het te gelde maken van een woning die gemeenschappelijk eigendom was van partijen, na hun echtscheiding. De belanghebbende, die niet in de procedure verscheen, was de ex-partner van verzoekster. De rechtbank constateerde dat partijen gehuwd waren geweest en dat het huwelijk was ontbonden. De woning was onderhevig aan een hypothecaire schuld waarvoor beide partijen hoofdelijk aansprakelijk waren. In een eerder echtscheidingsconvenant was overeengekomen dat de woning aan de man zou worden toebedeeld, maar deze afspraak was nooit uitgevoerd.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een eenvoudige gemeenschap en dat op grond van artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek de rechter een deelgenoot kan machtigen om een gemeenschappelijk goed te gelde te maken ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld. De verzoeken van verzoekster werden toegewezen, met uitzondering van het verzoek om de makelaars- en notariskosten voor rekening van de belanghebbende te laten komen, wat werd afgewezen. De rechtbank verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelde de belanghebbende in de proceskosten van verzoekster, die tot dat moment waren begroot op € 1.171,00. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. R.A. Dudok van Heel.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/526200 / HA RK 12-354
Beschikking van 18 juli 2013
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
hierna: [verzoekster],
advocaat mr. K. van Bijsterveld te Amsterdam,
en
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats]
belanghebbende,
hierna: [belanghebbende],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 18 september 2012 ter griffie binnengekomen verzoekschrift met producties;
  • de beschikking van 17 januari 2013, hersteld bij beschikking van 31 januari 2013;
  • het faxbericht van mr. Van Bijsterveld van 28 januari 2013 met één productie;
  • de brief van mr. Van Bijsterveld van 12 februari 2013 met één productie;
  • de brief van mr. Van Bijsterveld van 20 februari 2013 met producties (waaronder het originele exploot van betekening van de deurwaarder van 14 februari 2013 en de aangetekende brief van de deurwaarder van 15 februari 2013 aan [belanghebbende]);
  • de brief van mr. Van Bijsterveld van 8 juli 2013 met producties (waaronder de brief van de Officier van Justitie met daarbij het bewijs van uitreiking van het exploot van betekening met het verzoekschrift aan [belanghebbende]);
  • het faxbericht van mr. Van Bijsterveld van 8 juli 2013;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 juli 2013.
1.2.
Alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is [belanghebbende] niet in de procedure verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Het huwelijk is ontbonden op [datum] door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De woning aan [adres] (hierna de woning) is gemeenschappelijk eigendom van partijen. Op de woning rust een hypothecaire schuld waarvoor beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn.
2.3.
Partijen hebben afspraken omtrent hun echtscheiding vastgelegd in een door hen op 17 januari 2007 ondertekend echtscheidingsconvenant. In het convenant is overeengekomen dat de woning aan de man zou worden toebedeeld en dat de vrouw zou worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de op de woning rustende hypothecaire schuld. Aan deze afspraak is nooit uitvoering gegeven. De man is vertrokken naar [land].
2.4.
Met betrekking tot de woning is door beide partijen aan het [makelaarskantoor] (hierna: de makelaar) een verkoopopdracht gegeven, welke opdracht schriftelijk is vastgelegd op 27 mei 2008. Bij brief van 2 juli 2012 heeft de makelaar geadviseerd de verkoopprijs voor de woning te verlagen naar € 299.000,00.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt primair:
I. haar te machtigen tot het te gelde maken van de woning, ook als dit dient in te houden dat zij ter ondertekening van een koopakte dan wel een machtiging aan de hypotheekverstrekker moet overgaan;
II. te bepalen dat de woning door onderhandse verkoop te gelde zal worden gemaakt tegen een marktconforme koopsom;
III. te bepalen dat voor zover mogelijk de koopsom dient te worden benut ter voldoening van de hypothecaire schuld en de taxatiekosten;
IV. te bepalen dat de makelaarskosten en notariskosten voor rekening van [belanghebbende] komen;
V. [belanghebbende] te veroordelen tot medewerking aan de verkoop en overdracht van de woning, zulks onder de bepaling dat bij gebreke van die medewerking de in dezen te wijzen beschikking de voor verkoop van de eigendomsoverdracht noodzakelijke rechtshandelingen van [belanghebbende] zal vervangen en met de bepaling dat de in dezen te wijzen beschikking in de plaats zal treden van de wilsverklaring van [belanghebbende] en van de akte(n) of een deel daarvan die opgemaakt worden uit hoofde van de in dezen te wijzen beschikking.
Subsidiair verzoekt [verzoekster] dat de rechtbank een voorziening treft en dat [belanghebbende], primair en subsidiair, wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat [belanghebbende] weigert mee te werken aan gemaakte afspraken omtrent de woning, zoals vastgelegd in het convenant. [belanghebbende] voldoet niet aan zijn (hypotheek)verplichtingen met betrekking tot de woning. [verzoekster] kan slechts met moeite voldoen aan de verplichtingen uit de hypothecaire lening. Van [verzoekster] kan niet worden gevergd dat de gemeenschap onverdeeld blijft. Zij wenst de woning te verkopen om met de opbrengst (voor zover mogelijk) de hypothecaire schuld te voldoen.

4.De beoordeling

4.1.
Ter aanzien van de woning en de daarop rustende hypothecaire lening is sprake van een (eenvoudige) gemeenschap. Op grond van artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter een deelgenoot op diens verzoek machtigen een gemeenschappelijk goed te gelde te maken ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld. De verzoeken van [verzoekster] (onder I, II, III en V) zijn derhalve op de wet gegrond en zullen als na te melden worden toegewezen. Er bestaat geen grond te bepalen dat de makelaarskosten en notariskosten voor rekening van [belanghebbende] komen (verzoek onder IV), zodat dit zal worden afgewezen.
4.2.
Aangezien de op grond van artikel 3:174 BW verleende machtiging de deelgenoot (in dit geval [verzoekster]) zelfstandig bevoegd maakt jegens derden, acht de rechtbank het niet nodig te bepalen dat [belanghebbende] zijn medewerking aan de verkoop moet verlenen. Om buiten twijfel te stellen dat [verzoekster] ook bevoegd is [belanghebbende] te vertegenwoordigen, zal dit wel uitdrukkelijk worden bepaald als na te melden.
4.3.
Deze beschikking zal als verzocht uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.4.
De rechtbank ziet aanleiding [belanghebbende] te veroordelen in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van [verzoekster] worden tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 267,00 en
  • salaris advocaat € 904,00 (2 punten tarief II)
Totaal € 1.171,00

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
machtigt [verzoekster] tot het te gelde maken van de woning aan [adres], kadastraal bekend [adres] [kadaster-nummer] (hierna: de woning);
5.2.
bepaalt dat [verzoekster] wordt aangewezen als vertegenwoordiger van [belanghebbende] (als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW), in het bijzonder om, zodra een bod op de woning is uitgebracht waarvan [verzoekster] én [makelaarskantoor]van mening zijn dat dit acceptabel is, (mede) namens [belanghebbende] het bod te aanvaarden en voor het overige (mede namens [belanghebbende]) al datgene te doen wat nodig is om de verkoop en levering van de woning en de afwikkeling van de daaraan verbonden hypothecaire geldlening en de daaraan verbonden kosten, zoals makelaars- en taxatiekosten, te bewerkstelligen;
5.3.
bepaalt dat de koopsom dient te worden benut ter voldoening van de hypothecaire schuld;
5.4.
bepaalt dat een eventueel restant van de hypothecaire schuld alsmede alle kosten verband houdende met de verkoop van de woning (waaronder begrepen de makelaarskosten, eventuele taxatiekosten en de kosten van de notaris, voor zover die niet door de koper worden gedragen) gelijkelijk voor rekening van partijen komen;
5.5.
veroordeelt [belanghebbende] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 1.171,00;
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Dudok van Heel en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2013.