In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, betreft het een verzoekschrift ingediend op 27 september 2013 door de Coöperatieve Rabobank Noord-Gooiland U.A. en Rabohypotheekbank N.V. Het verzoek had betrekking op de onderhandse verkoop van een registergoed, gelegen aan de Tweede Jan Steenstraat 90-H te Amsterdam. De behandeling vond plaats op 22 oktober 2013, waar verschillende partijen aanwezig waren, waaronder de hypotheekdebiteur en meerdere bieders. De hypotheekdebiteur voerde aan dat het onderhandse bod te laag was en verzocht om een nieuwe taxatie van het pand.
Tijdens de zitting gaven meerdere bieders aan bereid te zijn om hogere biedingen uit te brengen. De verzoeksters vroegen om de verkoop aan de hoogste bieder toe te staan. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek tot onderhandse verkoop niet toewijsbaar was, omdat er voldoende bewijs was dat een openbare verkoop waarschijnlijk een betere opbrengst zou opleveren. Dit werd onderbouwd door het feit dat er vier partijen waren die een hoger bod dan € 246.123,00 wilden doen.
De voorzieningenrechter besloot dat een openbare verkoop meer op zijn plaats was en stemde in met het verzoek van de verzoeksters om de datum van de openbare verkoop op 18 november 2013 vast te stellen. De beslissing werd op 25 oktober 2013 openbaar uitgesproken, waarbij de voorzieningenrechter geen aanleiding zag voor een kostenveroordeling.