ECLI:NL:RBAMS:2013:7679

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
FA RK 11-9025
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Marokkaanse echtscheidingsbeschikking en de rechtsmacht van de Nederlandse rechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2013 uitspraak gedaan over de erkenning van een Marokkaanse echtscheidingsbeschikking. De vrouw, verzoekster, had op 2 november 2011 een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank in Nederland, terwijl de man, verweerder, een echtscheidingsprocedure had aangespannen in Marokko. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op de hoogte was van de procedure in Marokko en dat zij op verschillende momenten door het consulaat in Nederland was opgeroepen. De rechtbank oordeelde dat de echtscheiding in Marokko was uitgesproken op basis van duurzame ontwrichting van het huwelijk, wat ook een grond voor echtscheiding is volgens Nederlands recht. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van strijd met de openbare orde en dat de erkenning van de Marokkaanse beschikking niet in strijd was met de Nederlandse rechtsbeginselen. De rechtbank heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding in Nederland, omdat de Marokkaanse rechter rechtsmacht had op basis van de nationaliteit van beide partijen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de omstandigheid dat er geen hoger beroep mogelijk is tegen de Marokkaanse beschikking, geen strijd met de Nederlandse rechtsbeginselen oplevert. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de Marokkaanse echtscheidingsbeschikking in Nederland voor erkenning vatbaar is, waardoor de Nederlandse rechter onbevoegd was om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/503071 / FA RK 11-9025 (RT-RK)
Beschikking van 9 oktober 2013 betreffende erkenning van de Marokkaanse echtscheidingsbeschikking.
in de zaak van:
[naam 1],
wonende te [woonplaats 1],
verzoekende partij,
hierna mede te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Kaouass te Amsterdam,
tegen
[naam 2],
wonende te [woonplaats 2],
verwerende partij,
hierna mede te noemen de man,
advocaat mr. S. Bouddount te Amsterdam.

1.De procedure

Op 2 november 2011 is ter griffie van deze rechtbank een verzoek van de vrouw tot echtscheiding binnen gekomen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken.
De rechtbank is gebleken dat door de man een echtscheidingszaak aanhangig is gemaakt in Marokko.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van de uitspraak in Marokko.
Op 19 december 2012 heeft de rechtbank te Nador, Marokko, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 4 september 2013.
Gehoord zijn: de vrouw en de man bijgestaan door hun advocaten.

2.De feiten

Partijen zijn met elkaar gehuwd te Nador (Marokko) op [datum 1].
Partijen hebben beiden de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
Partijen hebben tezamen het navolgende minderjarige kind:
[naam 3](hierna: [naam 3]), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].

3.Het verzoek van de vrouw

De vrouw verzoekt de echtscheiding uit te spreken en de hoofdverblijfplaats van [naam 3] bij de vrouw te bepalen. Voorts verzoekt de vrouw te bepalen dat de man [naam 3] ieder weekend op zaterdag of zondag van 09:00 tot 17:00 uur bij zich zal hebben. Daarnaast verzoekt zij de man te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 500,- per maand voor de kosten van opvoeding en verzorging van [naam 3] en tot betaling van een bedrag van € 1000,- per maand in de kosten van haar levensonderhoud. Ten slotte verzoekt de vrouw de huwelijksgemeenschap te verdelen.

4.Het verweer van de man en het zelfstandig verzoek

De man verweert zich en verzoekt primair de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek nu hij eerder een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend bij de rechtbank in Marokko. Subsidiair verzoekt de man een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [naam 3] op iedere woensdag van 10:00 tot 21:00 uur, één keer in de veertien dagen op zaterdag of zondag van 10:00 uur tot 21:00 uur en één keer in de veertien dagen een heel weekend van vrijdag 14:00 uur tot en met zondag 21:00 uur. Daarnaast verzoekt hij de vakanties en feestdagen bij helfte te verdelen. Ten aanzien van de kinderalimentatie verzoekt de man deze op een bedrag van € 176,- per maand vast te stellen. Ten slotte verzoekt de man de verdeling en omvang van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen op peildatum 30 juni 2011.

5.De beoordeling

Standpunt vrouw
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is kennis te nemen van het door haar ingediende verzoek tot echtscheiding, nu zij dit verzoek eerder heeft ingediend dan de man zijn verzoek in Marokko. Hierbij verwijst de vrouw naar de beschikking van de rechtbank Nador waaruit blijkt dat de man pas op 14 november 2011 het verzoek tot echtscheidng heeft ingediend, terwijl zij op 12 oktober 2011 haar verzoek heeft ingediend.
De vrouw stelt zich voorts op het standpunt dat geen erkenning kan plaatsvinden van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Nador. De vrouw is van mening dat geen sprake is van ontbinding van het huwelijk nu de echtscheidingsbeschikking niet is ingeschreven door een ambtenaar van de burgerlijke stand te ‘s-Gravenhage. Deze inschrijving is volgens de vrouw vereist omdat haar huwelijk niet in het register van de burgerlijke stand staat ingeschreven. Voorts kan de echtscheidingsbeschikking naar Nederlands recht niet worden erkend, omdat deze in strijd is met de openbare orde. De vrouw is van mening dat de echtscheidingsbeschikking niet tot stand is gekomen na behoorlijke rechtspleging. Hiertoe voert zij aan dat de man bewust een onjuiste woonplaats van de vrouw heeft opgegeven aan de rechtbank Taza en Nador waardoor de vrouw niet op de juiste wijze kon worden opgeroepen. De vrouw heeft gezien dat zich in het dossier een oproep van het consulaat in Amsterdam bevindt, maar stelt dat daar geen adres van haar opstaat en daarmee niet vaststaat dat de oproep haar heeft bereikt. Naar het oordeel van de vrouw heeft de man bewust een woonadres van de vrouw in Marokko opgegeven om zo de bevoegdheid te creëren voor de rechtbank daar. Daarnaast heeft de man nagelaten om de rechtbank in Marokko te informeren over het verzoek tot echtscheiding van de vrouw dat zij reeds op 12 oktober 2011 bij deze rechtbank had ingediend. De vrouw is van mening dat dit een bewuste nalatigheid van de man is geweest, zodat de bevoegdheid van de rechtbank in Marokko niet ter discussie zou komen te staan.
Standpunt man
De man heeft bij zijn verweerschrift gesteld dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek nu hij op 30 juni 2011 - en daarmee eerder dan de vrouw - een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank Taza in Marokko had ingediend. De man stelt dat hij bij de rechtbank Taza te Marokko op 5 oktober 2011 is verschenen en dat hem ter terechtzitting werd medegedeeld dat de rechtbank Taza relatief onbevoegd was. Het verzoekschrift is vervolgens naar de rechtbank Nador verwezen. Het verzoekschrift is op 14 november 2011 bij de rechtbank Nador binnen gekomen.
Ter terechtzitting heeft de man verklaard dat de Marokkaanse echtscheiding op 12 februari 2013 verwerkt is in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Amsterdam (GBA). De man stelt zich op het standpunt dat de Marokkaanse echtscheidingsbeschikking van 19 december 2012 in Nederland voor erkenning vatbaar is en dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw. De man is van mening dat de rechtbank in Marokko bevoegd was kennis te nemen van zijn verzoek op basis van de nationaliteit van partijen en niet op basis van woonplaats van partijen, zoals de vrouw stelt.
Voorts is de man van oordeel dat de vrouw behoorlijk is opgeroepen; de vrouw is naast de oproep in Marokko, ook door het consulaat in Amsterdam opgeroepen in verband met de echtscheidingsprocedure in Marokko. Zelfs wanneer de vrouw niet juist zou zijn opgeroepen, heeft zij tijdig de mogelijkheid gehad om verweer te voeren in de procedure in Marokko. Er is volgens de man wel sprake geweest van een behoorlijke rechtspleging. De man heeft op verschillende data, vóór het uitspreken van de Marokkaanse echtscheidingsbeschikking, stukken aan de rechtbank in Nederland en aan de advocaat van de vrouw doen toekomen waaruit blijkt dat de echtscheidingsprocedure in Marokko gaande was. Dat de vrouw liever een echtscheidingsprocedure in Nederland wilde voeren, dient voor haar eigen risico en rekening te komen. De man stelt zich voorts op het standpunt dat de echtscheiding is uitgesproken op grond van duurzame ontwrichting van het huwelijk, hetgeen naar Nederlands recht eveneens grond is voor echtscheiding. De omstandigheid dat tegen de Marokkaanse echtscheidingsbeschikking geen hoger beroep mogelijk is, maakt niet dat de beschikking in strijd is met de Nederlandse openbare orde.
Overwegingen rechtbank
- Wettelijk kader -
Op grond van artikel 10:57 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een in het buitenland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk in Nederland erkend, indien zij tot stand is gekomen door de beslissing van een rechter of andere autoriteit en indien aan die rechter of andere autoriteit daartoe rechtsmacht toekwam. Op grond van artikel 10:59 BW wordt aan een in het buitenland tot stand gekomen ontbinding van het huwelijk erkenning onthouden indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. Daarvan is sprake als deze evident in strijd is met waarden en normen die de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel worden beschouwd.
- Rechtsmacht -
De vrouw stelt zich op het standpunt dat aan de ontbinding erkenning dient te worden onthouden, aangezien de man een woonadres van de vrouw in Marokko heeft verstrekt aan de rechtbank in Marokko om zo de rechtsmacht te creëren voor de rechtbank aldaar.
Anders dan de vrouw is de rechtbank van oordeel dat de rechtbank in Marokko rechtsmacht toekomt op basis van de nationaliteit van partijen, nu zij beiden de Marokkaanse nationaliteit bezitten. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan hetgeen de vrouw heeft aangevoerd om erkenning aan de ontbinding te onthouden.
-
Geen behoorlijke rechtspleging en strijd met openbare orde -
De vrouw stelt zich voorts op het standpunt dat geen sprake is van behoorlijke rechtspleging omdat zij niet op de juiste wijze is opgeroepen en zich niet heeft kunnen verweren in de procedure in Marokko en dat de echtscheidingsbeschikking in strijd is met de Nederlandse openbare orde.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken blijkt dat een bevel tot betekening is gegeven op 30 juni 2011 om de vrouw in Nederland op te roepen. Voorts is de vrouw op 4 augustus 2011 door het consulaat generaal van Marokko in Nederland opgeroepen. Hiermee staat vast dat getracht is om de vrouw ook in Nederland op te roepen. De stelling van de vrouw dat de man bewust alleen de gegevens van de vrouw in Marokko heeft opgegeven is gelet op het voorgaande onjuist. De vrouw is hiermee op de juiste wijze op de hoogte gesteld van de echtscheidingsprocedure in Marokko. Daarnaast bevinden zich stukken in het dossier, waaronder de beschikking van de voorzieningenrechter d.d. 7 december 2011 en het verweerschrift van de man d.d. 26 januari 2012, waaruit blijkt dat de man een echtscheidingprocedure in Marokko aanhangig had gemaakt. De rechtbank gaat ervan uit dat de vrouw dan ook tijdig op de hoogte was van de procedure in Marokko. Dat de vrouw ervoor heeft gekozen om in Nederland een verzoek in te dienen en zich niet in de procedure in Marokko te verweren, is een keuze die de vrouw heeft gemaakt en dient voor haar rekening te komen. Dat de uitkomst van de beschikking van Marokko voor haar geen gelijkwaardig resultaat oplevert is geen reden om niet tot erkenning over te gaan.
De rechtbank is voorts, anders dan de vrouw, van oordeel dat de beschikking niet in strijd is met de openbare orde nu uit de beschikking blijkt dat de echtscheiding is uitgesproken op grond van duurzame ontwrichting van het huwelijk, hetgeen naar Nederlands recht eveneens grond is voor echtscheiding.
- Strijd met de Nederlandse rechtsbeginselen –
De vrouw stelt zich voorts op het standpunt dat de Marokkaanse echtscheidingsbeschikking niet voor erkenning vatbaar is, nu naar Marokkaans recht geen hoger beroep mogelijk is en dit in strijd is met het beginsel van Nederlands procesrecht waarin alle geschillen in twee instanties moeten worden beslecht.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat tegen een Marokkaanse echtscheidingsbeschikking geen hoger beroep mogelijk is, geen strijd met de Nederlandse rechtsbeginselen oplevert. De vrouw is, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, tijdig in de gelegenheid geweest om als gelijkwaardige partij in de procedure te participeren. Nu de vrouw hiertoe in de gelegenheid is gesteld en er zelf voor heeft gekozen om hier geen gebruik van te maken, is de rechtbank van oordeel dat het feit dat het Marokkaans recht hoger beroep tegen de echtscheidingsbeschikking uitsluit, niet maakt dat in dit geval sprake is van strijd met Nederlandse rechtsbeginselen.
- Inschrijving door een ambtenaar te ’s-Gravenhage-
De vrouw heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking dient te geschieden door een ambtenaar van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage, zoals in artikel 1:21 BW is opgenomen. Nu dit niet is gebeurd, is er volgens haar geen sprake van ontbinding van het huwelijk.
De rechtbank overweegt dat de vraag of naar buitenlands recht een ontbinding van het huwelijk tot stand is gekomen, beoordeeld dient te worden aan de hand van de vereisten die dat buitenlandse recht daaraan stelt. Uit de Marokkaanse wetgeving blijkt niet dat inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand in Nederland vereist is om tot ontbinding van het huwelijk te komen. Artikel 1:21 BW is geen constructief vereiste.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de in Marokko gewezen beschikking in Nederland voor erkenning vatbaar is. Als gevolg daarvan is op grond van artikel 12 van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering de Nederlandse rechter onbevoegd kennis te nemen van het verzoekschrift van de vrouw tot echtscheiding en de daarbij behorende nevenvoorzieningen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd tot kennisneming van het verzoek tot echtscheiding en de verzochte nevenvoorzieningen.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Troost, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R. Khattou, griffier, op 9 oktober 2013.