In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, en verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, welke op 25 juni 2012 door verweerder werd afgewezen. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank. Eiser stelde dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, vooral met betrekking tot zijn psychische klachten die voortvloeien uit een posttraumatische stresstoornis (PTSS). Tijdens de zitting op 10 juli 2013 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts zonder deugdelijke motivering is afgeweken van het medisch oordeel van eisers behandelend psychiater. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat het bestreden besluit onvoldoende was gemotiveerd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 944,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.