ECLI:NL:RBAMS:2013:8400

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
13/665034-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en medeplegen van vrijheidsberoving met dodelijke afloop

Op 5 december 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 januari 2013 te Amsterdam samen met een medeverdachte een 76-jarige man, [persoon 1], heeft overvallen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte en zijn mededader de woning van het slachtoffer binnendrongen met het oogmerk om hem te beroven. Tijdens deze overval werd het slachtoffer met geweld overmeesterd, waarbij hij werd vastgebonden met tape en met een koevoet op zijn hoofd werd geslagen. Het slachtoffer overleed later die dag in het ziekenhuis aan de gevolgen van het toegepaste geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot diefstal voorafgegaan van geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en aan medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van acht jaar. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte en zijn mededader nooit de opzet op de dood van het slachtoffer hadden gehad, maar dat zij wel verantwoordelijk waren voor de fatale afloop van de overval. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn beperkte toerekeningsvatbaarheid, maar vond desondanks een aanzienlijke gevangenisstraf passend en geboden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/665034-13 (Promis)
Datum uitspraak: 5 december 2013
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1991],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA adres],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. V.H. Hammerstein naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, kort samengevat, ten laste gelegd dat hij zich op 9 januari 2013 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. primair:
Medeplegen van doodslag van [persoon 1], gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van een (poging tot) diefstal met geweld en/of afpersing, welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die (poging tot) diefstal en/of afpersing voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of de andere deelnemer straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiar:
Afpersing en/of diefstal met geweld van goederen toebehorende aan [persoon 1], gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl dat feit de dood van die [persoon 1] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair:
Poging tot afpersing en/of diefstal met geweld van goederen toebehorende aan [persoon 1], gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl dat feit de dood van die [persoon 1] ten gevolge heeft gehad;
2. Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [persoon 1], ten gevolge waarvan die [persoon 1] is overleden.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde heeft zij daartoe, onder verwijzing naar haar schriftelijke requisitoir, - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Verdachte en de medeverdachte zijn de woning van [persoon 1] binnengedrongen met het oogmerk het slachtoffer met geweld en/of bedreiging met geweld van zijn geld te beroven.
Verdachte en de medeverdachte hebben bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van dit geweld zou komen te overlijden door, voorzien van tape en een koevoet, de woning van het slachtoffer binnen te dringen om het slachtoffer te overmeesteren en hem vervolgens op de grond onder bedwang te houden door op hem te zitten, zijn hals en/of keel dicht te knijpen, hem met de koevoet tegen zijn hoofd te slaan en zijn armen, benen en mond te tapen.
Uit de rapportage van de patholoog blijkt dat [persoon 1] als gevolg van door verdachte en medeverdachte toegepast geweld, is overleden.
Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader, ook met betrekking tot alle geweldshandelingen. Deze vonden plaats in elkaars bijzijn in de kleine hal van de woning.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op nader in haar pleitaantekeningen omschreven gronden – kort samengevat – op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde alsmede van de strafverzwarende omstandigheid van het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde.
Uit de aard van de gedragingen en de gevolgen kan niet worden afgeleid dat verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin. Weliswaar is er door verdachte en de medeverdachte bruut gehandeld tegen het slachtoffer, maar de geweldshandelingen zijn niet dusdanig geweest dat naar algemene ervaringsregels gezegd kan worden dat als gevolg daarvan de kans aanmerkelijk was dat de dood zou intreden.
Voorts ontbreekt het causaal verband tussen het door de verdachten aangewende geweld en de dood van het slachtoffer. Het is niet waarschijnlijk dat dit geweld de onmisbare schakel is geweest tussen de gebeurtenissen die hebben geleid tot de dood van het slachtoffer, omdat het naar haar aard niet geschikt genoeg is om het fatale letsel te veroorzaken.
Bij wijze van alternatief scenario is bovendien zeker niet uitgesloten dat iemand anders dan verdachte en de medeverdachte, nadat zij de woning hadden verlaten, geweld op het slachtoffer heeft toegepast als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Niet valt uit te sluiten dat mevrouw [persoon 3] hierbij een cruciale en bepalende rol heeft gespeeld.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop deze bewezenverklaring steunt, de overtuiging gekregen, en acht dan ook bewezen, dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals beschreven in rubriek 5. De rechtbank betrekt in haar nadere overwegingen de door de officier van justitie en de raadsvrouw aangevoerde standpunten.
4.3.2.
Nadere bewijsoverwegingen
Feit 1 primair: (voorwaardelijk) opzet op de dood
Voor beoordeling van de vraag of verdachten opzet hadden op de dood van [persoon 1] gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden zoals die zijn weergegeven in de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht aannemelijk dat het verdachte en medeverdachte [persoon 2] aanvankelijk voor ogen stond de beroving zo stil mogelijk en met zo min mogelijk geweld te laten verlopen. Ze hadden het plan opgevat zich voor te doen als de bezorger van een postpakketje, [persoon 1] na opening van de deur te dwingen naar de woonkamer te gaan, hem aldaar onder dwang op de bank te doen plaatsnemen, zijn handen te tapen en vervolgens te dwingen te vertellen waar het geld lag.
Reeds na opening van de deur van de woning door [persoon 1] verloopt de situatie echter anders dan verdachten vooraf hadden bedacht. [persoon 2] duwt [persoon 1] naar achteren. In plaats van achteruit de gang in te gaan komen beiden door de duw ten val in de gang en ontstaat er gelijk paniek. Er gaat met veel lawaai een tafeltje omver. [persoon 1] blijkt zich bovendien flink te verzetten. [persoon 2] gaat bovenop [persoon 1] zitten en drukt hem tegen de grond. Verdachte probeert vervolgens de voeten en handen van [persoon 1] vast te binden met tape. Omdat hij zich blijft verzetten geeft [verdachte] [persoon 1] een schop tegen zijn benen en besluiten verdachten hem ook nog een klap, naar eigen zeggen ‘een tikje’, met een meegenomen koevoet op zijn hoofd te geven. Op aanwijzingen van [verdachte] doet [persoon 2] dit met de bolle kant van de koevoet. De tik met de koevoet heeft een verwonding veroorzaakt bij [persoon 1]. [persoon 1] is hierdoor mogelijk ook buiten bewustzijn geraakt. Dat deze klap echter niet zodanig hard is aangekomen dat dit een bijdrage heeft geleverd aan het inreden van de dood, vindt zijn bevestiging in de rapportage van het NFI. Vervolgens worden de handen, de voeten en de mond van [persoon 1] vastgebonden / dichtgeplakt met tape. De neus wordt vrijgelaten.
Verdachten gaan vervolgens in de woning op zoek naar geld maar kunnen niets vinden en merken al snel dat het niet goed gaat met het slachtoffer. Ze leggen [persoon 1] op zijn zij met een kussentje onder zijn hoofd, halen de tape weg bij zijn mond en verlaten zonder geld gehaast de woning. Ze spoeden zich naar de woning van verdachte [verdachte] om tegen zijn moeder, medeverdachte [persoon 3], te zeggen dat het niet goed gaat met [persoon 1] en dat zij naar de woning van [persoon 1] moet gaan om hem te helpen .
De rechtbank is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden weliswaar kan worden afgeleid dat beide verdachten opzet hadden om geweld uit te oefenen tegen [persoon 1], maar dat daar niet uit volgt dat zij daadwerkelijk de bedoeling - en daarmee ‘boos’ opzet - hadden om [persoon 1] van het leven te beroven.
De rechtbank is voorts, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat uit de aard van de gedragingen van de verdachten en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht ook niet kan worden afgeleid dat de verdachten willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [persoon 1] als gevolg van hun handelen zou komen te overlijden.
Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van hetgeen onder 1 primair is ten laste gelegd.
Feit 1 subsidiair: (poging tot) diefstal
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. Met de officier van justitie en de verdediging stelt de rechtbank vast dat van een voltooide diefstal of afpersing geen sprake is.
Feit 1 meer subsidiair: causaal verband tussen de geweldshandelingen en de dood
Door verdachte en medeverdachte [persoon 2] zijn op 9 januari 2013 tegen [persoon 1] diverse geweldshandelingen toegepast. Eén daarvan vond plaats direct na het openen van de voordeur door [persoon 1]. [verdachte] heeft hierover op 31 januari 2013 bij de politie verklaard dat [persoon 2] [persoon 1], nadat hij hem het pakketje had overhandigd, met twee handen bij de keel greep. Ter terechtzitting zijn beelden van het verhoor van [verdachte] bij de politie getoond waarop hij desgevraagd voordoet wat hij zag dat [persoon 2] deed. De rechtbank heeft op die beelden waargenomen dat [verdachte] daarbij als plaats waar [persoon 2] [persoon 1] heeft vastgepakt, het gebied onderaan de hals, ter hoogte van het sleutelbeen, aanduidt.
In het rapport van het pathologischonderzoek worden door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) bij [persoon 1] onder andere letsels in de hals vastgesteld die passen bij het op deze wijze uitoefenen van geweld. Voorts is door verdachten verklaard dat zij de mond van [persoon 1] met tape hebben afgeplakt. Dit komt overeen met door het NFI vastgestelde letsels in het gelaat van [persoon 1].
Het NFI komt tot de conclusie dat het intreden van de dood van [persoon 1] goed kan worden verklaard door verwikkelingen van het door hen geconstateerde geweld op de hals en het gelaat. De rechtbank neemt deze conclusie van het NFI over. Nu behoudens het door verdachten uitgeoefende geweld op geen enkele wijze van een andere aannemelijke oorzaak voor deze letsels is gebleken, kan het intreden van de dood redelijkerwijs aan verdachte en de medeverdachte worden toegerekend.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Alternatief scenario
De verdediging heeft ter onderbouwing van een alternatief scenario een tijdlijn uitgezet op basis van met name verklaringen van verdachten [verdachte] en [persoon 2] alsmede historische telefoongegevens.. De verdediging komt op basis daarvan tot de conclusie dat medeverdachte [persoon 3] veel meer tijd in de woning van [persoon 1] heeft verbleven alvorens het alarmnummer 112 te bellen, dan door de politie wordt verondersteld.
Zowel bij het volgen van de door de verdediging geconstrueerde tijdslijn als bij die van de politie heeft medeverdachte [persoon 3] gedurende enige tijd in de woning van [persoon 1] verbleven nadat [verdachte] en [persoon 2] deze hadden verlaten. Zelfs indien zou worden uitgegaan van de stelling dat [persoon 3] gedurende langere tijd in de woning verbleef dan door de politie wordt aangenomen, dan nog is geen enkele aanwijzing in het dossier voorhanden, en heeft de verdediging ook geen feiten en omstandigheden genoemd, waaruit blijkt dat [persoon 3] fysiek geweld tegen [persoon 1] heeft gebruikt.
De rechtbank verwerpt het verweer.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. meer subsidiair:
op 09 januari 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een aanzienlijk geldbedrag toebehorende aan [persoon 1], en die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen die [persoon 1], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden, met zijn mededader,
- naar de woning van die [persoon 1] zijn gegaan en
- aldaar hebben aangebeld en
- nadat die [persoon 1] de deur van die woning had geopend met kracht die [persoon 1] die woning hebben ingeduwd en
- die woning zijn binnen gegaan en
- tegen het lichaam van die [persoon 1] hebben geschopt en
- met een koevoet tegen het hoofd van die [persoon 1] hebben geslagen en
- vervolgens met tape de handen en benen van die [persoon 1] hebben vastgebonden en tape over de mond van die [persoon 1] hebben geplakt en
- met kracht met hun handen de hals van die [persoon 1] hebben dicht gedrukt en
- die woning hebben doorzocht,
terwijl dat feit de dood van die [persoon 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
op 09 januari 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [persoon 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader met tape de benen en armen van die [persoon 1] vastgebonden en tape over de mond van die [persoon 1] geplakt.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de bevindingen en conclusies van de psycholoog Haveman van grote invloed dienen te zijn op de strafmaat. Verdachte is enigszins verminderd toerekeningsvatbaar en functioneert op het niveau van een 16-jarige. Dit zou aanleiding moeten zijn om een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan de richtlijn/oriëntatiepunten aanbevelen.
Daarbij dient ook in overweging te worden genomen dat verdachte hulp heeft geboden aan het slachtoffer en snel na zijn aanhouding heeft bekend en meermalen zijn spijt heeft betuigd
Verder heeft verdachte geen strafblad dat meetelt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft tezamen met zijn mededader de 76 jarige [persoon 1] op klaarlichte dag in zijn eigen woning overvallen. Door zich voor te doen als postbezorger weten zij het slachtoffer te bewegen de voordeur te openen. Het slachtoffer wordt vervolgens meteen hardhandig achterover geduwd. Ondanks zijn hoge leeftijd probeert [persoon 1] zich naar vermogen te verweren, maar hij vormt uiteraard geen partij voor de twee jonge daders. Medeverdachte [persoon 2] is bovenop [persoon 1] gaan zitten en nadat hij hem een klap met een meegenomen koevoet op zijn hoofd heeft gegeven staakt [persoon 1] zijn verzet. De handen en benen worden door verdachte vastgebonden en ook zijn mond wordt afgeplakt met een stuk tape. Vervolgens hebben beide daders de woning doorzocht maar daarbij niet het geld aangetroffen dat daar volgens de moeder van verdachte had moeten liggen.
Al spoedig is het vervolgens duidelijk voor de daders dat het niet goed gaat met [persoon 1]. In plaats van medische hulp in te roepen is dit voor hen aanleiding zich zo snel mogelijk uit de voeten te maken. Zij leggen [persoon 1] nog wel eerst op zijn zij maar spoeden zich vervolgens naar de woning van verdachte om daar zijn moeder, medeverdachte [persoon 3] te vragen verder voor het slachtoffer te zorgen.
Als moeder even later arriveert en de hulpdiensten inschakelt blijkt reanimatie echter niet meer mogelijk. Later die avond overlijdt [persoon 1] in het ziekenhuis. Deze zeer beangstigende situatie in zijn huis, heeft [persoon 1] afschuwelijke laatste momenten van zijn leven bezorgd.
Verdachte en zijn mededader hebben de nabestaanden van [persoon 1] onherstelbaar leed bezorgd. Zij ondervinden thans en zullen, naar de ervaring leert, nog gedurende langere tijd te maken krijgen met de nadelige psychische gevolgen van het verlies van hun familielid. Dit is ter zitting door een nicht van [persoon 1] nader toegelicht.
Feiten als het onderhavige veroorzaken bovendien grote maatschappelijke onrust en versterken de in de samenleving aanwezige gevoelens van onrust en onveiligheid.
Hoewel de rechtbank er van uit gaat dat verdachten nooit de opzet op de dood van het slachtoffer hebben gehad, zijn het alleen deze verdachten die, uitsluitend handelend uit geldelijk gewin, verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de kort na de overval ingetreden dood van het slachtoffer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de psycholoog [persoon 4] d.d. 2 april 2013, die tot de conclusie komt dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van [persoon 5], psycholoog, d.d. 29 oktober 2013. Deze komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de zin van een zwakbegaafde intelligentie. Ten tijde van het ten laste gelegde was er naast deze beperking sprake van cannabis afhankelijkheid en alcoholmisbruik. Geadviseerd wordt verdachte voor de ten laste gelegde feiten als ten minste enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank zal -net als de officier van justitie en de raadsvrouwe- dit laatste advies overnemen.
Ten gunste van verdachte neemt de rechtbank de nog jeugdige leeftijd van verdachte in aanmerking alsmede dat uit een uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke ernstige delicten is veroordeeld. Ook betrekt zij hierbij de proceshouding van verdachte, die heeft bekend bij het misdrijf betrokken te zijn geweest.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, bij verdachte geen opzet op de dood van het slachtoffer aanwezig acht, ook niet in voorwaardelijke zin, bestaat er aanleiding tot oplegging van een lagere straf dan geëist.
Desalniettemin is alleen een gevangenisstraf van aanzienlijk duur passend en geboden.
In aansluiting bij de oriëntatiepunten die de rechtbank bij het bepalen van de straf en strafmaat in soortgelijke zaken (overval in een woning met geweld) hanteert, geldt daarbij als uitgangspunt een gevangenisstraf van vijf jaren. Gezien de bijzondere ernst van het misdrijf zoals naar voren komt uit bovengenoemde feiten en omstandigheden, waarbij met name het overlijden van [persoon 1] verdachte zwaar wordt aangerekend, zal de rechtbank verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur.
De rechtbank ziet in de bevindingen van de psycholoog geen aanleiding verdachte een andere of lagere straf op te leggen dan mededader [persoon 2], nu daarvoor de rol van verdachte bij het misdrijf te zeer bepalend en, met name ook in de geweldsuitoefening, vergelijkbaar met die van de mededader is geweest. Bovendien is de mededader slechts op initiatief van verdachte bij de zaak betrokken geraakt.
Verbeurdverklaring
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen: een rol plakband (kleur: grijs).
Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 6], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 meer subsidiair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze conform de vordering op € 7.220,76 (zevenduizend tweehonderdtwintig euro en zesenzeventig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 6]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Verdachte en zijn medeverdachten [persoon 2] en [persoon 3] worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het bedrag.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde:
Poging tot diefstal voorafgegaan van geweld gericht tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en terwijl het feit de dood tot gevolg heeft.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
- een rol plakband (kleur: grijs)
Wijst de vordering van [persoon 6], wonende te [plaats], toe tot € 7.220,76 (zevenduizend tweehonderdtwintig euro en zesenzeventig cent).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 6] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 6], aan de Staat € 7.220,76 (zevenduizend tweehonderdtwintig euro en zesenzeventig cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 71 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een jas (kleur: zwart)
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mrs. J.W. Moors en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2013.
De jongste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.
Bijlage 1
Volledige tekst van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat,
1.
hij op of omstreeks 09 januari 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet
- ( met kracht) op/tegen het lichaam van die [persoon 1] getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of
- ( met kracht) met een breekijzer en/of een koevoet en/of een klauwhamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen het hoofd van die [persoon 1] geslagen en/of
- ( vervolgens) (met tape) de hand(en) en/of be(e)n(en) van die [persoon 1] gekneveld en/of vastgebonden en/of tape over de mond van die [persoon 1] geplakt en/of
- ( met kracht) met zijn/hun hand(en) de keel en/of de hals van die [persoon 1] heeft/hebben dicht geknepen en/of dicht gedrukt en/of dicht geknepen gehouden en/of dicht gedrukt gehouden,
tengevolge waarvan die [persoon 1] is overleden,
welk vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten (poging tot) diefstal met geweld (in vereniging) en/of (poging tot) afpersing (in vereniging), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 09 januari 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld of bedreiging met geweld [persoon 1], heeft gedwongen tot de
afgifte van een (aanmerkelijk) geldbedrag en/of een of meer (andere)
goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft/hebben weggenomen een
(aanmerkelijk) geldbedrag en/of een of meer (andere) goed(eren), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [persoon 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- naar de woning van die [persoon 1] is/zijn gegaan en/of
- ( aldaar) heeft/hebben aangebeld en/of
- ( nadat die [persoon 1] de deur van die woning had geopend) (met kracht) die
[persoon 1] die woning heeft/hebben ingeduwd en/of
- die woning is/zijn binnen gegaan en/of
- ( met kracht) op/tegen het lichaam van die [persoon 1] heeft/hebben getrapt
en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of
- ( met kracht) met een breekijzer en/of een koevoet en/of een klauwhamer,
althans een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen het hoofd van die [persoon 1]
geslagen en/of
- ( vervolgens) (met tape) de hand(en) en/of be(e)n(en) van die [persoon 1]
gekneveld en/of vastgebonden en/of tape over de mond van die [persoon 1]
geplakt en/of
- ( met kracht) met zijn/hun hand(en) de keel en/of de hals van die [persoon 1]
heeft/hebben dicht geknepen en/of dicht gedrukt en/of dicht geknepen gehouden
en/of dicht gedrukt gehouden en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht
terwijl dat feit de dood van die [persoon 1] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 09 januari 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld of bedreiging met geweld [persoon 1], te dwingen tot afgifte van
een (aanzienlijk) geldbedrag en/of een of meer (andere) goed(eren), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [persoon 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening weg te nemen een
(aanzienlijk) geldbedrag en/of een of meer (andere) goed(eren), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, vergezellen en/of te doen volgen van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [persoon 1], te plegen met het
oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit
van het gestolene te verzekeren,
met zijn mededader(s), althans alleen
- naar de woning van die [persoon 1] is/zijn gegaan en/of
- ( aldaar) heeft/hebben aangebeld en/of
- ( nadat die [persoon 1] de deur van die woning had geopend) (met kracht) die
[persoon 1] die woning heeft/hebben ingeduwd en/of
- die woning is/zijn binnen gegaan en/of
- ( met kracht) op/tegen het lichaam van die [persoon 1] heeft/hebben getrapt
en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of
- ( met kracht) met een breekijzer en/of een koevoet en/of een klauwhamer,
althans een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen het hoofd van die [persoon 1]
geslagen en/of
- ( vervolgens) (met tape) de hand(en) en/of be(e)n(en) van die [persoon 1]
gekneveld en/of vastgebonden en/of tape over de mond van die [persoon 1]
geplakt en/of
- ( met kracht) met zijn/hun hand(en) de keel en/of de hals van die [persoon 1]
heeft/hebben dicht geknepen en/of dicht gedrukt en/of dicht geknepen gehouden
en/of dicht gedrukt gehouden en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht
terwijl dat feit de dood van die [persoon 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 09 januari 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 1] wederrechtelijk
van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij,
verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s) (met tape) de be(e)n(en)
en/of arm(en) van die [persoon 1] vastgebonden en/of gekneveld en/of tape over de
mond van die [persoon 1] geplakt
tengevolge waarvan die [persoon 1] is overleden;
Bijlage 2
De bewijsmiddelen.
Met betrekking tot feit 1 meer subsidiair en feit 2:

1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2013007420-8 van 9 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 7] en [persoon 8]. (doorgenummerde p. 1 1 04 e.v.)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 9 januari 2013 om 11:25 uur waren wij op de [adres 1] te [plaats]. Wij zagen een vrouw staan in de gang. Deze vrouw bleek later te zijn genaamd [persoon 3]. Wij zagen in de gang kapotte stenen dan wel porseleinen delen liggen. Wij zagen een man in de gang op de grond liggen. Deze man bleek later te zijn genaamd [persoon 1], geboren op [1936], wonende [adres 1] te [plaats]. De man lag met zijn voeten richting de toegangsdeur. Wij zagen dat zijn polsen aan elkaar getaped waren en dat zijn enkels aan elkaar waren getaped. Wij zagen dat dit met grijskleurig tape was gedaan. Wij zagen dat alle vertrekken overhoop lagen met goederen. Wij zagen dat er in alle vertrekken diverse lades en kastdeuren open stonden. Wij verbalisanten zijn vervolgens begonnen met het reanimeren van het slachtoffer. Hierna is het slachtoffer met een zwakke hartslag vervoerd richting het AMC ziekenhuis.

2. Een geschrift, zijnde een rapport betreffende een pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 12 februari 2013, van het Nederlands Forensisch Instituut. (doorgenummerde p. 2 3 12 e.v.)

Dit rapport houdt onder meer in als de verklaring van Dr. [persoon 9], arts en patholoog en [persoon 10], arts en patholoog:
Overledene: [persoon 1] is overleden in het AMC-ziekenhuis te Amsterdam op
[2013], omstreeks 22:22 uur.
5. Resultaten
Bij sectie op het lichaam van [persoon 1], geboren op [1936], is het navolgende gebleken:
A: Uitwendig
3. Er waren puntvormige bloedinkjes in de bindvliezen van beide ogen, boven- en onderwaarts.
7. In een gebied van circa 12 x 12 cm ter plaatse van de neus, de mond en de kin, was rode vlekkerige huidverkleuring door onderhuidse bloeduitstorting, met plaatselijk onder andere aan de bovenlip oppervlakkige beschadiging.
B: Inwendig
2. Er was een uitgebreide bloeduitstorting in de mondbodemspieren, aan de tong (basis) en in vrijwel de gehele tong en schildklier. Er was uitgebreide bloeduitstorting in de oppervlakkige en diepe halsspieren beiderzijds, van hoog tot laag in de hals. Er was uitgebreide bloeduitstorting om de beide hoorntjes van het strottenhoofd en rondom het gehele tongbeen
4. Er w as een strak gespannen hersenvlies en er was afplatting van de hersenwindingen; de hersenen waren vochtrijk. Er waren tekenen van inklemming.
5. Er waren zware vochtrijke longen.
6. Interpretatie van resultaten
Bij sectie werden letsels in de hals (sub B2) vastgesteld welke bij leven waren ontstaan door inwerking van substantieel uitwendig mechanisch (samen)drukkend, botsend geweld, of een combinatie van deze, aan de hals. Het botsend geweld kan bijvoorbeeld stoten (slaan, vallen, tegen structuren aankomen) omvatten. Samendrukkend geweld (stranguleren) kan bestaan uit manuele strangulatie.
De puntvormige bloedinkjes sub A3 betreffen niet-specifieke begeleidende verschijnselen van geweld op de hals (in het kader van asfyxie).
De letsels aan het gelaat sub A7 waren bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch botsend, (af)drukkend geweld of een combinatie van deze, hetgeen zou kunnen duiden op afdrukken van de mond (smoren) en of neus, hetgeen geleid kan hebben tot belemmering van de luchtwegen met verstikkingseffecten tot gevolg.
De bevindingen sub A3 kunnen (deels) ook hierdoor worden verklaard.
Het intreden van de dood kan goed worden verklaard door verwikkelingen van bovengenoemd geweld op de hals en het gelaat, met verstikkingsinvloeden namelijk zuurstofgebrek en algehele weefselschade tot gevolg. Bevindingen sub B4 en B5 kunnen hiermee goed worden verklaard als verwikkelingen van doorgemaakt zuurstofgebrek.
7. Conclusie
Bij sectie op het lichaam van [persoon 1], 76 jaren oud, kan het intreden van de dood kan goed worden verklaard door verwikkelingen van hevig uitwendig stomp mechanisch geweld op de hals en het gelaat.

2. Een proces-verbaal met nummer 2013007420 van 31 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 11] en [persoon 12] (doorgenummerde p. 6 2 09 e.v.)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de verklaring van [verdachte], zakelijk weergegeven:
Mijn moeder was goed bevriend met [persoon 1] die overleden is. Mijn moeder zei tegen mij dat [persoon 1] veel geld had. [persoon 1] zei tegen mijn moeder dat het 50.000 euro was.
Ik ben naar die vriend gegaan. Ik zei wil je mee, nadat ik hem verteld had dat ik wist dat iemand veel geld had. Hij zei gewoon ja. We wilden eerst inbreken. Toen zijn we met zijn tweeën gegaan.
We zouden doen alsof we een pakketje kwamen brengen van de post. We hadden afgesproken dat die vriend zou aanbellen. Mijn vriend heeft aangebeld en gaf het pakketje aan [persoon 1]. Toen keek [persoon 1] naar het pakketje, die vriend pakte [persoon 1] toen bij zijn keel. Ik zag dat mijn vriend met twee handen greep naar de keel van [persoon 1]. Ik zag dat mijn vriend [persoon 1] naar binnen duwde. Ik hoorde daarna een bonk. Ik ben toen ook naar binnen gegaan.
Toen ik binnen kwam zag ik [persoon 1] op de grond liggen. Ik zag dat [persoon 1] op zijn rug lag en dat mijn vriend beide handen om de keel van [persoon 1] had. Mijn vriend zat bovenop [persoon 1].
Ik heb de voordeur dicht gedaan zodat niemand ons zag. De gang was heel smal. Ik zag dat [persoon 1] begon te trappelen met zijn benen. Ik heb [persoon 1] hierop een schop gegeven. Ik denk dat ik tegen zijn benen heb geschopt. Ik heb [persoon 1] daarna getaped. Ik had de tape meegenomen. We waren al van plan om [persoon 1] te tapen. Ik heb eerst zijn benen, daarna zijn handen en daarna zijn mond getaped. Een paar slagen om zijn enkels en om zijn polsen. Ik heb de benen en handen van [persoon 1] met kracht vast getaped omdat hij tegenspartelde. Mijn vriend zat al die tijd nog steeds op [persoon 1]. Toen zag ik dat die vriend van mij een slaande beweging wilde maken naar [persoon 1] met de koevoet. Ik zag dat hij wilde slaan met de kromme kant van de koevoet met de tanden naar beneden. Ik zei tegen mijn vriend. Ben je gek doe het gewoon met die andere kant en dan een zacht tikkie. Ik bedoelde daarmee dat hij een klap moest geven met het bolle gedeelte van de koevoet. Mijn vriend draaide toen de koevoet en gaf [persoon 1] een tikje bovenop zijn hoofd. Ik zag dat [persoon 1] zijn ogen dicht gingen alsof hij in slaap viel. Ik heb vervolgens tape over [persoon 1's] mond geplakt. Ik heb hem om zijn hoofd heen getaped. Ongeveer vijf keer. Ik heb zijn neus vrij gelaten.
Ik hoorde mijn vriend zeggen, zoek die geld zoek die geld.
Ik ben toen eerst naar de kast gegaan waar mijn moeder het over had. Ik had gekeken maar had het niet gezien.
Mijn moeder had het er ook over dat hij wel eens geld in een pan had in de keuken. Ik ben daar overal gaan kijken maar kon niks vinden. Toen ging ik naar zijn slaapkamer. Maar daar was ook niks. Toen keek ik onder zijn bed. Ik zag een grote koffer. Ik wilde hem openbreken met de koevoet.
Mijn vriend was in de tussentijd ook aan het zoeken. Ik zei wel tegen hem waar hij moest zoeken. Ik noemde de plaatsen die mijn moeder had verteld.
Ik keek naar [persoon 1] en zag en hoorde dat hij een snurkend geluid maakte. Ik zag ook dat [persoon 1] bloedde aan zijn hoofd. Ik heb toen de tape van zijn mond/hoofd afgehaald en heb [persoon 1] in een stabiele zijligging gelegd waarbij ik zijn hoofd omhoog heb gedaan zodat hij beter kon ademen. De rol tape ben ik vergeten.
We zijn via de tuin weg gegaan. Ik heb de sleutel meegenomen. De deur heb ik van buiten op slot gedaan.
Wij zijn meteen naar mijn huis gegaan.
We waren in paniek omdat het allemaal uit de hand was gelopen. Het was onze bedoeling niet dat het zo zou gaan. We zouden het eerst met een stukje hout doen, die tik geven, zodat hij even knock out zou gaan. Ik wilde absoluut niet dat hij dood zou gaan.
Ik heb tegen mijn moeder gezegd wat er was gebeurd. Mijn moeder is toen naar [persoon 1] gegaan. Ik heb haar de sleutel gegeven van het huis van [persoon 1]. Ik zei dat ze naar [persoon 1] moest gaan om hem te helpen.

3. Een proces-verbaal van verhoor van [persoon 2] d.d. 26 augustus 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Ik ben betrokken geweest bij het incident.
[verdachte] belde mij een paar dagen eerder op en hij vroeg of ik langskwam, want hij wist hoe wij aan geld konden komen. Ik ben toen nog diezelfde avond naar hem toe gegaan.
In de woning was ook zijn moeder en [persoon 13] aanwezig. De moeder vertelde dat zij iemand kende die veel geld had liggen.
Rond acht uur stond ik weer bij zijn huis. Ik wou graag dat er geen slachtoffers vielen; ik wilde wel het geld van die man. Toen zijn [verdachte] en ik die kant opgegaan.
Ik heb aangeklopt. Toen die man de deur opendeed heb ik hem naar binnen geduwd. Het was de bedoeling dat ik achter hem aan zou lopen. Hij struikelde echter en viel met zijn rug op de grond. Ik ben toen met hem mee gestruikeld. Ik kwam als het ware bovenop hem te zitten. Ik heb toen met mijn handen op zijn borstkas geduwd om hem tegen de grond te houden. Die man verzette zich heftig en trapte nog een kastje om. Dat maakte nogal herrie. Toen kwam [verdachte] naar binnen. Het voelde toen alsof [verdachte] die man een schop gaf. Die man stopte toen ook met zijn verzet. [verdachte] zei toen: “Geef hem een tik met de koevoet en doe dat met de bolle kant”. Ik zag dat de man kennelijk duizelig werd en toen ben ik opgestaan. Ik ben de woonkamer ingelopen en ben toen naar het geld gaan zoeken.
De moeder van [verdachte] had gezegd dat het geld onder in een kast lag die links in de woonkamer stond. Ik heb wel gezocht maar kon niets vinden.
Het was nooit de bedoeling geweest om op deze manier naar binnen te gaan. Ik heb de halve kast leeggehaald. [verdachte] heeft ook gezocht, ook in de slaapkamer. Ook [verdachte] kon het niet vinden. Hij is toen richting de keuken gegaan.
De moeder van [verdachte] had namelijk gezegd dat die man een portemonnee in een pan bewaarde. [verdachte] heeft die portemonnee ook gevonden maar daar zat niets in. [verdachte] liep toen terug in de richting van die man. Die meneer ademde nog en lag op zijn rug. [verdachte] heeft hem toen in een zijligging gelegd. We zijn via de achterdeur weggegaan. [verdachte] heeft de sleutel meegenomen en wij hebben de deur op slot gedaan.
Wij zijn toen naar het huis van [verdachte] gelopen. De moeder van [verdachte] kwam naar beneden en keek nog waziger dan toen wij weggingen. [verdachte] en ik zeiden dat ze die kant op moest gaan omdat die man daar lag en dat het misschien niet goed met hem ging. Wij hebben toen de sleutel van die achterdeur aan de moeder van [verdachte] gegeven.
De afspraak was dat wij naar binnen zouden gaan en die man onder dwang op de bank zouden laten plaatsnemen en hem dan naar dat geld zouden vragen. Omdat die man viel is het allemaal anders gelopen.
In de kelder hebben wij samen de spullen bij elkaar gepakt. Wij zijn toen naar boven gegaan. In de keuken hebben wij die spullen in onze jaszakken gedaan. De spullen die wij meenamen waren een breekijzer, bivakmutsen en een rol ducttape. Het was de bedoeling dat wij, zodra die man op de bank zou zitten, zijn handen zouden tapen.
[verdachte] wist in welk huis die man woonde. Bij de bespreking die ochtend voor het incident is ook besproken om die man vast te tapen, nadat hij op de bank moest gaan zitten.

4. De eigen waarneming van de rechtbank zoals gedaan ter terechtzitting van 21 november 2013, inhoudende:

Ter terechtzitting zijn beelden van het verhoor van [verdachte] bij de politie getoond waarop hij, [verdachte] desgevraagd voordoet wat hij zag dat [persoon 2] deed. De rechtbank heeft op die beelden waargenomen dat [verdachte] daarbij als plaats waar [persoon 2] [persoon 1] heeft vastgepakt, het gebied onderaan de hals, ter hoogte van het sleutelbeen, aanduidt.