Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het vonnis in incident van 20 maart 2013 met de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens conclusie van repliek in conventie, met producties;
- de conclusie van dupliek tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
2.De feiten
Price– just to confirm, as we agreed last week the price of a nail polish for you will be 3.5€ (…)
Contract– I’m sending you a base for a contract attached. (…) We can also talk about those points you mentioned before:
DISTRIBUTION AGREEMENT
L’OREAL»)
DISTRIBUTOR») (…)
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
the L’Oréal local subsidiary”
)onvoldoende ter onderbouwing van de stelling dat [bedrijfsnaam] reeds een overeenkomst met L'Oréal Nederland had. Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat het concept contract de voortzetting betekende van een reeds bestaande overeenkomst tussen [bedrijfsnaam] en L'Oréal Nederland. Bovendien is het voorstel als bijlage gevoegd bij een e-mail van [naam 5] van L'Oréal Belgilux en niet ter hand gesteld door L'Oréal Nederland. Nu voorts het voorstel aan [bedrijfsnaam] is gedaan enige tijd ná de overname door L’Oréal van Essie in 2010 valt evenmin in te zien dat [bedrijfsnaam] op grond van dit voorstel er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat L'Oréal Nederland voordien reeds haar contractspartij was. Dit zou anders liggen ingeval [bedrijfsnaam] aan de hand van feiten en omstandigheden die voordien hadden plaatsgevonden concreet had kunnen maken dat het vertrouwen was gewekt dat [bedrijfsnaam] met L'Oréal Nederland een overeenkomst had. Zoals reeds uit het voorgaande blijkt heeft [bedrijfsnaam] daartoe onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld. Dat L'Oréal Nederland voor 100% een dochter is van L'Oréal SA maakt verder niet dat enige overeenkomst van L'Oréal SA over is gegaan op L'Oréal Nederland, althans dat [bedrijfsnaam] hieruit kon afleiden dat L'Oréal Nederland haar contractspartner was.