ECLI:NL:RBAMS:2013:8473

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
13 december 2013
Zaaknummer
AWB-13_6515
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergunning voor kansspelautomaten in horecabedrijf door burgemeester wegens laagdrempeligheid door waterpijp aanbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een horecabedrijf, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn vergunning voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten door het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Amsterdam. De burgemeester had de vergunning ingetrokken omdat het horecabedrijf niet meer voldeed aan de eisen van een hoogdrempelige inrichting, aangezien het aanbieden van waterpijpen een zelfstandige stroom van bezoekers trok. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 29 november 2013, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunning op 15 mei 2013 was verleend, maar dat uit controle was gebleken dat de inrichting niet voldeed aan de vereisten voor hoogdrempelige inrichtingen. De voorzieningenrechter heeft de relevante artikelen van de Wet op de kansspelen (Wok) besproken en geconcludeerd dat het aanbieden van waterpijpen een zelfstandige betekenis heeft, waardoor de inrichting als laagdrempelig moet worden gekwalificeerd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van verzoeker tegen de intrekking van de vergunning weinig kans van slagen had. Er werd geen proceskostenveroordeling of teruggave van het griffierecht opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/6515

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker],

te [vestigingsplaats], verzoeker,
(gemachtigde: mr. R.J. Ouderdorp),
en
Het Dagelijks bestuur van het Stadsdeel [stadsdeel] van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
(gemachtigde: mr. E.R. Slot).

Procesverloop

Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoeker ingediende bezwaar tegen het besluit van verweerder van 25 september 2013.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 november 2013.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verzoeker is verder nog zijn neef verschenen die heeft getolkt. Verweerder is vertegenwoordigd door de gemachtigde en [persoon1]. De voorzieningenrechter heeft ter zitting partijen nog de gelegenheid gegeven over en weer schriftelijk informatie te wisselen. Nadat verzoekers dit hebben gedaan hebben zij de voorzieningenrechter toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen, waarna de voorzieningenrechter het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

Inleidende bepaling
1.1 Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Besluitvorming van verweerder
2.1 Verzoeker exploiteert een horecabedrijf aan de [adres1] te [vestigingsplaats]. Aan verzoeker heeft verweerder op 15 mei 2013 een aanwezigheidsvergunning verstrekt voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten. Verweerder heeft die vergunning bij het thans bestreden besluit van 25 september 2013 ingetrokken. Verweerder gaat er daarbij van uit dat verzoeker een vergunning is verleend voor hoogdrempelige inrichting waarvoor het was toegestaan twee kansspelautomaten te hebben. Inmiddels is gebleken uit controle dat verzoekers horecabedrijf niet aan de vereisten van een hoogdrempelige inrichting voldoet. Verzoeker biedt andere activiteiten aan, namelijk het roken van waterpijp, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend. Verweerder heeft onder andere verwezen naar artikel 30, aanhef en onder d, van de Wet op de kansspelen (Wok) en de Memorie van Toelichting op deze wet.
2.2. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn vergunning en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.
Wettelijk kader
3.
Ingevolge artikel 30f, tweede lid, onder a, van de Wet op de kansspelen (Wok) kan de vergunning worden ingetrokken indien de vergunninghouder de bij of krachtens deze Titel vastgestelde bepalingen heeft overtreden; (…).
Ingevolge artikel 30c, eerste lid, onder a, van de Wok kan de vergunning slechts worden verleend, indien zij betreft het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting.
Ingevolge artikel 30, aanhef en onder d, van de Wok wordt verstaan onder een hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend:
1°. waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend en
2°. waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4.1
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder verzoekers inrichting terecht als laagdrempelige inrichting heeft aangemerkt. Verzoeker is van mening dat zijn inrichting hoogdrempelig is.
4.2.
Volgens de Memorie van Toelichting over dit onderwerp wordt met het vereiste dat in de inrichting geen andere activiteiten plaatsvinden waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend, bedoeld dat enkel in cafés en restaurants kansspelautomaten mogen worden opgesteld. Een café is een inrichting die door het publiek in de eerste plaats wordt bezocht voor het nuttigen van alcoholhoudende drank. Indien in een café nog andere activiteiten plaatsvinden, waaraan zelfstandige betekenis kan worden toegekend, dan wordt de inrichting alsnog als laagdrempelige inrichting gekwalificeerd. Zelfstandige betekenis houdt in dat de activiteit niet uitsluitend ter ondersteuning van het cafébezoek dient en een zelfstandige stroom van bezoekers trekt (Memorie van Toelichting, Vergaderjaar 1997-1998, Kamerstuk 25727 nr. 3 p 21/22).
4.3
Het geschil spitst zich toe op de vraag of verzoeker door het aanbieden van waterpijpen een zelfstandige stroom van bezoekers trekt, waardoor niet meer wordt voldaan aan het vereiste van een hoogdrempelige inrichting. Niet in geschil is dat verzoeker vijftien waterpijpen in zijn bedrijf heeft en deze tegen betaling aanbiedt aan zijn klanten.
Naar oordeel van de voorzieningenrechter is het aantal waterpijpen zo substantieel dat het roken ervan niet uitsluitend ter ondersteuning van het cafébezoek kan dienen. Aan het roken van waterpijp dient dan ook een zelfstandige betekenis te worden toegekend, die inhoudt dat het roken niet uitsluitend dient ter ondersteuning van het cafébezoek en een zelfstandige stroom van bezoekers trekt. Dit betekent dat verzoeker geen hoogdrempelige inrichting exploiteert. Verweerder is dan ook bevoegd de vergunning in te trekken.
4.4
Het feit dat verzoeker zich via “facebook” niet als zodanig met de waterpijpen profileert doet er niet aan af dat de inrichting van verzoeker als laagdrempelig moet worden beschouwd. Het gaat er immers om dat aan het roken van waterpijp, nu het gaat om 15 waterpijpen, een zelfstandige betekenis kan worden toegekend. Dat uit verzoekers enquête zou blijken niemand uitsluitend voor het roken van waterpijp komt, wil niet zeggen dat daarmee geen zelfstandige bezoekersstroom wordt getrokken. Het is mogelijk dat iedereen die voor het roken van waterpijp komt dat wil combineren met het nuttigen van een consumptie.
4.5
De vergelijking met het roken van sigaretten en de verkoop daarvan in een café gaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op. Doorgaans zullen sigarettenrokers hun rookwaar meebrengen naar het café en dan al naar gelang de situatie binnen of buiten roken. Dat de verkoop van sigaretten in een café een zelfstandige stroom van bezoekers trekt is niet aannemelijk.
4.6
Dat de activiteiten niet in belangrijke mate op personen van achttien jaar en ouder zijn gericht is pas aan de orde als een in beginsel hoogdrempelige inrichting, zoals een café, dat zich met zijn activiteiten op bijvoorbeeld scholieren richt. Dat is hier niet het geval nu verzoekers inrichting al om andere reden niet meer als hoogdrempelig wordt gekwalificeerd.
4.7
Verzoeker heeft er nog op gewezen dat het café [naam café1] in het [stadsdeel1] over een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten beschikt, terwijl daar tevens het roken van waterpijp mogelijk is. Verzoeker is van mening dat verweerder gelijke gevallen ongelijk behandelt. Verweerder heeft daarover bij brief van 3 december 2013 meegedeeld dat aan café [naam café1] ten onrechte een aanwezigheidsvergunning is verleend nu dit café zowel waterpijp kan worden gerookt als maaltijden kunnen worden genuttigd die niet uit drie componenten bestaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hoeft verweerder in het bestaan van die onrechtmatige situatie geen aanleiding te zien om ook in verzoekers inrichting een onrechtmatige situatie te dulden. Verzoekers beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft dan ook geen kans van slagen.
4.8
Gelet op het voorgaande heeft het bezwaar van verzoeker tegen de intrekking van zijn aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten vooralsnog weinig kans van slagen. Het verzoek zal om die reden worden afgewezen.
4.9
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en een teruggave van het griffierecht door verweer.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.E. Mildner, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2013.
de griffier
de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D:
SB
Coll: MvdV