ECLI:NL:RBAMS:2013:8666

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
AWB-13_6700
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking WOB-dossier

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T. de Heer, had een verzoek ingediend tot openbaarmaking van een dossier dat verband hield met de treiteraanpak van het gezin [achternaam]. Dit verzoek volgde op een eerder besluit van de burgemeester van Amsterdam, dat op 30 oktober 2013 was genomen, waarin het verzoek om volledige openbaarmaking van het dossier werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 december 2013, waarbij ook de gemachtigde van de burgemeester, S. Gün, aanwezig was.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen gekeken naar de noodzaak van een voorlopige voorziening op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierbij werd een belangenafweging gemaakt tussen het belang van verzoeker bij onmiddellijke openbaarmaking en de belangen die de burgemeester had om openbaarmaking te weigeren, zoals de bescherming van bijzondere persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de openbaarmaking van het dossier onomkeerbare gevolgen zou hebben, aangezien het niet alleen om inzage voor verzoeker ging, maar om een bredere openbaarmaking voor het publiek.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat verzoeker geen zwaarwegend spoedeisend belang had gesteld dat de onmiddellijke openbaarmaking rechtvaardigde. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook gerechtvaardigd, en de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten of teruggave van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/6700

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2013 in de zaak tussen

[verzoeker], te[woonplaats], verzoeker
(gemachtigde mr. T. de Heer),
en
de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde S. Gün).

Procesverloop

Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoeker ingediende bezwaar tegen het besluit van verweerder van 30 oktober 2013 (bestreden besluit).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 december 2013.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Aan de zijde van verweerder is verder nog verschenen[naam1].

Overwegingen

1.
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2.
Verweerder heeft bij het thans bestreden besluit het verzoek van 28 augustus 2013 om gehele openbaarmaking van het dossier omtrent de treiteraanpak betreffende het gezin [achternaam] c.s. afgewezen. Verweerder heeft hieronder tevens begrepen de verslagen van de vergaderingen van het “Top Tien Team” en de stukken van de staf van de burgemeester waarin het gezin is besproken. Verweerder heeft daarbij gewezen op een aantal weigeringsgronden genoemd in de artikelen 10 en 11 van de Wet openbaarheid van bestuur (de Wob) zoals, bijzondere persoonsgegevens, opsporing en vervolging van strafbare feiten, de belangen van inspectie controle en toezicht, persoonlijke levenssfeer, onevenredige benadeling en intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen.
3.
Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Verzoeker wenst openbaarmaking van het dossier, omdat het dossier van belang is bij het hoger beroep tegen de huisuitzetting van de familie [achternaam].
4.1
De voorzieningenrechter heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de niet gelakte versie van het dossier.
4.2
Het gaat hier om een omvangrijk dossier van 72 documenten van meerdere pagina’s, waarvan het merendeel (schatterderwijs 90%) is weggelakt. Verweerder heeft per document vermeld waarom het betreffende document niet openbaar wordt gemaakt. Per document heeft verweerder daarvoor verschillende weigeringsgronden uit de Wob genoemd die elk afzonderlijk op hun houdbaarheid beoordeeld moeten worden. Indien één daarvan standhoudt staat dit de openbaarmaking van het document in de weg. Daarbij komt dat het hier een voorlopige voorzieningen procedure betreft, die zich niet leent voor een oordeel over de vraag of verweerder terecht de gehele openbaarmaking heeft geweigerd. De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een afweging van de betrokken belangen.
4.3
Toewijzing van het verzoek zal tot onomkeerbare gevolgen leiden. Het gaat bij de Wob immers niet om inzage in het dossier te geven aan verzoeker, maar om openbaarmaking voor een ieder, wat niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Het moet dus gaan om een zwaarwegend belang waardoor er niet gewacht kan worden op openbaarmaking voor het publiek. Voor het treffen van een voorlopige voorziening, bestaande in een opdracht aan het bestuursorgaan om de gevraagde informatie openbaar te maken, is dan ook alleen aanleiding als een zwaarwegend spoedeisend belang daartoe noopt. Een dergelijk spoedeisend belang heeft verzoeker niet gesteld, het ging hem immers om een hoger beroepsprocedure waarvoor de gevraagde informatie in zijn visie nuttig is. Verweerder heeft daarentegen een aantal weigeringsgronden gesteld, genoemd in artikel 10 en 11 van de Wob die zich nu juist verzetten tegen openbaarmaking in de zin van de Wob. De voorzieningenrechter acht gelet op het voorgaande het treffen van een voorlopige voorziening dan ook niet noodzakelijk. De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook afwijzen.
5.
Voor een vergoeding van de proceskosten of een teruggave van het griffierecht door verweerder ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, voorzieningenrechter,
in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2013.
de griffier
de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D:
SB
Coll:KvdB