In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 13 maart 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechter mr. J.L. Hillenius, ingediend door de verdachte in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter blijk had gegeven van vooringenomenheid door de zaak voort te zetten zonder de opgeroepen deskundige, de heer R.D. Barbier, te horen. De verdachte was gedagvaard voor de politierechter en werd verdacht van bedreiging. Tijdens de zitting op 5 februari 2013 had de rechter besloten om de zaak niet opnieuw aan te houden, ondanks het niet verschijnen van de deskundige. De rechter merkte op dat de officier van justitie slechts een voorwaardelijke geldboete zou vorderen en dat de afdoening van de zaak al lang duurde. De raadsman van de verdachte stelde dat de rechter partijdig was en dat het verzoek tot wraking toegewezen moest worden.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De kamer oordeelde dat de rechter een belangenafweging had gemaakt en dat zijn beslissing om de zaak voort te zetten niet betekende dat hij partijdig was of dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze vrees objectief gerechtvaardigd maken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter en dat de beslissing om de zaak voort te zetten niet kon worden gezien als een indicatie van vooringenomenheid. De rechtbank besloot dat het verzoek tot wraking werd afgewezen en dat de procedure in de stand werd voortgezet waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het verzoek.