ECLI:NL:RBAMS:2013:8730

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
HA RK 13-31
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid van de rechter

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 13 maart 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechter mr. J.L. Hillenius, ingediend door de verdachte in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter blijk had gegeven van vooringenomenheid door de zaak voort te zetten zonder de opgeroepen deskundige, de heer R.D. Barbier, te horen. De verdachte was gedagvaard voor de politierechter en werd verdacht van bedreiging. Tijdens de zitting op 5 februari 2013 had de rechter besloten om de zaak niet opnieuw aan te houden, ondanks het niet verschijnen van de deskundige. De rechter merkte op dat de officier van justitie slechts een voorwaardelijke geldboete zou vorderen en dat de afdoening van de zaak al lang duurde. De raadsman van de verdachte stelde dat de rechter partijdig was en dat het verzoek tot wraking toegewezen moest worden.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De kamer oordeelde dat de rechter een belangenafweging had gemaakt en dat zijn beslissing om de zaak voort te zetten niet betekende dat hij partijdig was of dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze vrees objectief gerechtvaardigd maken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter en dat de beslissing om de zaak voort te zetten niet kon worden gezien als een indicatie van vooringenomenheid. De rechtbank besloot dat het verzoek tot wraking werd afgewezen en dat de procedure in de stand werd voortgezet waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 12 februari 2013 ingekomen en onder rekestnummer HA RK 13-31 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [adres],
raadsman mr. F.M.M.M. Vogels, advocaat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. J.L. Hillenius, rechter, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, hierna ook: de rechter.
Verloop van de procedure
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • een proces-verbaal terechtzitting van de politierechter d.d. 5 februari 2013 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
  • de schriftelijke reactie van de rechter d.d. 20 februari 2013 op het ingediende wrakingsverzoek, waaruit blijkt dat de rechter niet in de wraking berust;
  • een afschrift van het e-mailbericht van officier van justitie mr. F.E.A. Duyvendak d.d. 25 februari 2013, waarin hij onder meer heeft aangegeven niet in de gelegenheid te zijn ter zitting van de wrakingskamer te verschijnen;
  • een schriftelijk bericht van mr. Vogels aan de heer R.D. Barbier d.d. 15 februari 2013.
Het verzoek is voorts behandeld ter openbare terechtzitting van 27 februari 2013, alwaar verzoeker, zijn raadsman en de rechter zijn gehoord.
De uitspraak is voorts bepaald op 13 maart 2013.

1.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
- verzoeker is als verdachte in de zaak met parketnummer 13/198448-10 gedagvaard voor de politierechter van de rechtbank Amsterdam en wordt kort gezegd verdacht van bedreiging;
- in bovenvermelde strafzaak hebben politierechterzittingen plaatsgevonden op 6 december 2010, 23 augustus 2011 en laatstelijk op 5 februari 2013;
- tegen de terechtzitting van 5 februari 2013 is de heer R.D. Barbier opgeroepen teneinde als deskundige op te treden in de zaak tegen verzoeker;
- de heer Barbier is niet ter terechtzitting van 5 februari 2013 verschenen.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende ter zitting mondeling toegelichte gronden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid jegens verzoeker. Op de zitting van 5 februari 2013 heeft de rechter besloten om de zaak voort te zetten zonder dat de opgeroepen doch niet verschenen deskundige Barbier is gehoord. Daarbij heeft de rechter opgemerkt dat de officier van justitie voornemens is slechts een voorwaardelijke geldboete te vorderen en dat de afdoening van de zaak al lang duurt. De rechter heeft voorts gezegd dat verzoeker ‘altijd nog de mogelijkheid heeft tot hoger beroep’.
Verzoeker heeft groot belang om niet veroordeeld te worden aangezien hij in de toekomst graag als portier aan de slag wil. De deskundige zou zich in het kader van de strafbaarheid uitgelaten kunnen hebben over de toerekenbaarheid van verzoeker. Het verzoek tot wraking dient dan ook te worden toegewezen omdat de rechter blijk heeft gegeven van partijdigheid, aldus de raadsman.

3.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. Onderhavige strafzaak betreft een relatief licht strafbaar feit maar loopt desondanks al geruime tijd. De zaak is meerdere keren aangehouden en deskundige Barbier – hoewel op de juiste wijze opgeroepen – is tweemaal niet ter zitting verschenen. De beslissing om de zaak niet opnieuw aan te houden teneinde deze deskundige wederom op te roepen, is slechts een beslissing geweest in het kader van de spoedige voortgang van de zaak. Er is geen sprake van dat de rechter zich op enig moment heeft aangesloten bij een door de officier van justitie geopperde vordering tot strafoplegging, dan wel dat hij zich anders heeft uitgelaten over het strafbare feit, de strafbaarheid van de verdachte en de eventueel op te leggen straf. Als reactie op de verontwaardiging van de raadsman ter zitting heeft de rechter hem enkel gewezen op het recht tot het instellen van hoger beroep. Van vooringenomenheid jegens verzoeker is geen sprake geweest, aldus de rechter.

4.Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft zich in voornoemd e-mailbericht op het standpunt gesteld dat hem op de terechtzitting van 5 februari 2013 van vooringenomenheid van de rechter niets is gebleken.

5.De beoordeling van het verzoek

Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
Het gesloten systeem van rechtsmiddelen biedt geen ruimte voor een beoordeling van de juistheid van een van de door de rechtbank genomen beslissingen. Grond voor wraking bestaat alleen als deze beslissingen feiten opleveren waarvoor geen andere redelijke verklaring kan worden gegeven dan dat deze voortvloeien uit vooringenomenheid van de rechter.
De wrakingskamer constateert dat de rechter in onderhavige strafzaak ter zitting van 5 februari 2013 een belangenafweging heeft gemaakt. Hij heeft daarbij het belang van een voortvarende afdoening van de zaak mede in het licht van de (relatieve geringe) ernst van de zaak afgewogen tegen het gestelde belang van de verdachte.
Door zijn beslissing om de zaak niet opnieuw aan te houden voor het nogmaals oproepen van de deskundige, is de rechter naar het oordeel van de wrakingskamer op geen enkele wijze vooruitgelopen op een later te nemen beslissing ten aanzien van de schuld of strafbaarheid van de verdachte, de strafbaarheid van het feit en/of een eventueel op te leggen straf. In ieder geval kan hieruit niet worden afgeleid dat de rechter partijdig was jegens verzoeker. De wrakingskamer is voorts van oordeel dat door deze beslissing evenmin bij verzoeker een objectief gerechtvaardigde vrees kan zijn ontstaan dat er sprake is van een vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking
  • bepaalt dat de zaak wordt voortgezet in de stand waarin de procedure zich
Aldus gegeven door mr. G.H. Marcus voorzitter, mrs. C.W. Bianchi en Th.J.M. Gijsberts, rechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2013 in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier.
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.