In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek dat is ingediend door verzoekers op 26 september 2013 tegen mr. O.J. van Leeuwen, kantonrechter te Amsterdam. Verzoekers stellen dat de rechter vooringenomen is jegens hen, gebaseerd op gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan tijdens de zitting van 19 september 2013. Tijdens deze zitting zou de rechter zich onprofessioneel hebben gedragen door met een vuist op tafel te slaan en verzoekers te verbieden om hun gemachtigde, [A], in de zittingszaal te laten blijven. Verzoekers voelen zich hierdoor benadeeld en menen dat de rechter hen niet de kans heeft gegeven om hun zaak adequaat te presenteren.
De rechtbank overweegt dat het de taak van de rechter is om de procesorde te bewaken en dat hij daarbij een grote vrijheid heeft. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan er sprake zijn van vooringenomenheid. De rechtbank concludeert dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken. De rechter heeft de procesorde op een zorgvuldige manier bewaakt en heeft partijen de gelegenheid gegeven om schriftelijk hun standpunten naar voren te brengen.
De rechtbank wijst het wrakingsverzoek af en stelt vast dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Tevens wordt bepaald dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekers tegen de rechter in de behandeling van de kantonzaak niet in behandeling worden genomen, gezien de eerdere wrakingsprocedures. De beslissing is genomen door de rechtbank op 15 november 2013, waarbij de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer aanwezig waren.