In deze zaak, die voor de kantonrechter te Amsterdam is behandeld, hebben meerdere eisers, wonend verspreid over Nederland, een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Egyptair. De eisers hebben hun vordering gegrond op artikel 7 van Verordening 261/2004, in verband met een vertraging van een vlucht van Schiphol naar Cairo. Egyptair heeft betwist dat de kantonrechter te Amsterdam bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, en heeft aangevoerd dat de bevoegdheid enkel geldt voor de eisers die in Amsterdam wonen, op basis van artikel 99 Rv in samenhang met artikel 101 Rv.
De kantonrechter heeft overwogen dat, hoewel de drie eisers uit Amsterdam onder de bevoegdheid van de kantonrechter vallen, het wenselijk is dat alle vorderingen gezamenlijk door dezelfde rechter worden behandeld. Dit is in het belang van de proceseconomie, aangezien het onwenselijk is om de eisers verspreid over Nederland apart te laten procederen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen wettelijke bepalingen zijn die zich verzetten tegen het gezamenlijk behandelen van de vorderingen van alle eisers, en dat Egyptair niet heeft aangetoond dat haar belangen hierdoor geschaad zouden worden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter zich bevoegd verklaard om van de vorderingen van alle eisers kennis te nemen en heeft Egyptair in de kosten van het incident veroordeeld. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de terechtzitting van de kantonrechter voor verdere behandeling in de hoofdzaak.