ECLI:NL:RBAMS:2013:9453

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
24 januari 2014
Zaaknummer
C/13/541888 / KG ZA 13-593
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontruiming en afwijzing boetebeding in kort geding

In deze zaak, die op 19 juni 2013 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Amsterdam, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die niet verschenen zijn. De eiseres vorderde ontruiming van een onroerende zaak en een boete wegens het niet nakomen van de huurovereenkomst. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldeed, maar dat de vordering tot betaling van de boete nietig was, omdat het boetebeding als onredelijk bezwarend werd aangemerkt. Dit was gebaseerd op het feit dat er geen limiet was gesteld aan de te verbeuren boete, waardoor deze onevenredig hoog kon uitvallen. De rechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming wel toewijsbaar was, en verleende het gevraagde verstek voor de ontruiming van de atelierruimte en bijbehorende woonruimte. De gedaagden werden veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de ontruiming te effectueren. Daarnaast werd gedaagde sub 1 veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en een gebruiksvergoeding. De kosten van de procedure werden aan de gedaagden opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak van redelijkheid in boetebedingen en de bescherming van consumenten in huurrelaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter,
zaaknummer / rolnummer: C/13/541888 / KG ZA 13-593 HJ/PV
Vonnis in kort geding van 19 juni 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 22 mei 2013 en herstelexploot van 31 mei 2013,
advocaat mr. T. Hovers te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

krachtens huurovereenkomst woonplaats kiezende te Amsterdam,
2.
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN, KADASTRAAL BEKEND ALS [adres], WAARVAN DE NAMEN NIET BEKEND ZIJN,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 12 juni 2013 heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vervolgens heeft eiseres verzocht vonnis te wijzen.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagden sub 2, die anoniem zijn gedagvaard, zijn niet verschenen. Alvorens verstek te verlenen moet worden nagegaan of de dagvaarding voldoet aan de in artikel 45 lid 3 en artikel 61 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gestelde vereisten. Vooropgesteld wordt dat de in die artikelen opgenomen bepalingen omtrent de mogelijkheid om bij wijze van uitzondering bepaalde personen anoniem te dagvaarden restrictief moeten worden uitgelegd. Blijkens die bepalingen moet sprake zijn van een exploot dat een vordering tot ontruiming betreft van een gebouwde onroerende zaak, of gedeelten daarvan, door anderen dan gebruikers of gewezen gebruikers krachtens een persoonlijk of zakelijk recht. Hieruit volgt dat gedaagden niet anoniem kunnen worden gedagvaard met betrekking tot een vordering tot een voorschot op een schadevergoeding. Ten aanzien van de vordering om gedaagden sub 2 mede te veroordelen om vanaf 1 juni 2013 een gebruiksvergoeding van EUR 639,64 te voldoen, moet de dagvaarding dan ook, voor zover die geldvordering zich richt tegen gedaagden sub 2, nietig worden verklaard. Voor het overige kan het gevraagde verstek worden verleend.
2.2.
De vordering tot ontruiming komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en is dus toewijsbaar, zij het dat de vordering om te bepalen dat het vonnis ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van tenuitvoerlegging in de onroerende zaak bevindt of binnentreedt, voor een termijn van zes maanden zal worden toegewezen.
2.3.
Ten aanzien van de door eiseres gevorderde betaling door gedaagde sub 1 van een boete van EUR 4.538,- wordt overwogen dat gedaagde sub 1 voorshands als een consument dient te worden aangemerkt, nu het gehuurde niet alleen op bedrijfsruimte/atelierruimte maar ook woonruimte ziet en gedaagde sub 1 een natuurlijk persoon is. Het beding op grond waarvan de boete wordt gevorderd betreft een algemene voorwaarde. Ingevolge artikel 3 lid 3 van de Richtlijn oneerlijke bedingen kunnen als oneerlijk worden aangemerkt onder meer de bedingen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze richtlijn. Tot die bedingen behoort het beding (artikel 1 aanhef en onder e) dat tot doel of tot gevolg heeft ‘de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen’. Nu in het beding waarop de gevorderde boete is gebaseerd geen limiet is gesteld aan de te verbeuren boete kan de boete oplopen tot een bedrag dat in geen redelijke verhouding meer staat tot de geleden schade. Dit maakt het beding voorshands onredelijk bezwarend. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 30 mei 2013 (zaak C-488/11) volgt dat in een dergelijk geval het boetebeding in het geheel buiten toepassing dient te worden gelaten. Dat de door eiseres gevorderde boete in een bodemprocedure zal worden toegewezen, is daarmee onvoldoende aannemelijk. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
2.4.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding EUR  76,71
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat
527,00
Totaal EUR  1.192,71
te vermeerderen met de kosten gemaakt voor de in artikel 61 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven advertentie.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verklaart de dagvaarding ten aanzien van de geldvordering gericht tegen gedaagden sub 2 nietig,
3.2.
verleent het gevraagde verstek voor het overige,
3.3.
veroordeelt gedaagden om binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis de atelierruimte met bijbehorende woonruimte staande en gelegen aan de[adres], te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van eiseres zijn, en de sleutels af te geven aan eiseres,
3.4.
bepaalt dat de hiervoor onder 3.3. vermelde veroordeling tot ontruiming tot zes maanden na de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken dan wel bekrachtigd, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich in het pand bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet,
3.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, indien zij niet vrijwillig aan de hiervoor gegeven veroordeling tot ontruiming voldoen en eiseres de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan eiseres de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
3.6.
veroordeelt gedaagde sub 1 om binnen acht dagen na de betekening van dit vonnis aan eiseres een bedrag van EUR 639,64 aan achterstallige huur te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente van 1 mei 2013 tot de dag der algehele voldoening,
3.7.
veroordeelt gedaagde sub 1 om aan eiseres te voldoen een bedrag van
EUR 639,64 per maand voor elke maand of gedeelte daarvan dat hij op of na 1 juni 2013 de woning aan de [adres] nog niet heeft ontruimd,
3.8.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op EUR 1.192,71, te vermeerderen met de kosten gemaakt voor de in artikel 61 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven advertentie.
3.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2013. [1]

Voetnoten

1.type: PJvV