In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een geschil over de huurprijs van een bedrijfsruimte die La Place Services B.V. van Stichting Alri huurt. De huurprijs was oorspronkelijk vastgesteld op € 361.055,88 per jaar, maar La Place meende dat deze te hoog was en vroeg om een herziening. Na twee deskundigenrapporten, die sterk uiteenlopende adviezen gaven, werd een derde deskundige ingeschakeld om een definitief advies te geven over de huurprijs. De kantonrechter moest oordelen over de kosten van dit derde deskundigenrapport en de vraag wie deze kosten zou moeten dragen.
De kantonrechter oordeelde dat de kosten van het derde deskundigenrapport gelijk verdeeld moesten worden tussen de partijen, omdat beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk waren gesteld. Daarnaast wees de rechter de gevorderde wettelijke rente en het beroep op ongerechtvaardigde verrijking door de huurder af. De rechter concludeerde dat er geen voldoende grond was voor de stelling dat Alri te kwader trouw had gehandeld, en dat er geen rechtsgrond was voor de gevorderde wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in huurprijsgeschillen en de rol van de rechter in het bepalen van de kostenverdeling. De beslissing van de kantonrechter werd op 19 juli 2013 uitgesproken, waarbij de kosten van het geding werden verrekend en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.