ECLI:NL:RBAMS:2013:9533

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
17 februari 2014
Zaaknummer
2301032 KK EXPL 13-1363
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in kort geding betreffende huurwoning na verbreking affectieve relatie

In deze zaak vorderde de moeder, eiseres, in kort geding dat zij met uitsluiting van de vader, gedaagde, gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de voormalige gezamenlijke woning na de verbreking van hun affectieve relatie. De moeder vroeg ook om ontruiming van de woning door de vader en om zijn medewerking aan het aanvragen van medehuurderschap. De kantonrechter oordeelde dat er, gezien de situatie van de kinderen, een spoedeisend belang was om duidelijkheid te verschaffen over wie in de woning mocht verblijven. De rechter wees de vorderingen van de moeder toe, waarbij hij benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop stonden. De vader was sinds 1990 huurder van de woning, maar de moeder had ook een belangrijke rol gespeeld in de huishouding en de kosten. De rechter concludeerde dat de moeder aan de vereisten voor medehuurderschap voldeed en dat het belang van de kinderen om in hun vertrouwde omgeving te blijven doorslaggevend was. De vader werd bevolen om zijn medewerking te verlenen aan het aanvragen van medehuurderschap en om de woning te ontruimen, met de mogelijkheid dat dit met behulp van de sterke arm zou worden uitgevoerd indien nodig. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de eerdere affectieve relatie tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

KORT GEDING

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer: 2301032 KK EXPL 13-1363
Vonnis van: 13 september 2013
F.no.: 717

Vonnis in kort geding van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen [eiseres]
gemachtigde: mr. Z. Taşpinar
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen [gedaagde]
procederende bij: mr. G. Öntas

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 29 augustus 2013heeft [eiseres] een voorziening gevorderd.
De gemachtigde van [eiseres] heeft bij fax van 3 september 2013 ten behoeve van de mondelinge behandeling de producties 6 tot en met 16 toegestuurd. De gemachtigde van [gedaagde] heeft voorafgaand aan de zitting 18 producties overgelegd.
Ter terechtzitting van 5 september 2013 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiseres] en [gedaagde] zijn beiden in persoon verschenen, vergezeld door hun respectievelijke gemachtigden. Voorts is verschenen en gehoord [medewerker BJZ], verbonden aan Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (hierna: BJZ).
Nadat de inhoudelijke behandeling van de vordering buiten aanwezigheid van de kinderen van partijen heeft plaatsgevonden heeft de kantonrechter de kinderen toegelaten tot de zittingszaal en hen in aanwezigheid van partijen, hun gemachtigden en [medewerker BJZ], een samenvatting gegeven van hetgeen ter zitting is besproken. De kantonrechter heeft vervolgens, nadat partijen kenbaar hadden gemaakt daarop prijs te stellen, vooruitlopend op het vonnis medegedeeld dat de vordering zal worden toegewezen, zoals hierna weergegeven. De griffier heeft aantekening gehouden van het ter zitting verhandelde.
Na debat is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

uitgangspunten

1.
Als uitgangspunt geldt het volgende:
1.1.
Partijen hebben 22 jaar een affectieve relatie gehad. Partijen zijn niet getrouwd en hebben geen geregistreerd partnerschap.
1.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige kinderen [dochter] (geboren op [geboorte datum]) en [zoon] (geboren [geboorte datum]).
1.3.
[gedaagde] heeft de kinderen erkend en heeft samen met [eiseres] het ouderlijk gezag over [dochter] en [zoon].
1.4.
[gedaagde] is sinds 20 augustus 1990 huurder van de woning aan de [adres]. Vanaf de aanvang van de huurovereenkomst woont [eiseres] samen met [gedaagde].
1.5.
[eiseres] staat sinds 5 maart 1991 op dit adres ingeschreven.
1.6.
Verhuurder van de woning is De Alliantie (nader te noemen de Verhuurder). De netto huurprijs bedraagt € 428,84 per maand.
1.7.
[gedaagde] is werkzoekend en heeft na het verbreken van de relatie met [eiseres] een uitkering ingevolge de Algemene Bijstandswet aangevraagd.
1.8.
[eiseres] ontvangt momenteel een WIA-uitkering.
1.9.
De relatie tussen partijen is sinds april 2013 definitief verbroken.
1.10.
[eiseres] verblijft met de kinderen sedert augustus 2013 op een ander verblijfadres.
1.11.
Blijkens een brief van 9 augustus 2013 van [medewerker BJZ 2], gezinsmanager van BJZ, hebben de kinderen in een gesprek met haar aangegeven hun hoofdverblijf bij de moeder te willen en een omgangsregeling met vader te willen.

vordering

2.
[eiseres] vordert te bepalen dat zij met uitsluiting van [gedaagde] gerechtigd is tot het gebruik van de voornoemde woning en de zich daarin bevindende inboedel, met bevel dat [gedaagde] de woning dient te verlaten en niet verder mag betreden, behoudens met voorafgaande toestemming van [eiseres]. Voorts vordert [eiseres] ontruiming van voornoemde woning door [gedaagde] binnen drie dagen na betekening van het vonnis met machtiging aan [eiseres] tot tenuitvoerlegging van het vonnis met behulp van de sterke arm tenuitvoer te leggen indien [gedaagde] met de ontruiming in gebreke blijft. Daarnaast vordert [eiseres] [gedaagde] te gebieden binnen twee dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan het aanvragen van het medehuurderschap in de zin van artikel 7:267 BW voor [eiseres] met betrekking tot voornoemde woning bij het uitblijven waarvan het vonnis als medewerking van [gedaagde] dient te worden aangemerkt. Tenslotte vordert [eiseres] dat [gedaagde] te gebieden om binnen twee dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan het wijzigen van de huurovereenkomst met betrekking tot voornoemde woning in die zin dat [eiseres] uitsluitend op het huurcontract komt te staan, bij het uitblijven waarvan het vonnis als medewerking van [gedaagde] dient te worden aangemerkt, zulks met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.
[eiseres] stelt - kort gezegd - dat het spoedeisend belang van de vordering daarin is gelegen dat zij geen beschikking heeft over geschikte alternatieve woonruimte voor haarzelf en de kinderen, [gedaagde] de woning niet wenst te verlaten en niet mee wenst te werken aan medehuurderschap.
Sinds haar vertrek uit de woning verblijft [eiseres] op tijdelijke logeeradressen.
Als gevolg van een sinds 2013 gewijzigd gemeentelijk beleid komt [eiseres] niet in aanmerking voor een urgentieverklaring.
[gedaagde] zal, doordat hij sinds 23 jaar op Woningnet staat ingeschreven en ouder is dan 55 jaar spoedig een sociale huurwoning toegewezen krijgen. [eiseres] zelf staat pas sinds 6 jaar ingeschreven op Woningnet.
stelt voorts dat het belang van de kinderen doorslaggevend dient te zijn. Zij hebben een stabiele en vertrouwde woonomgeving nodig. De woning aan de [adres] voldoet hieraan, biedt voldoende ruimte en is gunstig gelegen ten opzichte van de scholen die de kinderen bezoeken en hun activiteiten buiten school.
Artikel 7:267 BW strekt ertoe de samenwoner bescherming te bieden na een mogelijke beëindiging van de samenwoning. Aan de vereisten die de wet aan medehuurderschap stelt werd altijd voldaan.
[eiseres] wenst, nadat haar het medehuurderschap is verleend, dat het huurcontract op haar naam wordt gesteld. Een verzoek tot medehuurderschap is door de verhuurder geweigerd omdat [gedaagde] hieraan geen medewerking heeft verleend.

verweer

3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de vordering. Primair voert [gedaagde] aan dat [eiseres] geen spoedeisend belang bij de vordering heeft. [eiseres] woont met de kinderen elders. [gedaagde] valt hen niet lastig.
4.
Subsidiair voert [gedaagde] aan dat voor analoge toepassing van de artikelen 266 en 267 B.W. geen grond aanwezig is. Artikel 266 B.W. beperkt zich tot een huwelijk en geregistreerd partnerschap. Artikel 267 B.W. is niet van toepassing. Een verzoek of vordering tot medehuurderschap is nooit gedaan. [eiseres] heeft zich op 1 augustus 2013 van de woning uit laten schrijven. [eiseres] heeft eerder de woning voor langere tijd verlaten. Na haar terugkeer hebben partijen afgesproken dat [eiseres] het initiatief zou nemen tot het doen van een verzoek tot medehuurderschap aan de verhuurder. [eiseres] heeft dit initiatief niet genomen. Daarnaast is er sedert mei 2013 geen sprake meer van een gemeenschappelijke huishouding. Nadat partijen afspraken hadden gemaakt omtrent de zorgregeling voor de kinderen is [eiseres] hierop teruggekomen.
5.
Meer subsidiair voert [gedaagde] aan dat, voor het geval geoordeeld wordt dat er wel sprake is van analoge toepassing van artikel 7:267 B.W., de belangenafweging ertoe dient te leiden dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen. [gedaagde] is, nu hij een bijstandsuitkering heeft aangevraagd, in staat de woonlasten te dragen. [gedaagde] bestrijdt dat hij spoedig in aanmerking zal komen voor een andere woning, aangezien hij als starter zal worden aangemerkt. [eiseres] heeft, nadat in onderling overleg een ouderschapsplan was opgesteld, haar standpunten gewijzigd.

beoordeling

6.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
7.
Vast staat dat partijen vanaf het aangaan van de huurovereenkomst in 1990 samen hebben gewoond in de woning. De kinderen, thans [leeftijd] en [leeftijd] jaar oud, hebben hun hele leven in de woning gewoond. Op dit moment verblijft [gedaagde] vanwege de tussen partijen bestaande problemen alleen in de woning. De kinderen logeren net als [eiseres] op wisselende logeeradressen. Voor beide partijen geldt dat niet zeker is op welke termijn zij in aanmerking kunnen komen voor een andere woning, via woningnet of anderszins. Dat de ene partij een betere uitgangspositie heeft dan de andere partij om op korte termijn een woning toegewezen te krijgen is in deze procedure niet vast komen te staan.
8.
Door [gedaagde] is niet betwist dat aan het feit dat alleen hij als huurder op de huurovereenkomst met Alliantie staat vermeld meer toeval is dan dat partijen daar een speciale bedoeling mee hadden. Weliswaar is de woning in 1990 aan [gedaagde] toegewezen maar niet betwist is dat hij er samen met [eiseres] in is getrokken, dat de huur voor de woning een groot aantal jaren met name uit de inkomsten van [eiseres] is voldaan en dat zij ook verzekeringen met betrekking tot de woning voor haar rekening nam. Volgens partijen is enkele jaren geleden tussen hen besproken dat het een goed idee was om het medehuurderschap voor [eiseres] aan te vragen maar is daar, zonder aanwijsbare redenen, geen vervolg aan gegeven. Onder die omstandigheden is het feit dat alleen [gedaagde] op de huurovereenkomst als huurder staat vermeld tussen partijen niet van doorslaggevende betekenis voor de vraag wie uiteindelijk in de woning kan blijven. Aannemelijk is dat [eiseres] aan de vereisten voor medehuurderschap voldoet. Haar inkomen is toereikend. Het enkele feit dat zij de woning tijdelijk heeft verlaten vanwege de relationele problemen zal, naar verwachting, aan medehuurderschap niet in de weg staan.
9.
Vast staat dat partijen niet meer samen willen en kunnen leven. Partijen hebben allebei uitgesproken de belangen van hun kinderen voorop te stellen. [gedaagde] heeft gesteld dat de door de kinderen in augustus 2013 bij BJZ uitgesproken wens om bij [eiseres] te wonen niet zonder meer doorslaggevend kan zijn omdat [zoon] kort daarvoor nog had verklaard bij hem te willen wonen. De feitelijke situatie is echter dat niet alleen [dochter] maar ook [zoon], terwijl het nieuwe schooljaar weer is begonnen, op tijdelijke logeeradressen verblijven, kennelijk omdat zij niet met [gedaagde] in de woning willen verblijven. Onder die omstandigheden moet het er voor gehouden worden dat de kinderen er de voorkeur aan geven om bij [eiseres] te wonen, zoals ook in de door BJZ opgestelde verklaring staat. De kinderen hebben hun hele leven in de woning aan de [adres] gewoond. Onzeker is of [eiseres] op korte termijn een woning, waarin ook de kinderen kunnen verblijven, zal vinden of toegewezen zal krijgen. Onder die omstandigheden dient het belang van de kinderen om in hun oude woning te kunnen terugkeren met de ouder waar zij thans willen wonen de doorslag te geven, ook als dat betekent dat [gedaagde] in een voor hem bijzonder moeilijke periode van zijn leven zijn woning moet verlaten.
10.
Gelet op de situatie van de kinderen is er een spoedeisend belang om duidelijkheid te verschaffen over wie er in de woning mag blijven. De overige gevraagde voorzieningen liggen zo in het verlengde van de beslissing wie in de woning kan blijven dat daarover ook zal worden beslist. Voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure de gevraagde voorzieningen met betrekking tot de woning zullen worden toegewezen. Wel is voor het verkrijgen van medehuurderschap en het vervolgens alleen op naam van [eiseres] zetten van de huurovereenkomst de medewerking van de Verhuurder noodzakelijk. Die verhuurder is geen partij in deze procedure. Om die reden kan de ontruiming van de woning door [gedaagde] eerst geëffectueerd worden indien vast staat dat de Verhuurder [eiseres] als medehuurder heeft geaccepteerd. Van [gedaagde] mag op grond van het dictum volledige medewerking worden verwacht aan het succesvol indienen van verzoek aan de Verhuurder om [eiseres] als medehuurder aan te merken.
11.
In de omstandigheid dat partijen tot voor kort een affectieve relatie hadden ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.

BESLISSING

De kantonrechter:
gebiedt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan het aanvragen van het medehuurderschap in de zin van artikel 7:267 B.W. voor [eiseres] met betrekking tot de woning aan de [adres]bij het uitblijven waarvan dit vonnis als medewerking van [gedaagde] dient te worden aangemerkt;
bepaalt, onder voorwaarde dat de Verhuurder [eiseres] heeft geaccepteerd als medehuurder van de woning aan de Oostenburgergracht 69-c, dat [eiseres] met ingang van 18 oktober 2013 te 12.00 uur, of, indien de acceptatie als medehuurder door de Verhuurder later dan 17 oktober 2013 plaats vindt, binnen 24 uur na die acceptatie, met uitsluiting van [gedaagde] gerechtigd is tot het gebruik van de woning aan de [adres]en de zich daar bevindende inboedel, met bevel dat [gedaagde] deze woning dient te verlaten en niet verder mag betreden, behoudens met voorafgaande toestemming van [eiseres];
veroordeelt [gedaagde] voornoemde woning uiterlijk op 18 oktober 2013 om 12.00 uur of, indien de acceptatie van [eiseres] als medehuurder door de Verhuurder later dan 17 oktober 2013 plaats vindt, binnen 24 uur na die acceptatie, te ontruimen met al het zijne, met afgifte van de sleutels en ter vrije en algemene beschikking van [eiseres] te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
gebiedt [gedaagde] om binnen zeven dagen na acceptatie van [eiseres] als medehuurder door de Verhuurder zijn medewerking te verlenen aan het verzoek tot wijziging van de huurovereenkomst met betrekking tot voornoemde woning in die zin dat [eiseres] uitsluitend op het huurcontract komt te staan, bij het uitblijven waarvan dit vonnis als medewerking van [gedaagde] dient te worden aangemerkt;
compenseert de proceskosten aldus dat partijen ieder hun eigen kosten dragen;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. H.M. Patijn, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.