ECLI:NL:RBAMS:2013:9801

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
778581 DX EXPL 06-1188
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S.F. Voskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending zorgplicht door Dexia en gevolgen voor draagkrachtberekening en restschuld

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam, stond de schending van de zorgplicht door Dexia Nederland B.V. centraal. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, had een beroep gedaan op deze schending in het kader van lease-overeenkomsten. De kantonrechter oordeelde dat Dexia niet had voldaan aan haar onderzoeksplicht, wat leidde tot onaanvaardbare financiële lasten voor eiser. De rechter stelde vast dat 1/3 van de restschuld voor rekening van eiser kwam vanwege eigen schuld. De procedure begon met een tussenvonnis op 17 oktober 2012, waarna Dexia een akte indiende. De kantonrechter verwees naar de feiten zoals vastgesteld in het tussenvonnis en oordeelde dat de verlengingsovereenkomsten tijdig waren vernietigd. De kantonrechter concludeerde dat Dexia € 19.098,00 moest vergoeden voor schade bestaande uit restschuld en € 9.045,36 voor betaalde termijnen. Daarnaast werd Dexia veroordeeld tot het betalen van wettelijke rente vanaf het moment van verzuim. In reconventie werd eiser veroordeeld tot betaling van € 9.549,00 aan Dexia, met wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de eindafrekeningen. De proceskosten werden gecompenseerd, en de kantonrechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaak- en rolnummer: 778581 DX EXPL 06-1188
vonnis van: 6 februari 2013
f.no.: 887
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
nader te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
t e g e n
de besloten vennootschap
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: [gemachtigde].
Het verloop van de procedure in conventie en in reconventie
Op 17 oktober 2012 is in deze zaak tussenvonnis (hierna: het tussenvonnis) gewezen.
Voor het verloop van het proces tot dan toe, verwijst de kantonrechter naar hetgeen dienaangaande in het tussenvonnis is overwogen.
Dexia heeft vervolgens een akte na tussenvonnis ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing

1.De feiten

1.1.
Voor de vaststaande feiten wordt allereerst verwezen naar het tussenvonnis. Voorts staat het navolgende vast.
1.2.
Ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten was de inkomens- en vermogenspositie van [eiser] en – indien van toepassing – van diegene(n) met wie een gezamenlijke huishouding werd gevoerd, zoals weergegeven in bijlage I bij dit vonnis.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
De kantonrechter verwijst naar en blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat [naam] de verlengingsovereenkomsten van de lease-overeenkomsten (hierna: de verlengingsovereen-komsten) tijdig heeft vernietigd. Ten aanzien van het beroep van [eiser] op schending van de zorgplicht door Dexia heeft de kantonrechter Dexia in de gelegenheid gesteld te reageren op punt 7. van de antwoordakte uitlaten partijen van [eiser].
Termijnen
2.3.
In dit geval zou nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van de lease-overeenkomsten had behoren te ontraden omdat daardoor naar redelijke verwachting
weleen onaanvaardbaar zware financiële last op [eiser] werd gelegd. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat van de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit termijnen in beginsel 1/3 deel vanwege eigen schuld voor rekening van [eiser] behoort te blijven.
2.4.
Voor de aan bovenbedoelde beoordeling ten grondslag liggende berekening wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage I. Deze berekening is gebaseerd op hetgeen het Amsterdamse hof dienaangaande in zijn arresten van 1 december 2009 heeft overwogen. De kantonrechter heeft daarbij, in navolging van het Amsterdamse hof, in aanmerking genomen de zogenoemde “Nibud-basisnorm” (Y) en het door Nibud gehanteerde basisbedrag met betrekking tot de (netto) woonlasten, behorende bij de gezinssamenstelling van [eiser] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten.
Nu de lease-overeenkomsten gelijktijdig zijn aangegaan wordt volstaan met een berekening over het jaar 2000, waarbij de lasten voortvloeiend uit lease-overeenkomst I onder factor A zijn opgenomen en de lasten voortvloeiend uit de lease-overeenkomsten II en III onder B.
Nu partijen het erover eens zijn dat [eiser] in 2000 niet meer vermogen had dan het vrijgestelde vermogen, wordt dit punt niet inhoudelijk beoordeeld.
Partijen twisten over de hoogte van het inkomen in het jaar 2000. Zij zijn het erover eens dat [eiser] en [naam] in 2000 in ieder geval een inkomen van € 2.473,10 per maand hadden. Dexia stelt dat ook belastingteruggaven en privéopnamen uit het bedrijf van [eiser] als netto inkomen in de draagkrachtberekening dienen te worden betrokken.
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.6 van het vonnis van deze rechtbank 21 december 2011 (DX 06-790), oordeelt de kantonrechter dat privéonttrekkingen niet in draagkrachtberekening worden betrokken.
De overige twistpunten tussen partijen – waaronder het al dan niet betrekken van belastingteruggaven bij het inkomen – blijven buiten beschouwing, nu zij geen invloed hebben op de uitkomst van de formule van het hof.
Restschuld
2.5.
Ten aanzien van de restschuld stelt de kantonrechter voorop dat uit de lease-overeenkomsten voldoende duidelijk kenbaar was dat telkenmale een geldlening werd verstrekt, dat het geleende geld werd belegd in effecten, dat [eiser] over het geleende bedrag rente was verschuldigd en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald ongeacht de verkoopopbrengst van de effecten. Op de gronden zoals door de Hoge Raad en het Amsterdamse hof is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat hieruit volgt dat wat betreft de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit restschuld ook in beginsel 1/3 deel daarvan vanwege eigen schuld voor rekening van [eiser] behoort te blijven. Nu (alleen) de verlengingsovereenkomsten zijn vernietigd, zal voor de bepaling van de hoogte van de restschuld worden uitgegaan van de eindafrekeningen per 13 januari 2003. De in het kader van de verlengingsovereenkomsten door [eiser] aan Dexia betaalde bedragen en door [eiser] ontvangen uitkeringen blijven hier buiten beschouwing aangezien deze reeds in de berekening van de ongedaanmakingsverplichtingen in verband met de vernietiging van de verlengingsovereenkomsten zijn meegenomen.
Algemeen
2.6.
Van omstandigheden die meebrengen dat de billijkheid een andere verdeling van de schade eist dan volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, is niet gebleken. De door [eiser] aangevoerde omstandigheden zijn in de verdeling van de schade, waarbij het tekortschieten van Dexia zwaarder is gewogen dan de eigen schuld van [eiser], reeds verdisconteerd.
2.7.
Onder verwijzing naar de in de bijlagen II tot en met IV weergegeven berekening, brengt het voorgaande mee dat Dexia € 19.098,00 dient te dragen wegens schade bestaande uit restschuld en nihil wegens schade bestaande uit achterstallige termijnen en voorts dat Dexia terzake van voor haar rekening komende schade € 9.045,36 aan [eiser] dient terug te betalen wegens betaalde termijnen.
Wettelijke rente
2.8.
Dexia is over de door haar te betalen schadevergoeding wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat zij dienaangaande in verzuim is. Ingevolge artikel 6:83, aanhef en onder b, BW treedt verzuim ter zake van een schadevergoedingsplicht als de onderhavige van rechtswege in als zij niet terstond wordt nagekomen. Het verzuim kan echter pas intreden op het moment dat een opeisbare verbintenis tot schadevergoeding is ontstaan. In dit geval kon pas op het moment van beëindiging van de lease-overeenkomsten worden vastgesteld dat schade was geleden, zodat Dexia op de dag van de eindafrekeningen in verzuim is geraakt en dus vanaf die datum wettelijke rente is verschuldigd.
Proceskosten
2.9.
De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten in conventie te compenseren.
Overige vorderingen
2.10.
Voor zover de vorderingen gericht zijn op meer dan hetgeen hiervoor is behandeld is onvoldoende gebleken dat de [eiser] bij dat meerdere een belang heeft, zodat de vorderingen in zoverre worden afgewezen.
in reconventie
2.11.
Nu de oorspronkelijke lease-overeenkomsten niet rechtsgeldig zijn vernietigd of ontbonden zal [eiser] aan de daaruit voortkomende betalingsverplichtingen dienen te voldoen voor zover deze méér bedragen dan de schade welke volgens hetgeen in conventie is overwogen door Dexia moet worden gedragen.
2.12.
Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de in aanmerking te nemen schade terzake van de maandtermijnen voor 1/3 deel voor rekening van [eiser] komt.
2.13.
Ten aanzien van het resterende door Dexia gevorderde bedrag geldt, zoals in conventie is overwogen, dat Dexia 2/3 deel van de schade bestaande uit restschuld moet dragen.
2.14.
Dit betekent dat, na verrekening van de door Dexia te dragen schade als vastgesteld in conventie en na vermindering met hetgeen reeds aan Dexia is voldaan door verrekening of betaling, een en ander zoals berekend in de bijlagen II tot en met IV, door [eiser] ter zake van de vordering in reconventie nog een bedrag van € 9.549,00 aan Dexia zal moeten worden voldaan.
Wettelijke rente
2.15.
[eiser] is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag waarop de betalingstermijn van de eindafrekeningen was verstreken. Nu de begeleidende brieven in het dossier ontbreken wordt ervan uitgegaan dat deze betalingstermijn, conform die van de oorspronkelijke eindafrekeningen, tien dagen is en is [eiser] aldus wettelijke rente verschuldigd vanaf 23 januari 2003.
Proceskosten
2.16.
De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren.
in conventie en in reconventie
BKR-registratie
2.17.
Nu de kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] weliswaar nog betalingsverplichtingen jegens Dexia heeft, maar de betalingsverplichtingen van Dexia jegens [eiser] hoger zijn, zodat een betaling van Dexia aan [eiser] resteert, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. verklaart voor recht dat de verlengingsovereenkomsten [overeenkomst], [overeenkomst] en [overeenkomst] buitengerechtelijk zijn vernietigd;
II. veroordeelt Dexia in verband met de vernietiging aan [eiser] te betalen € 4.412,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 7 juli 2005 in het kader van de verlengingsovereenkomsten aan Dexia gedane betalingen, verminderd met de wettelijke rente over het totaal van de voor die datum in het kader van de verlengingsovereenkomsten van Dexia ontvangen uitkeringen, een en ander vanaf die datum tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 7 juli 2005 in het kader van de verlengingsovereenkomsten aan Dexia verrichte betaling, steeds gerekend vanaf het moment van betaling tot aan de dag der algehele voldoening, en verminderd met de wettelijke rente over elke na die datum in het kader van de verlengingsovereen-komsten van Dexia ontvangen uitkering, steeds gerekend vanaf het moment van ontvangst tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia, vanwege schending van de zorgplicht in verband met de oorspronkelijke lease-overeenkomsten [overeenkomst], [overeenkomst] en [overeenkomst], aan [eiser] te betalen een bedrag van € 9.045,36, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiser] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
V. compenseert de proceskosten aldus dat partijen hun eigen kosten dragen;
VI. verklaart de veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VII. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
VIII. veroordeelt [eiser] om aan Dexia te betalen een bedrag van € 9.549,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
IX. compenseert de proceskosten aldus dat partijen hun eigen kosten dragen;
X. verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
XI. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter