ECLI:NL:RBAMS:2013:9965

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
C/13/553019 / KG ZA 13-1338
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een voorschot op basis van een verzekeringsovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOTEL-CAFE-RESTAURANT HOLSCHER B.V. (hierna: 't Holscher) een kort geding aangespannen tegen GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V. en DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V. (hierna: de verzekeraars) met als doel een voorschot van EUR 700.000,- te vorderen. De vordering is gebaseerd op een verzekeringsovereenkomst die tussen partijen is gesloten. De zaak werd behandeld op 15 november 2013, waarbij beide partijen hun standpunten en bewijsstukken hebben gepresenteerd. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vooral gekeken naar de vraag of er sprake is geweest van brandstichting en of het ontbreken van een brandmeldinstallatie invloed heeft gehad op de schade.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de schade niet mede veroorzaakt of vergroot was door het ontbreken van de voorgeschreven brandmeldinstallatie. Hoewel 't Holscher stelde dat er wel brandmelders aanwezig waren, was de voorzieningenrechter van mening dat het ontbreken van de voorgeschreven installatie heeft geleid tot kostbare tijdsverliezen, waardoor de brand zich snel kon verspreiden. De vordering van 't Holscher werd dan ook afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de verzekeraars, die op EUR 4.531,00 werden begroot.

De uitspraak werd gedaan door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 18 november 2013. De beslissing houdt in dat de gevraagde voorzieningen worden geweigerd en dat 't Holscher de kosten van de procedure moet vergoeden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/553019 / KG ZA 13-1338 HJ/MRSB
Vonnis in kort geding van 18 november 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOTEL-CAFE-RESTAURANT HOLSCHER B.V.,
gevestigd te Saasveld,
eiseres bij dagvaarding van 6 november 2013,
advocaat mr. A. Stendahl te Rotterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Diemen,
2. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. J. van de Meent te Rotterdam.
Partijen zullen hierna ‘t Holscher en verzekeraars worden genoemd. Waar afzonderlijk bedoeld zullen verzekeraars worden aangeduid als Generali en Delta Lloyd.

1.De procedure

1.1.
Ter terechtzitting van 15 november 2013 heeft 't Holscher gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Verzekeraars hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Verzekeraars hebben daarnaast een akte houdende uiteenzetting van de feiten overgelegd. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
1.2.
Ter zitting waren - voor zover van belang - aanwezig:
aan de zijde van 't Holscher: [naam 1] , enig aandeelhouder van 't Holscher, zijn echtgenote en mr. Stendahl. Verder was aan de zijde van 't Holscher aanwezig [naam 2] , adjunct directeur brand, in dienst van de [bedrijf 1] en [naam 3] , in dienst bij de Rabobank;
aan de zijde van verzekeraars: [naam 4] , verbonden aan [bedrijf 2] en mr. Van de Meent.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak wordt heden uitspraak gedaan, in de vorm van dit verkorte vonnis. De uitwerking daarvan kan op een later tijdstip volgen. Die uitwerking zal in elk geval de hierna bij “De beoordeling” volgende overwegingen bevatten. Nu dat ook de dragende overwegingen uit het vonnis zijn, wordt partijen verzocht om
binnen zeven dagen na de vonnisdatum aan de onderaan dit vonnis genoemde griffier, schriftelijk mee te delenof zij nog prijs stellen op een uitwerking. Mocht een dergelijk bericht niet worden ontvangen, dan zal van uitwerking worden afgezien.

2.De feiten

Volgen bij een eventuele uitwerking.

3.Het geschil

3.1. '
t Holscher vordert samengevat - veroordeling van verzekeraars tot betaling aan 't Holscher van een voorschot onder algemene titel van EUR 700.000,-, te innen op de tussenrekening van de pandhouder met nummer [nummer] bij Rabobank Centraal Twente U.A. te Hengelo, met veroordeling van verzekeraars in de proceskosten.
3.2. '
t Holscher legt aan het gevorderde de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst ten grondslag. De verzekeraars hebben zich echter op het standpunt gesteld dat zij niet verplicht zijn een uitkering te doen omdat de brand door verzekerde opzettelijk is veroorzaakt en omdat verzekerde niet heeft voldaan aan een aantal garantie, onder andere dat een brandmeldinstallatie aanwezig moet zijn die voldoet aan de norm NEN 2535.
3.3.
Een uitgebreidere weergave van de onderbouwing van de vordering alsmede van het daartegen gevoerde verweer volgt - zo nodig - bij een eventuele uitwerking.

4.De beoordeling

4.1.
De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Bij de afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald, in het geval de veroordeling in kort geding geen stand houdt.
4.2.
Zoals ter zitting medegedeeld acht de voorzieningenrechter voor de beoordeling in kort geding vooral relevant of sprake is geweest van brandstichting en of de afwezigheid van een brandmeldinstallatie al dan niet verschil maakt.
4.3.
Zoals eveneens ter zitting medegedeeld kan op dit moment niet worden gezegd dat aannemelijk is dat sprake is geweest van brandstichting, zodat op die grond een voorschot zou moeten worden afgewezen. Anderzijds zijn er wel een aantal serieuze aanwijzingen die hierop zouden kunnen duiden en zal hiernaar nader onderzoek moeten worden gedaan in de bodemprocedure.
4.4.
Vast staat dat de volgens de polis vereiste brandmeldinstallatie ontbrak. Dit leidt tot verval van de dekking, tenzij verzekerde bewijst dat de schade niet daardoor (mede) veroorzaakt of vergroot is.
't Holscher stelt dat weliswaar geen brandmeldinstallatie aanwezig was die aan de norm NEN 2535 voldeed, maar dat wel een drietal brandmelders (op één lus) aanwezig was. Die hebben ook gefunctioneerd, want er is een signaal bij de particuliere alarm centrale (PAC) binnengekomen. Als de installatie wel aan de eisen zou hebben voldaan zou dit hooguit een tijdswinst van enige minuten hebben opgeleverd. Het verschil tussen de installatie zoals deze aanwezig behoorde te zijn en de installatie zoals deze aanwezig was is daarom niet relevant, aldus ’t Holscher.
4.5.
De verzekeraars stellen dat slechts een brandmelder aanwezig was en wel ver van de plaats waar de brand begonnen is. Het bewijsstuk waaruit zou moeten blijken dat er drie brandmelders waren, te weten een offerte van het bedrijf dat deze zou hebben aangebracht, is volgens verzekeraars onvoldoende om aan te nemen dat het na die offerte ook inderdaad tot een opdracht en tot uitvoering van de geoffreerde werkzaamheden is gekomen. Op de op internet geplaatste beelden zijn geen rookmelders te zien, aldus verzekeraars.
Verder stellen verzekeraars dat zelfs als er drie rookmelders zouden zijn geweest, er een groot verschil is tussen de installatie zoals die er dan zou zijn geweest en de installatie die er behoorde te zijn. Niet alleen zijn er dan nog steeds te weinig rookmelders, waardoor het langer zal duren voor een rand gedetecteerd wordt, ook zou bij de voorgeschreven installatie gebruik zijn gemaakt van verschillende soorten brandmelders. Ten slotte zou dan ook als brand zou worden gedetecteerd een krachtig geluidssignaal in werking zijn gesteld (de ‘slow woop’). Verzekeraars nemen aan dat de heer [naam 1] dan veel eerder gealarmeerd zou zijn en dus had kunnen ingrijpen.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gezien het door de verzekeraars gevoerde verweer op dit moment niet voldoende aannemelijk kan worden geacht dat
de schade door het ontbreken van de voorgeschreven installatie niet (mede) veroorzaakt of vergroot is. Zelfs als met ’t Holscher zou worden aangenomen dat er drie brandmelders waren, is voorshands aannemelijk dat het voorgeschreven aantal van vijf of zes de brand eerder zou hebben gedetecteerd. Ook moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat een ‘slow woop’ signaal door de heer [naam 1] gehoord zou zijn, zodat hij eerder had kunnen ingrijpen. Dat betekent dat door het ontbreken van de (voorgeschreven) brandmeldinstallatie kostbare tijd verloren is gegaan, waardoor de brand snel om zich heeft kunnen grijpen en ten tijde van het arriveren van de brandweer al zo groot was dat de brandweer daar niet meer snel een einde aan kon maken.
Ook hier geldt dat in een bodemprocedure nader onderzoek kan plaatsvinden, waardoor niet is uitgesloten dat ’t Holscher alsnog aantoont dat de schade door het ontbreken van de voorgeschreven installatie niet (mede) vergroot is. Op dit moment kan dat echter niet worden anagenomen.
4.7.
het voorafgaande moet leiden tot afwijzing van de vordering. 't Holscher zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verzekeraars worden begroot op:
- griffierecht EUR 3.715,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal EUR 4.531,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt 't Holscher in de proceskosten, aan de zijde van verzekeraars tot op heden begroot op EUR 4.531,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.R.S. Bacon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2013. [1]

Voetnoten

1.type: MRSB