vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/536462 / KG ZA 13-214 MW/MV
Vonnis in kort geding van 25 februari 2013
[A],
wonende te [plaats],
eiseres bij concept-dagvaarding,
advocaat mr. B. Mous te Amsterdam,
de vereniging
VERENIGING TOT BEVORDERING VAN DE EVANGELIEVERKONDIGING VIA RADIO EN TELEVISIE “DE EVANGELISCHE OMROEP”,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. M.A. de Kemp te Amsterdam.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 22 februari 2013 heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte concept-dagvaarding. Gedaagde, hierna te noemen de EO, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig eiseres met mr. Mous. Aan de zijde van de EO waren aanwezig de heren [B], [C], [D] en [E] met mr. De Kemp.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. Bij brief van 5 februari 2013 heeft de onderzoeksredactie van het televisieprogramma De Vijfde Dag (dat wekelijks wordt uitgezonden door de EO) eiseres ervan in kennis gesteld dat een reportage wordt voorbereid over de aangifte die eiseres heeft gedaan tegen haar ex-partner en over hoe politie en justitie met die aangifte zijn omgegaan. In de brief is onder meer het volgende opgenomen:
Om een zo goed, compleet en evenwichtig mogelijk beeld te schetsen in onze reportage willen we u graag de kans geven om te reageren op beweringen en uitspraken die in interviews naar voren zijn gekomen en die beschuldigend zijn in uw richting. Daarbij wordt uw naam niet genoemd in de reportage en komt u niet herkenbaar in beeld. Middels deze brief nodigen we u uit om door middel van een interview op deze punten te reageren. Wanneer u van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, lichten we u dan vanzelfsprekend vooraf voldoende in, zodat u weet waarop uw reactie precies gevraagd wordt.
2.2. Vervolgens heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen mr. F. Voges, de toenmalige gemachtigde van eiseres, en een onderzoeksredacteur van De Vijfde Dag. Naar aanleiding hiervan heeft de EO op 11 februari 2013 een e-mail gezonden naar mr. Voges. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
De kern van de reportage betreft een reconstructie van hoe politie en justitie zijn omgegaan met de aangifte(s) die door uw cliënt gedaan zijn tegen dhr. [ex-partner van eiseres]. Als belangrijkste papieren bronnen putten wij voor de reportage uit een drietal onderzoeken:
1. Een onderzoek van de Politie Midden West Brabant (…)
2. Een rapport van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (…)
3. Het onderzoek ‘Een relatie, een geslachtsziekte en haar nasleep’ van de universiteit van Maastricht (…)
Zoals telefonisch en per brief besproken stellen wij uw cliënt graag in de gelegenheid om te reageren op uitspraken in de reportage die beschuldigend zijn richting uw cliënt. Die beschuldigingen zijn grosso modo allemaal terug te voeren op de bewering dat uw cliënt destijds valse aangifte heeft gedaan en op diverse punten gelogen heeft.
Wanneer uw cliënt dus besluit om te reageren op de eerdergenoemde beschuldigingen, zal dit telkens gaan om uitspraken die direct verband houden met de verklaringen die zij bij de politie heeft afgelegd en die volgens sprekers in de reportage vals zijn.
(…)
2.3. De raadsman van eiseres heeft bij e-mail van 13 februari 2013 onder meer als volgt gereageerd op de onder 2.2 genoemde e-mail:
(…), cliënte is bereid te overwegen of zij gebruik maakt van wederhoor. Op de exclusieve voorwaarde dat zij voorafgaand aan deze afweging de geuite beschuldigingen alsmede de vragen die u daarover hebt op voorhand en nader gespecificeerd toegezonden krijgt. (…) In het geval zij gebruik wenst te maken van wederhoor, stelt cliënte voor dat zij onder die omstandigheden in geen enkel geval op camera wenst te reageren dan wel dat haar naam in de reportage zal worden gebruikt. Voorts verleent zij u geen toestemming om gebruik te maken van enig beeldmateriaal waarop cliënte, al dan niet technisch onherkenbaar gemaakt, is te zien.
2.4. De EO heeft bij e-mail van 15 februari 2013 onder meer als volgt gereageerd op de onder 2.3 genoemde e-mail:
(…) Herhaaldelijk hebben we aangegeven, en dat doen we nu opnieuw, dat de kern van onze reportage kritiek op het politie- en justitieonderzoek betreft naar aanleiding van de aangifte die uw cliënt gedaan heeft.
(…)
Zoals eveneens eerder toegezegd zullen wij ervoor zorgen dat cliënte niet herkenbaar in beeld is in de voorgenomen reportage, dat haar stem vervormd zal worden en tevens dat haar naam niet genoemd zal worden. Uit het beeldmateriaal dat in ons bezit is, verwerken wij één filmopname in onze voorgenomen reportage. Dit betreft een opname van een incident dat zich op 6 november 2005 voordeed in/rond de garage van dhr. [ex-partner eiseres]. (…) Dit fragment dient als illustratie van hoe politie en justitie met deze beelden zijn omgegaan in het opsporingsproces en de rechtszitting.
Vervolgens is in de e-mail van de EO een viertal passages uit de reportage beschreven (met bronvermelding) en zijn een drietal vragen aan eiseres gesteld. Tot slot is haar aangeboden een reactie op schrift in te dienen.
2.5. De raadsman van eiseres heeft bij e-mail van 19 februari 2013 gereageerd op de onder 2.4 genoemde e-mail met de mededeling dat hij een kort geding zal starten om de voorgenomen reportage te verbieden.
2.6. Als productie 1 heeft de EO het transcript in het geding gebracht van de voorgenomen uitzending van ‘De Vijfde Dag’. Ter zitting is de reportage, voor zover gereed, door de EO getoond.
3.1. Eiseres vordert – kort gezegd – het volgende:
(1) De EO te verbieden de door haar voorgenomen reportage voor het televisieprogramma De Vijfde Dag over de aangiften die eiseres heeft gedaan tegen haar ex-partner uit te zenden of anderszins openbaar te maken;
(2) De EO te verbieden beeld en/of auditief materiaal, uitlatingen dan wel citaten van of andere informatie over eiseres uit te zenden of anderszins openbaar te maken via televisie, internet of via welk medium dan ook;
(3) De EO te veroordelen de bij haar in bezit zijnde band- en beeldopnamen van of over eiseres van 6 november 2005, althans band- en beeldopnamen van enige andere datum, af te geven op het kantoor van de advocaat van eiseres;
(4) een en ander op straffe van dwangsommen;
(5) en met veroordeling van de EO in de kosten van dit geding.
3.2. Eiseres stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat met het uitzenden van de reportage sprake zal zijn van een ontoelaatbare schending van haar persoonlijke levenssfeer. De EO heeft haar reportage gebaseerd op vertrouwelijke gegevens (waaronder strafdossiers), die niet voor een (mogelijk) miljoenenpubliek bestemd zijn. De belangen van eiseres dienen dan ook te prevaleren boven het belang van de EO bij uitzending. Het aandeel van eiseres in de voorgenomen uitzending is aanzienlijk; de vermeende valse aangiften van eiseres vormen immers het uitgangspunt van die uitzending. Ook dient rekening te worden gehouden met de privacybelangen van de minderjarige kinderen van eiseres. Verder is van belang dat de ex-partner van eiseres aangifte heeft gedaan tegen eiseres in verband met de beweerdelijk valse aangiften. De officier van justitie heeft echter besloten tegen eiseres geen vervolging in te stellen. Het gerechtshof in Den Bosch is in een procedure op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering tot dezelfde beslissing gekomen. Hiermee is naar de mening van eiseres de zaak afgesloten. Jaren na dato volgt nu een trial by media. Dat de EO het reilen en zeilen bij politie en justitie aan de kaak wil stellen, mag niet over de rug van eiseres gebeuren. Dat de EO in de uitzending gebruik zal maken van beeldmateriaal waarop eiseres voorkomt, vormt eveneens een inbreuk op haar recht op privacy. Het betreft heimelijk gemaakt beeldmateriaal uit 2005 dat herleidbaar is tot eiseres, ondanks de toezegging van de EO om eiseres onherkenbaar te maken. Tot slot is eiseres van mening dat zij niet op behoorlijke wijze is gekend in het geven van wederhoor.
3.3. De EO heeft verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. Gezien de voorgenomen televisie-uitzending op 27 februari 2013 heeft eiseres een spoedeisend belang om in dit kort geding te worden ontvangen.
4.3. Ter zitting van 22 februari 2013 heeft de voorzieningenrechter, in het bijzijn van partijen, de voorgenomen uitzending van “De Vijfde Dag” bekeken.
4.4. Met het toewijzen van de vorderingen van eiseres zou de in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde vrijheid van meningsuiting van de EO worden beperkt. Dit geldt niet alleen voor de gevorderde uitzendverboden, maar ook voor de vordering die ziet op de afgifte van het beeldmateriaal. De vrijheid van meningsuiting kan alleen worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen, zoals het recht ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer (zie artikel 10 lid 2 en artikel 8 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, wanneer de uitzending van de EO onrechtmatig zou zijn jegens eiseres in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of hiervan sprake is dienen de in beginsel gelijkwaardige rechten – het recht op vrije meningsuiting en het recht ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer – tegen elkaar te worden afgewogen. Hierbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
4.5. Vaststaat dat de persoonlijke levenssfeer van eiseres met de voorgenomen uitzending in het geding is. Eiseres treedt in dit kort geding niet op als wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige kinderen van haar en haar ex-partner, maar hun persoonlijke levenssfeer is met de voorgenomen uitzending eveneens gemoeid. Met de EO is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat de reportage met name gaat over het aan de kaak stellen van misstanden bij politie en justitie. Als productie 5 heeft de EO een memo in het geding gebracht waarin die misstanden (met bronverwijzingen) worden opgesomd (onbevoegde of niet gekwalificeerde politiemensen, sturend rechercheren, tunnelvisie, ondeskundig verhoor, gebrek aan kritische houding, het weglaten van ontlastende verklaringen, het verkeerd interpreteren van bewijsmateriaal, zoals foto’s en filmpjes etc.). Niet kan worden gezegd dat het aandeel van eiseres in de reportage aanzienlijk is. De (beweerde) valse aangiftes van eiseres vormen weliswaar de aanleiding voor de strafzaak die hierop is gevolgd tegen haar ex-partner, maar die strafzaak en de ‘missers’ die hierin zijn gemaakt staan centraal in de uitzending, niet eiseres. Het aan de kaak stellen van maatschappelijke misstanden valt onder de vrijheid van meningsuiting van artikel 10 EVRM. In dit verband heeft de EO terecht aangevoerd – met een verwijzing naar een uitspraak van het EHRM (21 januari 1999, NJ 1999, 713) – dat het is toegestaan (algemene) misstanden aan de kaak te stellen door middel van het gebruik van een individuele casus. Inherent hieraan is dat altijd sprake zal zijn van (enige) privacyschending van diegenen op wie die casus is gebaseerd. Daarvan zal ook in dit geval sprake zijn, omdat de ex-partner van eiseres herkenbaar in beeld wordt gebracht en met zijn echte voornaam wordt aangeduid. Personen uit de kring van eiseres en haar ex-partner kunnen de reportage dan ook gemakkelijk herleiden tot eiseres. Daarbij komt dat eiseres terecht heeft aangevoerd dat de EO een oude kwestie oprakelt, waarachter zij na jaren een punt wenst te kunnen zetten.
4.6. De privacy-aantasting van eiseres en haar kinderen wordt voorshands echter niet dermate ingrijpend geacht dat op grond hiervan de vorderingen van eiseres zouden moeten worden toegewezen. Bij dit oordeel is van belang dat de EO met haar reportage op journalistiek zorgvuldige wijze een ernstige misstand aan de kaak beoogt te stellen. Voorshands heeft zij die misstand op een voldoende wijze van een feitelijke onderbouwing voorzien. Verwezen wordt naar de drie rapporten die ook worden genoemd in de e-mail van 11 februari 2013 (zie 2.2) en naar het vonnis van de rechtbank waarin de ex-partner van eiseres wordt vrijgesproken. Bij het samenstellen van de reportage heeft de EO op meerdere manieren gepoogd de herkenbaarheid van en de herleidbaarheid naar eiseres en haar kinderen zoveel mogelijk te beperken. Hiervoor wordt verwezen naar punt 2.6 van de pleitnota van de raadsman van de EO. Zo worden de namen van eiseres en de kinderen en de achternaam van haar ex-partner niet genoemd. Ook de (toenmalige) woonplaats van eiseres en haar ex-partner wordt niet genoemd en de leefomgeving wordt niet getoond. Eiseres en haar kinderen worden niet herkenbaar in beeld gebracht en de omstandigheden van de kinderen zijn bewust uit de reportage weggelaten.
4.7. Ook het feit dat in de reportage een homevideo uit 2005 is opgenomen, rechtvaardigt geen uitzendverbod. Het filmpje is, zoals uit de beelden blijkt, niet heimelijk opgenomen. Eiseres is hierop in de reportage onherkenbaar gemaakt en ook haar stem is vervormd. Bovendien zijn de beelden functioneel omdat zij de strekking van de reportage – te weten dat politie en justitie ernstige fouten hebben gemaakt – onderstrepen. Het filmpje is destijds bij de strafzaak tegen de ex-partner van eiseres ter zitting getoond en de beelden van het filmpje vormden voor politie en justitie (mede) het bewijs van mishandeling van eiseres door haar ex-partner, terwijl dit op die beelden in het geheel niet is te zien.
4.8. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat de EO eiseres op correcte wijze in de gelegenheid heeft gesteld tot het geven van wederhoor. Zij heeft in de onder 2.1, 2.2 en 2.4 genoemde brieven/e-mails voldoende duidelijk uiteengezet wat het onderwerp van de reportage zou zijn. De EO heeft in dit verband ook de beschuldigingen en de vragen die zij aan eiseres wilde voorleggen voldoende concreet kenbaar gemaakt. In het kader van wederhoor heeft de EO aan eiseres de keuze gelaten om schriftelijk of ‘in beeld’ te reageren en zij heeft eiseres voldoende bedenktijd gegeven.
4.9. Tot slot komt aan eiseres naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen beroep toe op enig handelen door de EO in strijd met de inhoud en strekking van de Wet Openbaarheid van Bestuur of het Wetboek van Strafvordering. Er worden geen vertrouwelijke gedeeltes uit de onderzoeksrapporten of het strafvonnis getoond en al zeker niet met betrekking tot gegevens van eiseres.
4.10. Op grond van alle hiervoor onder 4.5 tot en met 4.9 genoemde omstandigheden van het geval is de voorzieningenrechter van oordeel dat in dit geval het recht op vrijheid van meningsuiting van de EO zwaarder weegt dan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van eiseres, hoezeer er ook begrip voor kan zijn dat eiseres, mede in het belang van haar kinderen, het verleden niet wil oprakelen. Dit leidt dan ook tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van de EO begroot op € 589,- aan griffierecht en op € 816,- aan salaris advocaat,
5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Veraart op 25 februari 2013.?Bij afwezigheid van mr. Van Walraven is dit vonnis ondertekend door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, die het vonnis uitsprak.