ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ4256

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/2988 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en herziening van bijstand wegens inkomsten uit online poker

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2013 uitspraak gedaan over de intrekking en herziening van de bijstandsuitkering van eiser, die inkomsten uit online poker had verzwegen. Eiser ontving sinds 13 augustus 2010 een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een onderzoek door het Re-integratiebureau Amsterdam, dat aan het licht bracht dat eiser niet op afspraken was verschenen, heeft verweerder besloten om de bijstandsuitkering van eiser in te trekken en te herzien. Dit besluit was gebaseerd op de bevindingen van een rapport waarin werd vastgesteld dat eiser inkomsten uit online poker had ontvangen, maar deze inkomsten niet had gemeld.

Eiser voerde in beroep aan dat hij verlies had geleden bij het pokeren en dat het onredelijk was om alleen rekening te houden met de winsten zonder de verliezen in mindering te brengen. De rechtbank oordeelde echter dat de eigen inzet van eiser als verwervingskosten moest worden beschouwd, maar dat er geen ruimte was voor verrekening van deze kosten bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep die bevestigden dat verliezen bij gokken niet in mindering kunnen worden gebracht op de bijstandsuitkering.

De rechtbank concludeerde dat eiser zijn inlichtingenverplichting had geschonden door de inkomsten uit online poker niet te melden. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden de bijstandsuitkering van eiser kon intrekken en herzien. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2988 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. J.C. Walker,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. M. Mulders.
Procesverloop
Bij besluit van 20 maart 2012 heeft verweerder de uitkering van eiser ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) met ingang van 13 augustus 2010 ingetrokken (het primaire besluit).
Bij besluit van 11 mei 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard (het bestreden besluit). Verweerder heeft de intrekking van bijstand over de maanden april 2011 en september 2011 gehandhaafd. Over de maanden september 2010, februari 2011, maart 2011, juni 2011, oktober 2011 november 2011, januari 2012 en februari 2012 heeft verweerder de bijstand herzien
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. overgangsrecht
1.1. Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
2. feiten, omstandigheden en standpunten partijen
2.1. Eiser ontvangt sinds 13 augustus 2010 een bijstandsuitkering op grond van de WWB naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 10% van het netto minimumloon. Naar aanleiding van een mededeling van Re-integratiebureau Amsterdam dat eiser drie keer niet verschenen is op afspraken heeft verweerder onderzoek laten instellen. In dat kader is eiser gehoord en zijn eisers bankafschriften opgevraagd. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport gedateerd 8 maart 2012.
2.2. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft verweerder, bij het bestreden besluit, de bijstandsuitkering van eiser ingetrokken over een tweetal maanden en herzien over een achttal maanden wegens verzwegen inkomsten uit online poker.
2.3. In beroep stelt eiser -samengevat- dat hij bij het online pokeren verlies heeft geleden. Daarom is er geen reden om de inkomsten van het online pokeren in mindering te brengen op de bijstandsuitkering. Verder voert eiser aan dat het onredelijk en onbillijk is om in een situatie waarin verlies wordt geleden alleen uit te gaan van de winsten en de verliezen niet mee te nemen. Voor (verwervings)kosten kan in beginsel bijzondere bijstand worden verleend, maar het is evident dat inzetten voor gokspelen daar nimmer voor in aanmerking komen. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat de eigen inzet niet als inkomen mag worden aangemerkt als inkomen. Dit komt omdat bij pokeren bij winst niet alleen de winst maar ook de eigen inzet uitgekeerd.
3. wettelijk kader
3.1 Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
3.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WWB heeft de alleenstaande recht op algemene bijstand indien het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de bijstandsnorm en er geen in aanmerking te nemen vermogen is. Op grond van het tweede lid van dit artikel is de hoogte van de bijstand het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm.
3.3. Op grond van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB, voor zover hier van belang, kan het college een besluit herzien of intrekken indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
4. inhoudelijke beoordeling
4.1. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit, op twee maanden na, kennelijk bij het bestreden besluit is herroepen. De beslissing om de bijstand te herzien is in de plaats gekomen van het herroepen deel van het primaire besluit.
4.2. Vast staat dat in de maanden waarover verweerder de uitkering heeft herzien of ingetrokken op de bankrekening van eiser bedragen zijn bijgeschreven. Deze stortingen betreffen inkomsten uit online poker. Verweerder dient dan ook deze inkomsten op de bijstand in mindering te brengen gelet op het bepaalde in artikel 19 van de WWB.
4.3. Partijen zijn verdeeld over de vraag of verweerder rekening dient te houden met de door eiser gemaakte kosten. Het betreft de eigen inzet. Eiser heeft meer geld ingezet (€ 7.748,-) dan gewonnen (€ 4010,-). De bijschrijvingen op eisers bankrekening zijn inclusief de eigen inzet van eiser.
4.4. De rechtbank overweegt dat zonder eigen inzet eiser niet kan deelnemen aan het pokerspel. Daarom merkt de rechtbank de eigen inzet aan als verwervingskosten. Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is er bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen geen ruimte voor verrekening van verwervingskosten. De rechtbank verwijst naar de uitspraken van de CRvB, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, van 13 juli 2004, LJN: AX2075, en 14 augustus 2012, LJN: BX5020. Dat betekent dat verweerder op goede gronden geen rekening heeft gehouden met de door eiser gedane inzetten of geleden verliezen.
4.5. Vast staat dat eiser bij verweerder geen melding heeft gemaakt van deze stortingen op zijn bankrekening. Eiser heeft dan ook de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden. Elke storting op de rekening die van invloed kan zijn op het recht op bijstand dient immers aan verweerder te worden gemeld. Dat eiser zich niet heeft gerealiseerd dat hij deze inkomsten aan verweerder op diende te geven, doet aan de schending van de inlichtingenverplichting niet af. Indien dit voor eiser niet duidelijk was had hij daarnaar kunnen informeren bij zijn klantmanager.
4.6. Vorenstaande brengt mee dat verweerder op grond van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB, bevoegd was de uitkering van eiser te herzien en intrekken over de hier in geding zijnde maanden.
4.7. Verweerder heeft aangegeven geen rekening te houden met de verliezen van eiser. Eiser heeft aldus verweerder deze uitgaven vrijwillig gedaan. Het is, volgens verweerder, eisers eigen keuze geweest om geld in te zetten om te pokeren. Eiser heeft gesteld dat hij een gokprobleem heeft waarvoor hij zich heeft laten verwijzen naar een behandelaar. Daarmee heeft hij vorenstaande onvoldoende weersproken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid om in te trekken en te herzien gebruik heeft kunnen maken. Dat voor de inzet bij online poker geen bijzondere bijstand wordt verstrekt brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
4.8. Ten aanzien van de uitspraak van de CRvB van 18 december 2012, LJN: BY6577, waar eiser ter zitting naar heeft verwezen overweegt de rechtbank dat deze betrekking heeft op een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag over ontvangen prijzengeld. Dit college heeft bij het vaststellen van de hoogte van de winst wel rekening gehouden met de inleg. Uit deze uitspraak kan niet worden opgemaakt dat deze methode voor juist moet worden gehouden. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het hier om een ander college dan verweerder gaat, biedt de aangehaalde geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder die berekeningsmethode moet hanteren.
4.9. Gezien het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Gort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2013.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB