vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: C/13/521535 / HA ZA 12-866
de commanditaire vennootschap
TELLTALE WINDPARKEN C.V.,
gevestigd te IJmuiden,
eiseres,
advocaat mr. C.W.M. Lieverse,
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.J. Dorhout Mees.
Partijen zullen hierna PAWP en Delta Lloyd worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 juli 2012,
- de akte houdende overlegging producties aan de zijde van PAWP, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 24 oktober 2012, waarin een comparitie van partijen is bevolen,
- het proces-verbaal van comparitie van 6 maart 2013, met de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. PAWP is samen met een tweetal andere commanditaire vennootschappen de exploitant van een in de Noordzee gelegen windmolenpark.
2.2. Delta Lloyd heeft door bemiddeling van Profin Financiële & Assurantieadviseurs B.V. (hierna: Profin) als tussenpersoon en Marsh B.V. (hierna: Marsh) als placing broker een verzekeringsovereenkomst gesloten voor – kort gezegd – het bouwrisico en het exploitatierisico van het windmolenpark. PAWP is als één van de verzekerden genoemd.
2.3. Tussen Delta Lloyd enerzijds en anderzijds (onder meer) Eneco is voorafgaande aan de totstandkoming van voornoemde overeenkomst onderhandeld over de verzekering. In dat verband heeft Delta Lloyd offertes opgesteld voor een CAR-verzekering en voor een Machinebreuk- en machinebreukbedrijfsschadeverzekering. De offerte voor de Machinebreuk- en machinebreukbedrijfsschadeverzekering d.d. 24 november 2005 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“Voorwaarden : Onze Algemene Voorwaarden voor
Machinebreukverzekering VE 9201
Clausules : Ingang van de verzekering
In afwijking van artikel 2.2.a. van de Algemene Voorwaarden VE 9201 gaat deze verzekering in na overdracht van de objecten aan verzekerde. (…)
Na het verstrijken van de contracttermijn van 60 maanden heeft verzekerde het recht deze verzekering met een termijn van 60 maanden te verlengen.”
2.4. De door Delta Lloyd opgestelde offerte is niet aanvaard. Partijen zijn vervolgens in onderhandeling getreden op basis van een andere – door Marsh opgestelde – (concept-) verzekeringsovereenkomst. Op 3 februari 2006 is door [A] van Eneco een presentatie gegeven van het ontwerp (d.d. 1 februari 2006) voor een verzekerings-programma voor het windpark. Door Marsh is vervolgens in een memo een toelichting gegeven op het door haar opgestelde verzekeringsprogramma, waarover zij met Delta Lloyd in onderhandeling was. De memo hield – voor zover hier van belang – het volgende in:
“2. Het thans voorliggende verzekeringsprogramma:
Naar onze professionele mening als internationaal werkende Makelaar is het thans voorliggende verzekeringsproduct uniek en nog niet eerder vertoont in de Nederlandse verzekeringsindustrie. (…)
3. Een aantal “high-lights” van het verzekeringsprogramma:
(…) Doordat het verzekeringsprogramma, voor zowel het constructie als operationele gedeelte, wordt ondergebracht bij één en dezelfde verzekeraar, loopt de dekking feitelijk door tot 10 jaar na oplevering van het windpark waardoor er een dekkingstermijn van 12 jaar ontstaat (2 jaar constructie + 10 jaar operationeel).
Het voordeel van deze oplossing is dat de kans op onverzekerd zijn in de cruciale periode tussen oplevering van het project en het operationeel worden van het project hiermee uitgesloten wordt. Daarnaast kunnen voor de berekening van de bouw- en exploitatiekosten de verzekeringskosten worden gebudgetteerd voor de eerste 12 jaar, zonder dat deze premievoeten aan fluctuaties onderhevig zijn.
Gedurende de operationele periode wordt er dekking verleend voor:
(…)
De verzekering geschiedt voor een periode van 10 jaar, onopzegbaar. Deze termijn is absoluut uniek te noemen en garandeert, naast continuïteit van het verzekeringscontract, een vaste premie hetgeen in de exploitatieberekeningen als zodanig kan worden opgenomen.”
2.5. De verzekeringsovereenkomst is met ingang van 10 april 2006 ingegaan en houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“ALL RISKS PROPERTY AND CONSEQUENTIAL LOSS
3. POLICY PERIOD: 120 months from final acceptance of the
windfarm in whole or in part thereof.
Coverage for the respective wind turbine generator(s) is automatically granted by Insurers immediately following the completion of Phase I being the construction all risks insurance period, and shall be in place up to the expiry date of this contract.”
3. Het geschil
3.1. PAWP vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat de tussen Delta Lloyd en PAWP tot stand gekomen verzekeringsovereenkomst met ingang van 1 juli 2013 opzegbaar is, met inachtneming van de geldende opzegtermijn van twee maanden en een veroordeling van Delta Lloyd in de proceskosten.
3.2. PAWP beroept zich op artikel 7:940 lid 2 van het burgerlijk wetboek (BW), stellende dat, aangezien partijen een verzekeringsovereenkomst met een termijn van meer dan vijf jaar zijn aangegaan, de verzekering op grond van de wet tussentijds opzegbaar is. Uit de polis blijkt immers niet dat daarvan is afgeweken. De verzekering was volgens PAWP onopzegbaar voor Delta Lloyd – al zou PAWP zich niet verzetten tegen opzegging – maar PAWP heeft de bevoegdheid om na vijf jaar op te zeggen. Thans is de geboden dekking en de premie niet langer marktconform. Het zou derhalve naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn dat PAWP nog vijf jaar vast zit aan deze verzekering, aldus PAWP.
3.3. Delta Lloyd voert verweer. Delta Lloyd stelt dat partijen expliciet een termijn van tien jaar zijn overeengekomen en dat partijen daarmee zijn afgeweken van artikel 7:940 lid 2 BW dat van regelend recht is voor partijen. Dat een termijn van tien jaar is overeengekomen, blijkt ook uit het feit dat geen enkele bepaling over de wijze van opzegging van de verzekering in de overeenkomst is opgenomen, aldus Delta Lloyd.
Delta Lloyd betoogt dat PWAP geen gerechtvaardigde verwachtingen kan ontlenen aan de offerte van 24 november 2005. Die offerte was immers geheel anders van opzet dan de uiteindelijk gesloten overeenkomst: toepasselijkheid van de VE 9201 (opgenomen in die offerte) zou betekenen dat Delta Lloyd de premie tussentijds zou kunnen verhogen of de verzekering zou kunnen opzeggen in geval van schade. Ook kon Delta Lloyd de overeenkomst op basis van die voorwaarden na vijf jaar opzeggen.
De verzekering was ten tijde van het sluiten van de verzekering absoluut marktconform en door te kiezen voor een termijn van 10 jaar hebben beide partijen onzekerheid afgekocht. Delta Lloyd heeft in de prijsstelling ook met de duur van tien jaar rekening gehouden, met name het feit dat zij niet jaarlijks, afhankelijk van de ontwikkelingen, zou kunnen heronderhandelen over de premie. Bovendien nam zij het risico dat de operationele fase aansloot op de bouwfase zonder keuring vooraf. De markt heeft zich zo ontwikkeld dat nu verzekeringen met een uitgebreidere dekking of een lagere premie te verkrijgen zijn, maar de markt had zich ook anders kunnen ontwikkelen. In de gegeven omstandigheden zou het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn als PAWP bevoegd zou zijn de overeenkomst op te zeggen. Aldus – steeds – Delta Lloyd.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Artikel 7:940 lid 2 BW bepaalt: “De verzekeringnemer en, tenzij het een persoonsverzekering betreft, de verzekeraar kunnen een overeenkomst die is aangegaan voor een periode van meer dan vijf jaar, of die voor zulk een periode is verlengd, opzeggen tegen het einde van elk vijfde jaar binnen die periode.” Voor partijen geldt dat het hier op grond van artikel 7:943 lid 3 BW gaat om regelend recht.
4.2. Derhalve moet worden beoordeeld of partijen in hun verzekeringsovereenkomst zijn afgeweken van artikel 7:940 BW. De vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld en of deze overeenkomst een leemte laat die moet worden aangevuld met regelend recht, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van die overeenkomst. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
4.3. De onderhandelingen voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst zijn gevoerd tussen enerzijds Delta Lloyd en anderzijds (onder meer) Eneco, Profin en Marsh. In deze procedure staat als onvoldoende betwist vast dat de standpunten zoals die – met betrekking tot de duur en opzegbaarheid van de verzekering – door (onder meer) Eneco en Marsh zijn ingenomen bij de onderhandelingen, kunnen worden toegerekend aan PAWP. Uit die onderhandelingen blijkt dat PAWP een verzekeringsovereenkomst wenste aan te gaan voor een termijn van tien jaar. Of dat een harde eis was van haar financiers, is voor de verdere beoordeling niet van belang.
4.4. De offerte van Delta Lloyd van 24 november 2005 houdt een termijn in van 5 jaar, met de mogelijkheid van een verlenging van nog eens 5 jaar, waarbij het PAWP vrij stond niet over te gaan tot verlenging. De uiteindelijke verzekeringsovereenkomst bouwt niet rechtstreeks voort op die offerte: de uiteindelijke verzekeringsvoorwaarden zijn niet (gebaseerd op) de Delta Lloyd-voorwaarden, maar zijn door Marsh – voor PAWP – opgestelde verzekeringsvoorwaarden. Tussen partijen is niet in geschil dat de verzekering door partijen destijds zo bedoeld en begrepen is dat Delta Lloyd niet tussentijds kon opzeggen (dat PAWP thans geen bezwaar zou hebben tegen opzegging door Delta Lloyd, maakt dat niet anders).
4.5. Dat Delta Lloyd niet eerder kon opzeggen is niet expliciet opgenomen in de polis, maar kan derhalve alleen blijken uit de genoemde bepaling over de “policy period” van 120 maanden, zoals Delta Lloyd ook aanvoert. De rechtbank constateert dat partijen die bepaling zo uitleggen dat daarmee wordt afgeweken van artikel 7:940 lid 2 BW. Dat artikel geeft immers (ook) de verzekeraar de bevoegdheid een verzekering als deze tegen het vijfde jaar op te zeggen. Voor zover PAWP stelt dat artikel 7:940 lid 2 BW zonder meer van toepassing is, omdat partijen in hun overeenkomst de opzegbaarheid van de verzekering niet anders hebben geregeld, volgt de rechtbank PAWP daarin derhalve niet. Het standpunt van PAWP moet dus zo begrepen worden dat partijen alleen de wettelijke opzeggings-bevoegdheid van de verzekeraar (stilzwijgend) hebben uitgesloten en (eveneens stilzwijgend) de wettelijke opzeggingsbevoegdheid van de verzekerde niet hebben uitgesloten. Die uitleg van de overeenkomst acht de rechtbank onjuist.
4.6. Het volgende acht de rechtbank daarbij met name van belang. De placing broker Marsh noemt in haar toelichting op de door haar geredigeerde tekst de verzekering “onopzegbaar”, zonder enig voorbehoud. PAWP stelt dat zij daaruit begreep dat de verzekering alleen onopzegbaar was voor Delta Lloyd, gelet op de tekst van de eerdere offerte van Delta Lloyd. Daarin volgt de rechtbank PAWP niet: niet alleen was die offerte niet langer onderwerp van onderhandeling (de memo zag immers op de tekst van het verzekeringsprogramma zoals geredigeerd door Marsh), maar ook voorzag die offerte – zoals Delta Lloyd onweersproken stelt – wel in opzegbaarheid van de verzekering, na schade of na de eerste periode van vijf jaar. De offerte van Delta Lloyd was dan ook niet het aanbod dat door PAWP is aanvaard. De verzekeringsovereenkomst zoals die is gesloten, is opgesteld door de placing broker van PAWP en over de duur van de verzekering is uitdrukkelijk onderhandeld met Delta Lloyd. De lange duur van de verzekering was één van de elementen waarin deze verzekering afweek van hetgeen destijds op de markt werd aangeboden. Uit de aard van de verzekeringsovereenkomst vloeit voort dat de tienjaarstermijn voor Delta Lloyd een risico in zich hield: bij schade of een voor haar nadelige ontwikkeling op de (her-)verzekeringsmarkt, kon zij de overeenkomst niet opzeggen. Vast staat dat beide partijen als uitgangspunt hanteerden dat zij met deze bepaling de opzegbaarheid door in ieder geval Delta Lloyd uitsloten. In deze procedure is uit niets gebleken dat namens PAWP ooit aan Delta Lloyd is meegedeeld dat zij de bepaling over de “policy period” zo uitlegde dat zij – gelet op artikel 7:940 lid 3 BW – de verzekering (anders dan Delta Lloyd) wel na vijf jaar tussentijds kon opzeggen. In de door Marsh opgestelde verzekering is ook geen enkele bepaling opgenomen die verwijst naar de mogelijkheid van opzegging of de wijze waarop opgezegd zou kunnen worden. Dit klemt des te meer nu het hier gaat om een namens verzekerde opgestelde verzekerings-overeenkomst van 58 pagina’s waarin, bijvoorbeeld, de mogelijkheid van “cancellation” door de wederpartij van Delta Lloyd (opzegging – kort gezegd – vóór het begin van de bouw) wel expliciet en uitvoerig geregeld is (artikel 15 van de General Terms and Conditions). Op grond van al deze omstandigheden geldt naar het oordeel van de rechtbank dat de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeenkomst mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten is dat ook de opzegbaarheid door PAWP door de bepaling over de “policy period” was uitgesloten. Derhalve moet de overeenkomst zo worden uitgelegd dat partijen door het opnemen van een “policy period” van 120 maanden tussentijdse opzegbaarheid over en weer (impliciet) hebben uitgesloten.
4.7. Dat PAWP de overeenkomst niet kan opzeggen is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Partijen hebben destijds expliciet onderhandeld over de duur van de overeenkomst. Het risico dat de markt zich ten nadele van een van beide partijen zou ontwikkelen, is inherent aan een dergelijke overeenkomst. Dat dat risico zich heeft verwezenlijkt, maakt nog niet dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat PAWP gedurende de “policy period” aan de verzekeringsovereenkomst gebonden is. Dat geldt eens te meer voor zover Delta Lloyd haar reeds tegemoet is gekomen met betrekking tot de omvang van de dekking en de hoogte van de premie.
4.8. De gevorderde verklaring voor recht ligt daarmee voor afwijzing gereed en hetgeen partijen verder hebben aangevoerd behoeft geen nadere behandeling.
4.9. PAWP zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat € 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.479,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst het gevorderde af,
5.2. veroordeelt PAWP in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op € 1.479,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Troost en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.?