ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ5836

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
1369664 \ HA EXPL 12-1053
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eiser in vordering tot voldoening van kosten van lijkbezorging

In deze zaak heeft eiseres [A] een vordering ingesteld tegen gedaagden [B c.s.] met betrekking tot de kosten van lijkbezorging van erflater [D], die in juli 2011 is overleden zonder een testament achter te laten. [A] stelt dat zij als zus van erflater de kosten van de uitvaart heeft voorgeschoten en dat [B c.s.], als kinderen van erflater, draagplichtig zijn voor deze kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen verklaring van erfrecht is opgesteld en dat de nalatenschap nog niet is aanvaard of verworpen door [B c.s.]. Dit betekent dat [B c.s.] niet als erfgenamen kunnen worden aangesproken voor de kosten van lijkbezorging, aangezien zij de nalatenschap niet zuiver hebben aanvaard. De kantonrechter oordeelt dat [A] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat er geen juridische basis is voor haar claim op [B c.s.]. De rechter wijst erop dat de kosten van lijkbezorging in beginsel schulden van de nalatenschap zijn en dat erfgenamen niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor deze kosten zolang zij de nalatenschap niet hebben aanvaard. De vordering van [A] wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [B c.s.].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 1369664 \ HA EXPL 12-1053
Uitspraak: 27 februari 2013
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[A],
wonende te --,
eiseres,
nader te noemen [A],
gemachtigde mr. M.A. Weenink te Amsterdam,
t e g e n
1. [B],
2. [C],
beiden wonende te --,
gedaagden,
nader te noemen [B c.s.],
gemachtigde mr. R.A.M. Koolen te Amsterdam,
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 23 juli 2012 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte vermeerdering van eis en akte overlegging producties in verband met comparitie, met producties.
Ingevolge tussenvonnis van 12 september 2012 heeft een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden op 5 november 2012. Het proces-verbaal hiervan bevindt zich bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten en omstandigheden
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1 In juli 2011 is te [plaats] overleden [D] (hierna mede: erflater). Hij had geen laatste uiterste wil gemaakt. [A] is één van de zussen van erflater. [B c.s.] zijn – zoals hierna nader wordt toegelicht – kinderen van erflater.
1.2 Bij beschikking van deze rechtbank van 21 maart 2012 is het vaderschap van erflater ten aanzien van beide gedaagden gerechtelijk vastgesteld. Tegen deze beschikking is niet binnen de daartoe wettelijk gestelde termijn hoger beroep ingesteld, zodat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Op grond van het versterferfrecht hebben [B c.s.] thans te gelden als erfgenamen van erflater.
1.3 Voorts is thans een procedure aanhangig betreffende de vaststelling van het vaderschap van erflater ten aanzien van de heer [E].
1.4 Er is geen verklaring van erfrecht opgesteld. De nalatenschap is nog niet verdeeld. [B c.s.] hebben de nalatenschap (nog) niet aanvaard of verworpen.
Vordering en verweer in conventie en reconventie
2. [A] vordert, na wijziging van eis, [B c.s.] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan [A] te voldoen:
a. een bedrag van € 11.535, 74 (inclusief wettelijke rente tot 21 mei 2011), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei tot aan de dag der algehele voldoening;
b. een bedrag van € 170,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. een bedrag van € 1.173, 37, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
d. de proceskosten in conventie en reconventie, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de termijn van voldoening.
3. [A] legt, kort gezegd, aan haar vordering ten grondslag dat [B c.s.] als erfgenamen van erflater draagplichtig zijn voor de kosten van lijkbezorging alsmede voor de kosten betreffende de overlijdensberichtgeving in Suriname en de met het overlijden van erflater verband houdende notariskosten. [A] heeft deze kosten zelf gedragen. Ten tijde van het overlijden van erflater golden als erfgenamen zijn broers en zussen, aangezien op dat moment het vaderschap van erflater ten aanzien van [B c.s.] nog niet gerechtelijk was vastgesteld. [A] heeft als toenmalig erfgenaam de kosten van de uitvaart voorgeschoten. Achteraf bezien was [A] geen erfgenaam en dus niet draagplichtig voor vorengenoemde kosten. [B c.s.] bleken erfgenamen en dus draagplichtig te zijn. De handelingen van [A] dienen te worden aangemerkt als daden van zaakwaarneming. Voorts kan worden gesteld dat [B c.s.] ongerechtvaardigd zijn verrijkt ten koste van [A], omdat zij de kosten van de uitvaart op zich heeft genomen, aldus - steeds -[A].
4. [B c.s.] voeren verweer tegen de vordering. Zij vorderen voorwaardelijk in reconventie hen toe te laten tot het bewijs van hun stellingen, onderbouwing van de tegenvordering en verrekening van deze vordering met die in conventie, met veroordeling van [A] in de kosten van deze eis, daaronder begrepen het salaris van gemachtigde.
5. [B c.s.] stellen, kort gezegd, dat thans nog geen verklaring van erfrecht is opgesteld en evenmin aanvaarding dan wel verwerping door hen van de nalatenschap van erflater heeft plaatsgevonden. Hiermee hangt samen dat eerst het vaderschap van erflater ten aanzien van [B c.s.] gerechtelijk is vastgesteld en, nadat het verzoek hiertoe was toegewezen, de hoger beroepstermijn diende te zijn verstreken alvorens [B c.s.] ook in juridische zin de kinderen van erflater waren. Verder dient, alvorens de verklaring van erfrecht kan worden opgesteld en [B c.s.] een keuze kunnen uitbrengen voor het aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap, de uitkomst van de procedure van de heer [E] tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van erflater te worden afgewacht. Afhankelijk van deze uitkomst, zal de heer [E] mogelijk naast [B c.s.] als erfgenaam gelden. Voorts voeren [B c.s.] verweer tegen de vordering van [A]. Zij stellen dat [A] dient aan te tonen op welke wijze zij de financiële middelen heeft verkregen ter voldoening van de door haar gevorderde kosten. [B c.s.] betwisten de noodzaak van de gemaakte kosten. Tot slot doen zij, voor zover de vordering in conventie wordt toegewezen, een beroep op verrekening van de kosten van lijkbezorging met de goederen van de nalatenschap die, aldus [B c.s.], door de broers en zussen van erflater zijn verduisterd.
Beoordeling
6. De kantonrechter stelt voorop dat geen verklaring van erfrecht is opgesteld, noch aanvaarding of verwerping heeft plaatsgevonden van de nalatenschap van erflater door [B c.s.] heeft plaatsgehad. Dat tot op heden geen keuze is gemaakt voor wat betreft de aanvaarding of verwerping, kan [B c.s.] naar het oordeel van de kantonrechter niet worden tegengeworpen in het licht van de tijd die gemoeid is geweest met de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap met betrekking tot [B c.s.] en gezien de nog niet afgeronde procedure van de heer [E]. Mogelijkerwijs wordt de heer [E] aangemerkt als derde erfgenaam.
7. Onderhavige vordering is ingesteld tegen [B c.s.] in persoon. Kennelijk heeft [A] daarmee niet voor ogen gehad een verhaal van haar vordering op de goederen van de nalatenschap doch een (direct) verhaal op (het vermogen van) [B c.s.]. Ingevolge het bepaalde in artikel 4:7 lid 1 BW worden de kosten van lijkbezorging in beginsel aangemerkt als schulden van de nalatenschap. Uit artikel 4:182 lid 2 BW volgt weliswaar dat bij een dergelijke schuld de erfgenamen met het overlijden van erflater van rechtswege schuldenaar worden, echter dit brengt niet met zich dat de erfgenamen zonder meer in persoon kunnen worden aangesproken voor deze schuld. Uit lid 2 van artikel 4:184 BW volgt dat een erfgenaam niet verplicht is een schuld van de nalatenschap te voldoen ten laste van zijn overig vermogen, tenzij een van de in dat lid genoemde omstandigheden zich voordoet, waaronder de zuivere aanvaarding van de nalatenschap. Niet is gesteld of gebleken dat een van deze omstandigheden zich voordoet dan wel heeft voorgedaan. [B c.s.] hebben de nalatenschap, tenminste tot op heden, niet zuiver aanvaard. Het vorengaande leidt ertoe dat [A] in ieder geval thans geen vordering heeft op [B c.s.] op de grond dat zij erfgenamen zijn van de nalatenschap van erflater. [A] heeft geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan
[B c.s.] draagplichtig zouden zijn voor de kosten van lijkbezorging. Ook de enkele stelling van [A] dat [B c.s.] ongerechtvaardigd zijn verrijkt kan niet zonder toelichting, welke ontbreekt, tot deze conclusie leiden. De kantonrechter zal [A] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Aan een bespreking van de overige stellingen alsook de voorwaardelijke vordering in reconventie komt de rechtbank derhalve niet toe.
8. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [A] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [B c.s.]. De proceskosten worden als volgt begroot:
- griffierecht € 0,-;
- salaris gemachtigde € 600,- (2 punten x tarief € 300,-).
Totaal: € 600,-
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart [A] niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
II. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van [B c.s.] tot op heden begroot op € 600,-.
Aldus gewezen door mr. K. Mans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter