ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ5860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/13/537552 / KG ZA 13-284 HJ/BB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijheid van meningsuiting versus bescherming van persoonlijke levenssfeer in kort geding tussen schrijfster en De Volkskrant

In deze zaak, die op 8 maart 2013 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderde eiseres, een schrijfster en onderzoeksjournaliste, een verbod op de publicatie van een artikel door De Volkskrant. Dit artikel zou haar ware identiteit onthullen en bevatte beschuldigingen die haar reputatie zouden kunnen schaden. Eiseres had eerder een serie artikelen geschreven over vrouwenhandel en prostitutie onder een schuilnaam, en vreesde voor haar veiligheid als haar identiteit bekend zou worden. De voorzieningenrechter moest afwegen of de vrijheid van meningsuiting van De Volkskrant zwaarder woog dan het belang van eiseres bij bescherming van haar persoonlijke levenssfeer.

Tijdens de zitting op 8 maart 2013 werd duidelijk dat de Volkskrant twijfels had over de waarheidsgetrouwe weergave van de ervaringen die eiseres in haar boek beschrijft. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de vrijheid van meningsuiting een belangrijk recht is, dit recht niet absoluut is en kan worden beperkt ter bescherming van de goede naam en rechten van anderen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Volkskrant gerechtigd was om vragen te stellen over de betrouwbaarheid van eiseres' publicaties, en dat de mogelijke onthulling van haar identiteit niet zodanig gevaarlijk was dat dit de publicatie van het artikel zou moeten verhinderen.

Uiteindelijk weigerde de voorzieningenrechter de gevraagde voorzieningen van eiseres en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de delicate balans tussen het recht op vrije meningsuiting en de bescherming van persoonlijke levenssfeer, vooral in gevallen waar publieke belangen en persoonlijke veiligheid op het spel staan.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/537552 / KG ZA 13-284 HJ/BB
Vonnis in kort geding van 8 maart 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres bij conceptdagvaarding van 8 maart 2013,
advocaat mr. Chr.A. Alberdingk Thijm te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VOLKSKRANT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. J. van den Brink te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Volkskrant worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 8 maart 2013 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De Volkskrant heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 8 maart 2013 mondeling de beslissing gegeven. Aan partijen is medegedeeld dat op 22 maart 2013 de uitwerking zal volgen.
Ter zitting waren aanwezig:
[eiseres] met mr. Alberdingk Thijm en zijn kantoorgenote mr. C. de Vries.
Aan de zijde van de Volkskrant: [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] met mr. Van den Brink.
1.2. Gezien de aard van de zaak en op verzoek van eiseres is door de voorzieningenrechter besloten de zaak (ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) achter gesloten deuren te behandelen. Dat betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat het alle aanwezigen op grond van artikel 29 Rv verboden is om aan derden mededelingen te doen omtrent het verhandelde ter terechtzitting en omtrent andere gegevens uit de procedure, waaronder gegevens uit de processtukken.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is schrijfster en onderzoeksjournaliste. Zij heeft ondermeer een veertiendelige serie geschreven voor de dagbladen Het Parool en Het Algemeen Dagblad over vrouwenhandel en (gedwongen) prostitutie. De serie is nadien door haar bewerkt en gepubliceerd als boek onder de titel ‘[titel]. [eiseres] heeft zich bij deze publicaties bediend van de schuilnaam [schuilnaam]. Deze publicaties hebben ertoe geleid dat [eiseres] door de Gemeente Amsterdam is betrokken bij het te voeren prostitutiebeleid.
2.2. Op 24 februari 2013 heeft [eiseres] jegens (onder andere) de Volkskrant een kort gedingprocedure aanhangig gemaakt wegens de voorgenomen publicatie van een artikel in de Volkskrant van 25 februari 2013, welke publicatiedatum vervolgens is uitgesteld tot 26 februari 2013. Het voorgenomen artikel had in grote lijnen de volgende inhoud:
- de echte naam van [schuilnaam] werd bekend gemaakt;
- betwijfeld werd of [eiseres] zich daadwerkelijk heeft bevonden in de kringen waarin zij zich volgens haar publicaties onder de schuilnaam [schuilnaam] heeft bevonden;
- er werden nadere (privacy-gevoelige) bijzonderheden over de persoon [eiseres] vermeld.
2.3. Vlak voor de zitting van 25 februari 2013 heeft de Volkskrant toegezegd dat zij het voorgenomen artikel niet zal publiceren en dat als later nog een artikel over hetzelfde onderwerp zal volgen, zij dat artikel tenminste 48 uur voor publicatie aan [eiseres] zal aanbieden in het kader van wederhoor en om [eiseres] in de gelegenheid te stellen rechtsmaatregelen te nemen.
2.4. De voorzieningenrechter te Amsterdam heeft in het vonnis van 26 februari 2013 onder meer het volgende overwogen:
‘4.6. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Iemand die onder een schuilnaam publiceert heeft geen aanspraak op geheimhouding van zijn of haar ware identiteit jegens degenen die die identiteit ontdekt hebben. Uitgangspunt is dat de vrijheid van meningsuiting ook omvat het publiceren van de identiteit van iemand die zich van een schuilnaam heeft bediend. Dat kan evenwel anders zijn als degene die zich van een schuilnaam heeft bediend gevaar zou lopen indien zijn of haar ware identiteit bekend zou worden. Daarover kan in dit geval het volgende worden gezegd. Indien eiseres daadwerkelijk vanuit eigen ervaring haar publicaties heeft geschreven, is aannemelijk dat zij ernstige negatieve gevolgen te duchten heeft als haar ware identiteit bekend wordt. Dat zou dan ook kunnen betekenen dat de vrijheid van meningsuiting van de Volkskrant zou moeten wijken voor haar zwaarwegende veiligheidsbelang. Als het echter zo is dat eiseres niet haar eigen ervaringen beschrijft, hoewel zij haar eerste publicatie wel de vorm heeft gegeven van een ooggetuigenverslag en zij zich ook jegens de overheid presenteert als iemand met ervaring van binnenuit, is dat een nieuwsfeit dat gepubliceerd mag worden en dan mogen ook haar ware identiteit en haar achtergrond onthuld worden, ook al zou dat negatieve gevolgen voor eiseres kunnen hebben. Zij heeft dat in dat geval over zichzelf afgeroepen door een leugenachtige publicatie het licht te doen zien en zich in strijd met de waarheid jegens de overheid te presenteren als iemand met informatie op grond van eigen ervaringen.
4.7. Op grond van de door eiseres in het geding gebrachte bewijsstukken zou kunnen worden aangenomen dat eiseres daadwerkelijk in de kringen heeft verkeerd waarover haar publicaties gaan. De argumenten die de Volkskrant in het concept- artikel heeft genoemd wijzen op het tegendeel. Zonder nader onderzoek naar de feiten – waarvoor in een kort geding geen plaats is – is op dit punt onvoldoende zekerheid te verkrijgen. (…)’
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter de Volkskrant, op straffe van een dwangsom, veroordeeld om alvorens een artikel te publiceren waarvan de strekking geheel of gedeeltelijk overeenkomt met het artikel dat de Volkskrant voornemens was te publiceren een concept daarvan 48 uur voor publicatie aan [eiseres] aan te bieden, met dien verstande dat deze veroordeling niet geldt als een ander dan de Volkskrant over het onderwerp van genoemd artikel heeft gepubliceerd.
2.5. Op 6 maart 2013 heeft de Volkskrant aan de advocaat van [eiseres] een e-mail gestuurd met verschillende vragen aan [eiseres]. (De advocaat van) [eiseres] heeft op deze vragen niet gereageerd maar een als productie 7 in het geding gebrachte sommatiebrief aan de Volkskrant gezonden. Daarop heeft de Volkskrant eveneens op 6 maart 2013 een nieuw artikel over [eiseres] aan de advocaat van [eiseres] gezonden met daarbij de mededeling dat zij voornemens is om dat artikel in de Volkskrant van 9 maart 2013 te publiceren. De Volkskrant heeft daarbij vermeld dat, indien zij geen verdere reactie van [eiseres] ontvangt, het meegezonden artikel zonder wijzigingen zal worden gepubliceerd en dat als [eiseres] tijdig met aanvullende informatie komt, die informatie nog kan worden opgenomen in het artikel. (De advocaat van) [eiseres] heeft daarop niet meer gereageerd.
2.6. In het artikel dat de Volkskrant voornemens is om op 9 maart 2013 te publiceren en waarvan de inhoud aan dit vonnis is gehecht, wordt net als in het eerste artikel de echte naam van [schuilnaam] bekend gemaakt en worden nadere (privacy-gevoelige) bijzonderheden over de persoon [eiseres] vermeld. Daarnaast wordt in het artikel uitgebreid beschreven dat er, gelet op de reputatie van [eiseres] gegronde twijfels bestaan aan de betrouwbaarheid van hetgeen zij in haar boek ‘[titel] als waar gebeurd verhaal beschrijft en naar aanleiding waarvan zij door de gemeente Amsterdam betrokken wordt bij het prostitutiebeleid.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert -kort gezegd- het volgende:
Primair:
I.A de Volkskrant te verbieden het artikel zoals aan dit vonnis is gehecht of een artikel van gelijke strekking te publiceren via welk medium dan ook;
I.B de Volkskrant te verbieden de ware identiteit van [eiseres] bekend te maken, al dan niet door opname daarvan in het artikel zoals aan dit vonnis is gehecht of in een andere publicatie;
I.C de Volkskrant te verbieden bij haar onderzoek tegenover derden de identiteit van [eiseres] bekend te maken of gegevens te presenteren waaruit die identiteit herleid kan worden;
I.D de Volkskrant te bevelen dusdanige maatregelen te nemen dat de identiteit van [eiseres] niet verder binnen de organisatie van de Volkskrant of anderszins bekend wordt gemaakt;
I.E de Volkskrant te gebieden [eiseres] met rust te laten, in het bijzonder door haar te verbieden om gebeurtenissen van vijftien jaar geleden of meer op te rakelen zonder klemmende reden van publiek belang;
I.F de Volkskrant te verbieden (andere) persoonlijke gegevens over [eiseres] te publiceren, in het bijzonder gegevens die haar seksualiteit of medische voorgeschiedenis betreffen;
Subsidiair:
II. bovenstaande veroordelingen uit te spreken totdat de bodemrechter bij vonnis met kracht van gewijsde heeft geoordeeld dat het artikel zoals aan dit vonnis is gehecht of een stuk van gelijke strekking geoorloofd is;
Meer subsidiair:
III. een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorziening te treffen;
IV. een en ander op straffe van dwangsommen;
V. en met veroordeling van de Volkskrant in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2. [eiseres] heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat het artikel dat de Volkskrant voornemens is om op 9 maart 2013 te publiceren en dat aan dit vonnis is gehecht om meerdere hierna beschreven redenen onrechtmatig jegens haar is.
I. Het artikel is in strijd met het vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 26 februari 2013 omdat in dat vonnis is geoordeeld dat de identiteit en de achtergrond van [eiseres] slechts onthuld mag worden in het geval zij haar publicaties niet vanuit eigen ervaring heeft geschreven en de Volkskrant thans zelf vaststelt dat [eiseres] als prostituee heeft gewerkt.
II. Het artikel vormt een schending van het recht van [eiseres] om met rust gelaten te worden. Volgens [eiseres] bestaat er geen enkele rechtvaardiging voor een publicatie met uitsluitend beschuldigingen uit het verleden van [eiseres] terwijl [eiseres] nu juist anoniem wenst te blijven.
III. Het artikel is in strijd met de persoonlijke levenssfeer van [eiseres]. Volgens [eiseres] weegt haar belang om verschoond te blijven van voor haar ongewenste publiciteit omtrent haar privé-situatie zwaarder dan het belang van de Volkskrant bij vrijheid van meningsuiting. Volgens [eiseres] bevat het artikel geen misstand die de Volkskrant met de publicatie aankaart maar bevat het artikel uitsluitend roddel en achterklap uit een ver verleden met geen ander doel dan de reputatie van [eiseres] te schaden. Bovendien zijn de aantijgingen onjuist. Verder is er geen belang bij publicatie van de ware identiteit van [eiseres] en bij onthulling dat zij vroeger man is geweest, terwijl [eiseres] door bekendmaking van haar ware identiteit ernstige negatieve gevolgen te duchten heeft. Ten slotte heeft de Volkskrant volgens [eiseres] met haar onderzoek niet de waarheid willen achterhalen, maar uitsluitend de verdachtmakingen aan het adres van [eiseres] willen onderbouwen, hetgeen ook blijkt uit de vragen die de Volkskrant bij brief van 6 maart 2013 aan [eiseres] heeft gesteld in het kader van wederhoor.
IV. De publicatie van de ware identiteit van [eiseres] is in strijd met haar vrijheid van meningsuiting omdat zij slechts vrijelijk kan publiceren door gebruik te maken van een schuilnaam.
V. Het zonder toestemming van [eiseres] publiceren van persoonsgegevens met betrekking tot de seksualiteit of medische gegevens is in strijd met artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
[eiseres] heeft ten slotte gesteld dat het artikel van de Volkskrant een schending oplevert van de beslissing in de vorige kort gedingprocedure dat de zitting van 25 februari 2013 achter gesloten deuren zou plaatsvinden. De contacten die hebben plaatsgevonden met verschillende in het artikel genoemde personen waren volgens [eiseres] slechts mogelijk door gebruikmaking van gegevens uit het vertrouwelijke dossier. Daarmee heeft de Volkskrant in strijd met artikel 29 Rv gehandeld, aldus [eiseres].
3.3. De Volkskrant heeft verweer gevoerd dat voor zover van belang hierna onder de beoordeling aan de orde zal komen.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. Uitgangspunt is dat de toewijzing van de vorderingen van [eiseres] in beginsel een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van de Volkskrant op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van de Volkskrant onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag of hiervan sprake is, dienen het recht op vrije meningsuiting en het recht ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen elkaar te worden afgewogen. Hierbij geldt dat het belang van de Volkskrant is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiseres] is erin gelegen dat haar persoon niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor haar ongewenste publiciteit omtrent haar privé-gegevens en privé-situatie. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.3. De voorzieningenrechter heeft in rechtsoverweging 4.6 van het vonnis van 26 februari 2013 onder meer overwogen dat indien [eiseres] daadwerkelijk vanuit eigen ervaring haar publicaties heeft geschreven, aannemelijk is dat zij ernstige negatieve gevolgen te duchten heeft als haar ware identiteit bekend wordt en dat dat zou kunnen betekenen dat de vrijheid van meningsuiting van de Volkskrant zou moeten wijken voor haar zwaarwegende veiligheidsbelang. Verder heeft de voorzieningenrechter in dat vonnis overwogen dat als het zo is dat [eiseres] niet haar eigen ervaringen beschrijft, hoewel zij haar eerste publicatie wel de vorm heeft gegeven van een ooggetuigenverslag en zij zich ook jegens de overheid presenteert als iemand met ervaring van binnenuit, dat een nieuwsfeit is dat gepubliceerd mag worden en dat dan ook haar ware identiteit en haar achtergrond onthuld mag worden. De voorzieningenrechter heeft vervolgens in rechtsoverweging 4.7 van het vonnis overwogen dat zonder nader onderzoek naar de feiten onvoldoende zekerheid is te verkrijgen over de vraag of [eiseres] in haar boek ‘[titel] haar eigen ervaringen beschrijft (stelling van [eiseres]) of niet (stelling van de Volkskrant).
Voornoemde overwegingen en de toezegging van de Volkskrant om het in dat kort geding in geschil zijnde artikel niet te publiceren hebben vervolgens (overeenkomstig haar toezegging) geleid tot de veroordeling van de Volkskrant om alvorens een artikel te publiceren waarvan de strekking geheel of gedeeltelijk overeenkomt met het artikel dat de Volkskrant voornemens was te publiceren een concept daarvan 48 uur voor publicatie aan [eiseres] aan te bieden.
4.4. Sindsdien heeft de Volkskrant nader onderzoek gedaan en een uitgebreider artikel geschreven. Het concept daarvan is aan (de advocaat van) [eiseres] toegezonden. De Volkskrant stelt zich thans niet langer op het standpunt dat [eiseres] in het geheel niet als prostituee heeft gewerkt. De passage waarop dit geding zich toespitst luidt als volgt:
"De verhalen over [eiseres] [eiseres] werpen de vraag op of ze als prostituee heeft gewerkt. De Volkskrant heeft aanwijzingen dat ze wel degelijk achter de ramen stond. Maar ging het zoals ze in haar boek beschrijft?
Een bekende Amsterdamse raamexploitant die anoniem wil blijven, zegt [eiseres] rond 2000 in het [ ] te hebben gekend als prostituee. Dat spreekt tegen dat [eiseres] pas vijf jaar geleden - in alle onschuld - begon met het vak. Van de vierenhalf jaar die ze in de peeskamers zou hebben gezeten, bestierde ze ook twee jaar een uitgeverij in België. Onduidelijk is hoe ze dat combineerde met het afwerken van tienduizend klanten op de Wallen. Ook vermeldt haar boek niets over de wijze waarop haar transseksualiteit het werk in de peeskamer beïnvloedde. De ervaringen die [schuilnaam] opvoert alsof ze ze van nabij meemaakt, zijn volgens [persoon 5] bekende anekdotes uit 'het wereldje'. Zo beschrijft [schuilnaam] een goede vriendin, die doorwerkt achter het raam terwijl ze kanker heeft. [persoon 5]: 'Het is algemeen bekend dat dit een vrouw is overkomen die een paar jaar geleden is overleden.' "
Ter zitting heeft De Volkskrant deze passage toegelicht door te stellen dat waarschijnlijk wel sprake is van een korte periode van participerende undercover-journalistiek, maar dat de door [eiseres] in haar boek gewekte indruk dat zij gedurende viereneenhalf jaar achter elkaar als prostituee op de wallen heeft gewerkt onaannemelijk is. Het belangrijkste argument daarvoor is dat zij gedurende die vier jaar twee jaar werkzaam is geweest voor uitgeverij [uitgeverij] te Antwerpen. Deze uitgeverij heeft in die tijd 40 boeken uitgegeven en [eiseres] trad op als het boegbeeld van de uitgeverij en heeft veel tijd en energie gestoken in de promotie van die boeken.
4.5. Daarnaast heeft de Volkskrant buiten de in het artikel aangevoerde gronden (zoals hierboven geciteerd) voor twijfel aan de betrouwbaarheid van het boek nog de volgende bijkomende argumenten genoemd.
I. Het is onwaarschijnlijk dat, zoals [eiseres] op pagina 11 van het boek schrijft, zij gedurende viereneenhalf jaar, zes dagen per week, 39408 uren op de Wallen heeft gewerkt en tienduizend klanten heeft gehad. Dat zou namelijk volgens de Volkskrant betekenen dat zij onafgebroken gemiddeld zeven klanten per dag zou hebben gehad en 28,06 uur per dag zou hebben gewerkt. Tijdens de Dolle Dwaze Dagen van de Bijenkorf zou [eiseres] volgens haar boek zesennegentig klanten hebben gehad hetgeen neerkomt op 24 klanten per dag, wat al helemaal onwaarschijnlijk is.
II. Het is onwaarschijnlijk dat, zoals [eiseres] op pagina 87 van het boek schrijft, zij op de eerste dag EUR 780,- had verdiend en de dagen erna nog eens bijna EUR 2.000,-. Deze bedragen stemmen volgens de Volkskrant bovendien niet overeen met de verklaring van de boekhoudster van [eiseres] en de belastingaangifte van [eiseres] over 2011.
III. [eiseres] heeft niet aangetoond dat zij in de door haar aangegeven periode daadwerkelijk op de Wallen heeft gewerkt. De door haar overgelegde bonnen zijn van 2011 en betreffen geen werkzaamheden op de Wallen maar in het Singelgebied, Haarlem en Den Haag.
IV. Op pagina 29 schrijft [eiseres] over een ontslag: ‘In de zeven jaar dat ik daar had gewerkt…’, terwijl zij volgens de Volkskrant nooit zeven jaar voor één werkgever heeft gewerkt.
V. Het is voor iemand die jarenlang in Amsterdam heeft gestudeerd, gewerkt en gewoond, onwaarschijnlijk dat, zoals [eiseres] op pagina 58 van het boek schrijft, behalve haar vriendin niemand op de hoogte was van haar werk als prostituee.
VI. Het is opmerkelijk dat [eiseres] in haar boek schrijft over Nederlandse prostitueecollega’s terwijl bekend is dat op de Wallen vrijwel uitsluitend buitenlandse prostituees werken.
VII. De beschrijving van [eiseres] op pagina 115 van het boek ‘Mijn vagina was overbelast geraakt’ en de raad van een vriendin in dat verband ‘Het is juist de kunst om je als prostituee zo min mogelijk te laten neuken’ vertoont volgens de Volkskrant opvallende vergelijkingen met de tekst die [persoon 5] gebruikte tijdens de theatertour de Vagina Monologen.
VIII. Ook hoofdstuk 10 over de Dolle Dwaze Dagen bij de Bijenkorf lijkt te zijn gebaseerd op een door [persoon 5] in 2010 op Telegraaf.nl geschreven artikel.
IX. Op pagina 120 van het boek schrijft [eiseres] dat zij zich op advies van een KvK-medewerkster heeft laten inschrijven als nagelstyliste met als bijberoep toiletjuffrouw, terwijl uit haar KvK-inschrijving blijkt dat [eiseres] zich op 1 maart 2011 heeft laten inschrijven als nagelstyliste en masseuse.
X. Op pagina 167 beschrijft [eiseres] dat zij heeft weten te voorkomen door een klant te worden gewurgd door tegen de wand van de peeskamer te schoppen. Zoals ook door een bloggende prostituee op het weblog [weblog] is geschreven is dit volgens de Volkskrant onwaarschijnlijk.
XI. Zoals ook uit een bericht van een bezoeker van de Wallen op [website] blijkt is ongeloofwaardig dat [eiseres] op de Wallen werkte (‘Een slanke, blonde Nederlandse vrouw op de Wallen die blijkbaar (ook) aan SM doet. Die zou toch wel bekend moeten zijn bij de hookers-leden. Iemand een idee? Ik niet in ieder geval.’)
XII. De transseksuelen op de Wallen werken in de [straatnamen] en [eiseres] stelt in haar boek dat zij elders op de Wallen werkte.
4.6. [eiseres] heeft op deze punten het volgende verweer gevoerd:
Zij stelt dat haar boek niet een volledige beschrijving van haar leven in de in het boek genoemde periode van vierenhalf jaar bevat. Haar werkzaamheden voor de uitgeverij in Antwerpen heeft zij met haar werkzaamheden als prostituee in Amsterdam kunnen combineren, omdat zij als prostituee pas om 12.00 uur met haar werk begon. Bepaalde getallen zijn wellicht wat overdreven of niet nauwkeurig.
4.7. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het onder 4.5 onder III genoemde argument kan geen rol spelen. De titel van het boek van [eiseres] verwijst weliswaar naar ‘de Wallen’, maar daar kan niet alleen het gebied rond de Oudezijds Achterburgwal mee worden bedoeld, maar ook ‘de prostitutie’ elders in Amsterdam of zelfs daarbuiten.
In dit kort geding kan de juistheid van de door de Volkskrant genoemde argumenten overigens niet worden vastgesteld; daarvoor zou nader onderzoek nodig zijn, waarvoor in kort geding geen plaats is. Wel kan echter worden gezegd dat de genoemde argumenten in het artikel, in samenhang met de ter zitting genoemde bijkomende argumenten zoals hierboven besproken, voldoende zwaarwegend zijn om aan te kunnen nemen dat de Volkskrant met recht de vraag mag stellen ‘of het zo ging zoals [eiseres] in haar boek beschrijft’. Het meest zwaarwegende argument is dat moeilijk voorstelbaar is hoe [eiseres] haar werkzaamheden voor haar uitgeverij te Antwerpen zou kunnen combineren met dagelijkse werkzaamheden als prostituee in Amsterdam. Daar komt bij dat de aanwijzingen voor haar werkzaamheden als prostituee (bonnetjes, administratie) slechts betrekking hebben op 2011.
Dit betekent weliswaar niet dat vaststaat dat [eiseres] geen enkele ervaring 'van binnenuit' heeft, maar er is wel een wezenlijk verschil tussen iemand die gedurende een beperkte periode participerende undercover-journalistiek bedrijft en iemand die verslag doet van viereneenhalf jaar eigen ervaring als full time prostituee. Dit verschil is van belang omdat [eiseres] op grond van haar publicaties en op grond van de veronderstelling dat daarin haar jarenlange eigen ervaringen zijn weergegeven een functie bij de gemeente Amsterdam vervult als adviseur inzake prostitutiezaken. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de mogelijke onbetrouwbaarheid van de claim van [eiseres] dat haar boek een verslag is van haar vierenhalf jaar durende periode van werkzaamheid als prostituee als een zaak van algemeen belang kan worden beschouwd.
4.8. Ten aanzien van het door [eiseres] gestelde gevaar dat zou ontstaan als haar identiteit bekend zou worden heeft ook een voortgezet debat plaatsgevonden. De Volkskrant heeft nogmaals uitdrukkelijk de vraag aan de orde gesteld of [eiseres] wel daadwerkelijk moet vrezen voor negatieve consequenties als haar ware identiteit bekend wordt. [eiseres] heeft zich daartoe beroepen op een ontvangen bedreiging en heeft gesteld dat zij zaken heeft onthuld waarvan men in prostitutiekringen liever niet heeft dat deze bekend worden, zoals het feit dat vrouwen gedwongen worden dubbele shifts te werken. De Volkskrant wijst erop dat de bron van de gestelde bedreiging uiteindelijk steeds [eiseres] zelf is. Van enig nader bewijs is geen sprake. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet kan worden uitgesloten dat de gestelde bedreiging heeft plaats gevonden, maar dat daarvoor geen concreet bewijs aanwezig is. Verder speelt een rol dat [eiseres] in haar hoedanigheid van [schuilnaam] is geïnterviewd voor de radio (op Radio 1 bij ‘[programma]’, een radioprogramma van de omroep PowNed) en dat haar stem daarbij niet is vervormd. Weliswaar acht de voorzieningenrechter denkbaar dat zij zich daarbij niet gerealiseerd heeft dat die uitzending ook op internet beschikbaar zou blijven, maar dat neemt niet weg dat zij door het enkele meewerken aan dit programma reeds risico’s heeft genomen en niet het maximale heeft gedaan om de ware identiteit van [schuilnaam] geheim te houden. Ook deze omstandigheid geeft grond te twijfelen aan het gestelde risico dat [eiseres] zou lopen bij het bekend worden van haar ware identiteit. Al met al is niet aannemelijk geworden dat de onthulling van de ware identiteit van [eiseres] een concreet en onmiddellijk gevaar in het leven zou roepen, dat zodanig zwaarwegend is dat dit aan de publicatie over een zaak van maatschappelijk gewicht in de weg zou staan.
4.9. Het voorafgaande leidt tot de conclusie dat de vrijheid van meningsuiting van de Volkskrant hier zwaarder weegt dan het belang van [eiseres] bij bescherming van haar persoonlijke levenssfeer en het belang dat haar schuilnaam niet wordt onthuld vanwege het hieraan mogelijk verbonden gevaar.
4.10. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.7 - 4.9 is overwogen kan ook niet worden geconcludeerd dat het artikel in strijd is met het vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 26 februari 2013. Ook slaagt het beroep van [eiseres] op het recht om met rust gelaten te worden niet. [eiseres] heeft immers zelf, weliswaar met een schuilnaam, de publiciteit gezocht met een naar eigen zeggen waar gebeurd verhaal. Nu de voorzieningenrechter met de Volkskrant van oordeel is dat er twijfel bestaat over het waarheidsgehalte van hetgeen [eiseres] in haar boek beschrijft, behoeft de vrijheid van meningsuiting van de Volkskrant niet te wijken voor het recht van [eiseres] om met rust gelaten te worden.
Dat [eiseres], indien haar identiteit bekend wordt gemaakt, niet meer zou kunnen publiceren en daarmee in haar vrijheid van meningsuiting beperkt zou worden, is, gelet op hetgeen onder 4.8 is overwogen, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk.
4.11. De voorzieningenrechter volgt [eiseres] ook niet in haar stelling dat de Volkskrant met het te publiceren artikel in strijd handelt met artikel 16 Wbp. Ten eerste is deze wet op grond van artikel 2 lid 1 niet van toepassing in het onderhavige geval omdat niet gesteld of gebleken is dat sprake is van geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en evenmin van verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen. Hieronder wordt immers verstaan: “elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens”.
Bovendien bepaalt artikel 3 Wbp:
“1. Deze wet is niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden, behoudens de overige bepalingen van dit hoofdstuk, alsmede de artikelen 6 tot en met 11, 13 tot en met 15, 25 en 49.
2. Het verbod om persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 te verwerken is niet van toepassing voor zover dit noodzakelijk is voor de doeleinden als bedoeld in het eerste lid.”
4.12. De voorzieningenrechter is met [eiseres] van oordeel dat artikel 29 Rv, naast een verbod om mededelingen aan derden te doen over het verhandelde ter terechtzitting, tevens omvat een verbod om met gegevens uit het procesdossier naar buiten te treden. Zij stelt dat een telefoonnummer dat in de processtukken voorkwam door de Volkrant is gebruikt voor nader onderzoek. De Volkskrant betwist dat; zij stelt dat dit telefoonnummer is geput uit een openbare bron. Gezien dit verweer is voorshands niet aannemelijk geworden dat de Volkskrant jegens derden mededelingen heeft gedaan over de processtukken van het vorige kort geding.
4.13. Gelet op het voorgaande zullen de gevraagde voorzieningen worden geweigerd en zal [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van de Volkskrant tot op heden begroot op € 1.405,=, te weten € 589,= aan griffierecht en € 816,= aan salaris advocaat.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Volkskrant tot op heden begroot op € 1.405,=;
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.P.W. Busch op 8 maart 2013.