ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ6858
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewijslevering over (on)rechtmatigheid van pinpastransacties door dochter met bankpas van moeder
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, ging het om de bewijslevering over de (on)rechtmatigheid van pinpastransacties die de dochter van eiseres, [C], met de bankpas van haar moeder, [B], had verricht. De procedure volgde op een tussenvonnis van 21 maart 2012, waarin [B] was toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat de pinopnames niet ten behoeve van haar waren gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat [C] in 2009 en 2010 aanzienlijke bedragen heeft gepind met de aan haar ter beschikking gestelde pinpassen, terwijl [B] ook zelf pinopnames deed. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [C] over het gebruik van de gepinde bedragen niet overtuigend waren en dat zij niet voldoende bewijs had geleverd dat de pinopnames ten behoeve van [B] waren gedaan. De rechtbank concludeerde dat de gepinde gelden niet ten goede waren gekomen aan [B] en dat [C] aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit haar onrechtmatige handelen. Uiteindelijk werd [C] veroordeeld tot betaling van € 101.300,-- aan [B], vermeerderd met wettelijke rente, en werd zij ook in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis werd uitgesproken op 27 februari 2013 door mr. R.H.C. van Harmelen.