RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/2375 AW
AWB 12/2378 AW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser 1],
wonende te [plaats],
[eiser 2],
wonende te [plaats],
eisers,
gemachtigde mr. H. Oosting,
de korpschef van het landelijke politiekorps, voorheen de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde mr. V. de Kruijf-Stellaard.
Bij besluiten van 21 oktober 2011 (de primaire besluiten I) heeft verweerder de verzoeken om functieonderhoud van eisers afgewezen.
Bij besluiten van 24 oktober 2011 (de primaire besluiten II) heeft verweerder de uitgangsposities van eisers vastgesteld.
Bij besluiten van 3 april 2012 heeft verweerder het bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2013.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tevens zijn voor verweerder verschenen [A] en [B], [functie].
1. Feiten en omstandigheden
1.1. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie (CAO) 2008-2010 is vastgelegd dat er één functiegebouw voor de Politie Nederland: het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP), zal worden ingevoerd met daarbij een nieuw functiewaarderingssysteem waarmee de functies uit het LFNP worden gewaardeerd. Het nieuwe LFNP kent circa 100 landelijk geldende functiebeschrijvingen, voorzien van een waardering per functie. Met de invoering van het LFNP bestaat er voor de organisaties niet langer een mogelijkheid om zelf functies te beschrijven en te waarderen, omdat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van functies uit het LFNP. De functie die een politiemedewerker bekleedt op 31 maart 2011 wordt in beginsel als uitgangspunt genomen voor de omzetting (matching) van de ‘oude’ functie naar een functie binnen het nieuwe LFNP. Voor een goede omzetting is daarom van belang dat de functie die op die datum wordt vervuld goed is omschreven. De medewerkers van de politie hebben daarom eenmalig de mogelijkheid gekregen om functieonderhoud aan te vragen.
1.2. Eisers zijn werkzaam als [functie] (hierna: [functie]) binnen de Dienst Executieve Ondersteuning (DEO) van de landelijke politie, voorheen de politieregio Amsterdam-Amstelland. Bij brief van 20 april 2011 is hen meegedeeld dat hun voorgenomen uitgangspositie de [functie] is. Omdat eisers van mening zijn dat met de werkzaamheden die zij verrichten in de functiebeschrijving van de functie [functie] onvoldoende tegemoet wordt gekomen aan de feitelijk door hen verrichte werkzaamheden hebben eisers in mei 2011 functieonderhoud aangevraagd.
2.1. Artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) luidt ten tijde hier van belang als volgt:
De ambtenaar kan bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van een hem in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 opgedragen functie, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld over de behandeling van deze aanvraag.
2.2. De bedoelde ministeriële regeling is de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp):
Artikel 2, tweede lid, van de Trfp luidt als volgt:
In de aanvraag tot functieonderhoud bedoeld in artikel 6, negende lid, van het Bbp, maakt de ambtenaar aannemelijk dat hij gedurende ten minste een jaar op enig moment binnen de referteperiode feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
Artikel 4 van de Trfp luidt als volgt:
Het bevoegd gezag wijst de aanvraag om functieonderhoud af indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, tweede lid:
a. niet zijn opgedragen
b. niet gedurende ten minste één jaar op enig moment geheel of gedeeltelijk binnen de referteperiode zijn verricht of
c. niet wezenlijk afwijken van de functie van de ambtenaar en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
2.3. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (zie onder meer de uitspraak van 25 februari 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BL6876) gaat het bij (een verzoek om) functieonderhoud om de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. Bij de beantwoording van deze vraag is een slechts terughoudende toetsing niet op haar plaats. Die beantwoording moet zich immers richten op de vaststelling van feiten.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
3.2. Eisers zijn uitsluitend opgekomen tegen de weigering functieonderhoud.
3.3. Verweerder is - kort samengevat - van mening dat de door eisers verrichte werkzaamheden niet wezenlijk afwijken van en passen binnen de functiebeschrijving van [functie].
3.4.1. Eisers bekleden allen de functie van [functie]. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers geen projecten uitvoeren, maar werkzaam zijn in een doorlopend aandachtsgebied, waaruit operationele acties volgen. Een project daarentegen heeft volgens verweerder een gedefinieerd concreet resultaat, een duidelijke afkadering en een budget. Eisers hebben gesteld dat zij projecten uitvoeren die een langere termijn bestrijken dan de in de functiebeschrijving opgenomen korte termijn.
De rechtbank is van oordeel dat de term “project” op eisers niet van toepassing is. Zij voeren immers geen van allen een project uit op de manier die verweerder jaren geleden voor ogen stond bij het opstellen van de functiebeschrijving van projectleider. Eisers zijn belast met het leidinggeven aan een team van wisselende medewerkers. Uit de formulering van de functiebeschrijving komt het leidinggevende aspect dan ook naar het oordeel van de rechtbank als het meest in het oog springende kenmerk van de functie naar voren. Nu eisers geen projecten in vorenbedoelde zin uitvoeren, is er ook geen sprake van een termijn zoals bedoeld in de functiebeschrijving (voor schaal 8 een korte termijn en voor schaal 9 voor middellange termijn). Ook als de term “project” wordt weggedacht in de functiebeschrijving wordt geen afbreuk gedaan aan de inhoud van de functie van eisers. Eisers worden door het wegdenken van de term “project” dan ook niet benadeeld.
Ten slotte nog dit. Verweerder heeft in de bestreden besluiten zinsneden opgenomen in de trant “daarbij is naar het oordeel van de commissie niet gebleken dat deze operationele acties een middellange termijn beslaan”; deze zinsneden hebben kennelijk voor onbegrip bij eisers gezorgd, omdat eisers in hun beroepsgronden bij het punt van de middellange termijn hebben aangeknoopt. De rechtbank verbindt hier echter niet de conclusie aan dat de bestreden besluiten daardoor onvoldoende duidelijk gemotiveerd zijn, omdat uit de volledige overweging blijkt dat verweerder hiermee een door eisers zelf geformuleerd bezwaar heeft willen afwijzen.
3.5. Aanvulling taakinventarisatie
3.5.1. Eisers hebben aangevoerd dat de in de taakinventarisatie vermelde feitelijk door eisers uitgevoerde taken geacht moeten worden te zijn opgenomen in hun functiebeschrijving van [functie], omdat bovenaan de taakinventarisatie de volgende tekst is opgenomen:
“Onderstaande feitelijk opgedragen werkzaamheden zijn een aanvulling op hierboven genoemde functietypering”.
3.5.2. Verweerder heeft bestreden dat dit de bedoeling is geweest en heeft verwezen naar de procedure rondom het beoordelen van een verzoek om functieonderhoud, waarin de taakinventarisatie slechts een onderdeel is.
3.5.3. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. De geciteerde formulering is ongelukkig gekozen, maar kan er niet toe leiden dat de normale procedure van functieonderhoud niet hoeft te worden gevolgd. Die procedure houdt immers in dat de ambtenaar zijn taken opsomt, waarna deze na het fiat van zijn leidinggevende in een taakinventarisatie worden opgenomen. Aan de hand van de taakinventarisatie gaat de functiedeskundige vervolgens kijken of er sprake is van taken die wezenlijk afwijken van de taken in de functiebeschrijving. Het volgen van de stelling van eisers zou er toe leiden dat de feitelijke toets achterwege wordt gelaten.
3.6.1. Eisers hebben aangevoerd dat zij leiding geven aan een gedifferentieerd team met wisselende medewerkers met verschillende salarisniveaus, namelijk niveau 2 en 3. Eisers zijn van mening dat deze taak niet in hun functiebeschrijving voorkomt, maar wel in die van de teamleider in schaal 10. Verweerder heeft aangevoerd dat er pas sprake is van afwijkende werkzaamheden als de taakstelling wijzigt. Ook de rechtbank is van oordeel dat het aansturen van personeelsleden terugkomt in de functiebeschrijving van [functie]. Dat deze personeelsleden in beginsel in verschillende salarisschalen kunnen zijn ingedeeld, blijkt uit de functiedefinitie waarin is bepaald: “Medewerk(st)er die zelfstandig een eigen bijdrage levert aan een gedefinieerd resultaat en tevens verantwoordelijk is voor het behalen van een gedefinieerd resultaat door een team met wisselende medewerkers, waaraan hij/zij leiding geeft”. De beroepsgrond slaagt niet.
3.6.2. Eisers hebben daarnaast in dit kader aangevoerd dat zij leiding geven aan een zeer groot team, wat volgens hen van invloed is op de latere functiewaardering.
Verweerder heeft zich beroepen op het feit dat de functiebeschrijving niet een maximaal aantal medewerkers noemt.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat eisers aan een grote groep leiding geven passend is binnen de geldende functiebeschrijving. Ter zitting is bovendien gebleken dat verweerder op dit punt beoogt het aantal medewerkers binnen het aanvaardbare van de span of control te houden.
3.7. Verantwoordelijkheid
Eisers hebben aangevoerd dat zij eindverantwoordelijk zijn voor de inzet van materieel bij het Ondersteuning Team District (OTD) en Staf Grootschalig Bijzonder Optreden (SGBO). Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers hier een signalerende rol hebben. De rechtbank is van oordeel dat uit de gedingstukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat eisers geen eindverantwoordelijkheid dragen. Ook de rechtbank is daarom van oordeel dat de werkzaamheden die eisers verrichten kunnen worden geschaard onder de kopjes: “plant, organiseert, geeft vorm en evalueert verrichte werkzaamheden”, “geeft gevraagd en ongevraagd advies aan wijkteamleden en wijkteamchef omtrent aanpak van problematiek en dienstuitvoering” en “doet voorstellen aan de wijkteamchef/bureauchef die kunnen leiden tot wijziging in de prioriteitsstelling”.
3.8.1. Eisers hebben aangevoerd dat zij diverse werkzaamheden ten behoeve van hun zorggroepen uitvoeren, die verder gaan dan het motiveren, stimuleren en begeleiden van medewerkers, waaronder verweerder deze taken schaart. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van afwijkende werkzaamheden.
3.8.2. De rechtbank overweegt allereerst dat de weergave van taken in een functiebeschrijving per definitie abstracter is dan die in een taakomschrijving die door de medewerker zelf en/of zijn leidinggevende is opgesteld. Dit heeft te maken met het feit dat in een organisatie de organieke functies worden beschreven en vervolgens in een systeem van beredeneerd vergelijken worden gewaardeerd. De kern van die taken die de medewerker verricht moeten wel zijn terug te vinden in de functiebeschrijving, niet alleen in de definitie van de functie, maar ook in de Hoofdbestanddelen en de uitwerking daarvan.
De rechtbank is in dit geval niet van oordeel dat deze kern van de taken niet is terug te vinden in de functiebeschrijving van eisers. Verweerder is er dan ook terecht van uitgegaan dat de verrichte taken passen in de functiebeschrijving onder het kopje: “Is verantwoordelijk voor begeleiding en introductie van (nieuwe) projectmedewerkers”, “motiveert en stimuleert medewerkers het resultaat te behalen”, “plant, organiseert, geeft vorm en evalueert verrichte werkzaamheden” en “geeft gevraagd en ongevraagd advies aan wijkteamleden en wijkteamchef omtrent aanpak van problematiek en dienstuitvoering”. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
3.9.1. Eisers hebben aangevoerd dat zij belast zijn met het informeren van de beoordelaar ter voorbereiding op beoordelingen en functioneringsgesprekken. Deze taak is in hun taakinventarisatie opgenomen. In de functiebeschrijving heeft verweerder deze taak geschaard onder het kopje “geeft gevraagd en ongevraagd advies aan bureaumedewerkers/wijkteamleden en bureau-/wijkteamchefs omtrent aanpak van de problematiek en de dienstuitvoering”. Bij de [functie] is dezelfde omschrijving echter wel in de functiebeschrijving opgenomen. Eisers zijn van mening dat verweerder hiermee niet consistent heeft gehandeld.
Verweerder heeft hier tegenover gesteld dat hij heeft gekozen voor abstracte functiebeschrijvingen waarin niet elke taak apart is omschreven.
3.9.2. De CRvB heeft in de uitspraak van 6 november 2008 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BG4996) overwogen dat het de korpsbeheerder vrij staat om te kiezen voor globale, resultaatsgerichte functiebeschrijvingen, waarbij niet elke opgedragen taak apart wordt benoemd, zij het dat de beschrijving zodanig behoort te zijn ingericht dat deze een adequate basis vormt voor (een consistente) toepassing van het functiewaarderingssysteem.
3.9.3. Eisers hebben ter zitting uiteengezet wat de taak van informeren van de beoordelaar precies inhoudt: zij voeren diverse gesprekken, zoals evaluatie- en functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken, en maken daarvan verslagen op. De beoordeling wordt door eisers voorbereid tot het moment van ondertekening door de beoordelingsautoriteit. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting bevestigd dat deze beschrijving juist is en dat de [functie] precies dezelfde werkzaamheden verricht. Bij de [functie] heeft verweerder ervoor gekozen om deze taak onder het onderdeel “Advisering” onder te brengen en bij de [functie] is de taak expliciet in de functiebeschrijving omschreven.
3.9.4. Verweerder heeft aangevoerd dat de hierboven aangehaalde jurisprudentie niet van toepassing is in zaken over functiebeschrijvingen. De rechtbank verwijst naar de hierboven aangehaalde uitspraak van de CRvB, waarin is overwogen dat de beschrijving van de functie onder meer van belang is voor de waardering van die functie. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze jurisprudentie in de onderhavige zaken van toepassing is.
3.9.5. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond van eisers slaagt. Verweerder heeft niet uitgelegd waarom in de ene functie ervoor is gekozen om de taak expliciet te omschrijven, terwijl dezelfde taak in de andere functie impliciet wordt geschaard onder een andere omschrijving. Nu niet valt uit te sluiten dat het achterwege laten van deze taak in de functiebeschrijving gevolgen voor het vaststellen van de uitgangspositie van eisers heeft en daarmee voor de uiteindelijke matching, heeft verweerder hiermee naar het oordeel van de rechtbank niet consistent gehandeld. Verweerder had deze inconsequentie dienen te betrekken bij zijn oordeelsvorming. De stelling van verweerder dat hij alleen kijkt of er sprake is van afwijkende werkzaamheden is in strijd met de geldende jurisprudentie. Dit betekent dat de rechtbank geen aanleiding ziet om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
4.1. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beroepen gegrond worden verklaard en de bestreden besluiten vernietigd. Verweerder zal in alle zaken nieuwe besluiten op bezwaar moeten nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
4.2. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht aan elk van hen vergoedt. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten ter grootte van € 944,- (één punt voor het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting). De gemachtigde van eisers heeft voor hen één beroepschrift ingediend. De behandeling ter zitting was gevoegd. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de zaken als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht te beschouwen. De rechtbank zal verweerder opdragen dit bedrag aan de gemachtigde van eisers te betalen, zodat deze in overleg met eisers kan bepalen op welke wijze dit bedrag moet worden aangewend.
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 156,- per eiser vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 944,-, te betalen aan de gemachtigde van eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2013.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB