RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2832 AW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. G.M. Terlingen,
de korpschef van het landelijke politiekorps, voorheen de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde mr. V. de Kruijf-Stellaard.
Bij besluit van 21 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om functieonderhoud afgewezen.
Bij besluit van 26 april 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2013.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [A] en [B], [functie].
1. Feiten en omstandigheden
1.1. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie (CAO) 2008-2010 is vastgelegd dat er één functiegebouw voor de Politie Nederland: het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP), zal worden ingevoerd met daarbij een nieuw functiewaarderingssysteem waarmee de functies uit het LFNP worden gewaardeerd. Het nieuwe LFNP kent circa 100 landelijk geldende functiebeschrijvingen, voorzien van een waardering per functie. Met de invoering van het LFNP bestaat er voor de organisaties niet langer een mogelijkheid om zelf functies te beschrijven en te waarderen, omdat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van functies uit het LFNP. De functie die een politiemedewerker bekleedt op 31 maart 2011 wordt in beginsel als uitgangspunt genomen voor de omzetting (matching) van de ‘oude’ functie naar een functie binnen het nieuwe LFNP. Voor een goede omzetting is daarom van belang dat de functie die op die datum wordt vervuld goed is omschreven. De medewerkers van de politie hebben daarom eenmalig de mogelijkheid gekregen om functieonderhoud aan te vragen.
1.2. Eiser is werkzaam in de functie van [functie] (hierna: [functie]). Deze functie vormt voor verweerder het uitgangspunt voor de omzetting naar het LFNP.
Omdat eiser van mening is dat met de werkzaamheden die hij verricht in de functiebeschrijving van de functie [functie] onvoldoende tegemoet wordt gekomen aan de feitelijk door hem verrichte werkzaamheden, heeft hij in mei 2011 een verzoek om functieonderhoud bij verweerder ingediend. Dit verzoek is door verweerder afgewezen.
2.1. Artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) luidt ten tijde hier van belang als volgt:
De ambtenaar kan bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van een hem in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 opgedragen functie, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld over de behandeling van deze aanvraag.
De bedoelde ministeriële regeling is de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp):
2.2. Artikel 2, tweede lid, van de Trfp luidt als volgt:
In de aanvraag tot functieonderhoud bedoeld in artikel 6, negende lid, van het Bbp, maakt de ambtenaar aannemelijk dat hij gedurende ten minste een jaar op enig moment binnen de referteperiode feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
Artikel 4 van de Trfp luidt als volgt:
Het bevoegd gezag wijst de aanvraag om functieonderhoud af indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, tweede lid:
a. niet zijn opgedragen
b. niet gedurende ten minste één jaar op enig moment geheel of gedeeltelijk binnen de referteperiode zijn verricht of
c. niet wezenlijk afwijken van de functie van de ambtenaar en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
2.3. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (zie onder meer de uitspraak van 25 februari 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BL6876) gaat het bij (een verzoek om) functieonderhoud om de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. Bij de beantwoording van deze vraag is een slechts terughoudende toetsing niet op haar plaats. Die beantwoording moet zich immers richten op de vaststelling van feiten.
3. Inhoudelijke beoordeling
1.1. Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
3.2. Verweerder is - kort samengevat - van mening dat de door eiser verrichte werkzaamheden niet wezenlijk afwijken van en passen binnen de functiebeschrijving van [functie].
3.3. Bij de beoordeling van een verzoek om functieonderhoud is de taakinventarisatie het uitgangspunt. Dit stuk is opgemaakt aan de hand van de door eiser opgegeven feitelijke werkzaamheden, die vervolgens zijn gecheckt bij de leidinggevende. Na vaststelling van de taakinventarisatie beoordeelt de functiekundige of de werkzaamheden in de functiebeschrijving passen. Indien dat het geval is, wordt het verzoek om functieonderhoud afgewezen. Indien de werkzaamheden niet onder de functiebeschrijving kunnen worden geschaard, wordt het verzoek om functieonderhoud toegewezen. Vervolgens wordt hetzelfde proces van vergelijking met een andere functie met een eventueel andere salarisschaal gemaakt.
3.4. Budgetbeheer en administratie/registratie
3.4.1. Eiser heeft aangevoerd dat hij verantwoordelijk is voor budgetbeheer en een doelmatige administratie/registratie. Verweerder is van mening dat eiser niet eindverantwoordelijk is voor deze werkzaamheden.
3.4.2. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond niet slaagt en overweegt daartoe allereerst dat de door eiser genoemde taken niet in zijn taakinventarisatie zijn opgenomen en daarom al niet kunnen worden meegenomen in het functieonderhoud. Voor zover verweerder er in het bestreden besluit van uit is gegaan, dat de werkzaamheden wel door eiser worden verricht, is naar het oordeel voldoende gebleken dat eiser hierin geen eindverantwoordelijkheid heeft.
3.5.1. Eiser bekleedt de functie van [functie]. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen projecten uitvoert. Eiser heeft dit betwist.
3.5.2. De rechtbank is van oordeel dat de term [functie] op eiser niet van toepassing is. Hij voert immers geen project uit op de manier waarop verweerder dat voor ogen stond bij het opstellen van de functiebeschrijving van projectleider. Eiser doet geen projecten, maar is belast met het leidinggeven aan een team van wisselende medewerkers. Uit de formulering van de functiebeschrijving komt het leidinggevende aspect dan ook naar het oordeel van de rechtbank als meest in het oog springende kenmerk van de functie naar voren. Nu eiser geen projecten uitvoert, is er geen termijn verbonden aan zijn werkzaamheden, maar is er sprake van een doorlopend aandachtsgebied. De term “project” kan daarom zonder probleem worden weggestreept in de functiebeschrijving zonder afbreuk te doen aan de inhoud van de functie van eiser. Eiser wordt daardoor niet benadeeld. Uit de door hem opgegeven taken die in de taakinventarisatie zijn opgenomen blijkt namelijk evenmin dat eiser taken die zien op het voeren van een project aan zijn functiebeschrijving toegevoegd wil zien worden.
3.6.1. Eiser heeft aangevoerd dat hij zorgt voor de inzet van medewerkers SGBO en aanspreekpunt voor SGBO is. Hij voert in het kader van deze taak verschillende gesprekken met het personeel.
Verweerder heeft dit ondergebracht bij de kopjes: “Is verantwoordelijk voor de begeleiding en introductie van (nieuwe) projectmedewerkers” en “Motiveert en stimuleert medewerkers om het resultaat te behalen”.
3.6.2. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser genoemde taken onder de in 3.6.1 genoemde kopjes vallen. De rechtbank wijst er allereerst op dat de weergave van taken in een generieke functiebeschrijving per definitie abstracter is dan die in een taakomschrijving die door de medewerker zelf en/of zijn leidinggevende is opgesteld. Eiser heeft niet verder onderbouwd op welke manier de door hem verrichte werkzaamheden buiten de door verweerder gehanteerde formulering vallen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
3.7.1. Eiser heeft aangevoerd dat hij leiding geeft aan een gedifferentieerd team met wisselende medewerkers met verschillende salarisniveaus. Ook de grootte van het team is volgens eiser van invloed. Eiser is van mening dat deze taak niet in zijn functiebeschrijving voorkomt.
Verweerder heeft aangevoerd dat er pas sprake is van afwijkende werkzaamheden als de taakstelling wijzigt. De grootte van het team is volgens verweerder niet van belang, nu er in de functiebeschrijving niet een maximum van het aantal medewerkers is opgenomen.
3.7.2. Ook de rechtbank is van oordeel dat het aansturen van personeelsleden terugkomt in de functiebeschrijving van [functie]. Dat deze personeelsleden in beginsel in verschillende salarisschalen kunnen zijn ingedeeld, blijkt uit de functiedefinitie waarin is bepaald: “Medewerk(st)er die zelfstandig een eigen bijdrage levert aan een gedefinieerd resultaat en tevens verantwoordelijk is voor het behalen van een gedefinieerd resultaat door een team met wisselende medewerkers, waaraan hij/zij leiding geeft”.
Ten aanzien van de grootte van het team van eiser overweegt de rechtbank dat deze inderdaad kan variëren, nu er in de functiebeschrijving niet een limiet aan is verbonden.
De beroepsgrond slaagt niet.
3.8. Beheersmatige verantwoordelijkheden
3.8.1. Eiser heeft aangevoerd dat hij beheersmatige verantwoordelijkheden heeft. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat er in enige mate sprake is van dergelijke taken, maar niet in zodanige mate dat dit een essentieel element van de functie vormt.
3.8.2. Eiser heeft als voorbeeld van zijn beheersmatige verantwoordelijkheden gegeven dat hij meewerkt aan huishoudelijke, disciplinaire en strafrechtelijke onderzoeken. Ook behandelt hij klachten. De rechtbank is van oordeel dat deze taken vallen onder het kopje: “Plant, organiseert, geeft vorm en evalueert verrichte werkzaamheden”. De rechtbank volgt tevens het oordeel van verweerder dat de klachtenbehandeling valt onder het kopje: “Draagt zorg voor de kwaliteitsbeheersing van het toegewezen project”. Niet gebleken is dat eiser hiervoor eindverantwoordelijkheid draagt.
3.9.1. Eiser heeft aangevoerd dat hij belast is met het informeren van de beoordelaar ter voorbereiding op beoordelingen en functioneringsgesprekken. Deze taak is in zijn taakinventarisatie opgenomen. In de functiebeschrijving heeft verweerder deze taak geschaard onder het kopje “geeft gevraagd en ongevraagd advies aan bureaumedewerkers/wijkteamleden en bureau-/wijkteamchefs omtrent aanpak van de problematiek en de dienstuitvoering”. Bij de [functie] is dezelfde omschrijving echter wel in de functiebeschrijving opgenomen. Eiser is van mening dat verweerder hiermee niet consistent heeft gehandeld.
Verweerder heeft hier tegenover gesteld dat hij heeft gekozen voor abstracte functiebeschrijvingen waarin niet elke taak apart is omschreven.
3.9.2. De CRvB heeft in de uitspraak van 6 november 2008 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BG4996) overwogen dat het de korpsbeheerder vrij staat om te kiezen voor globale, resultaatsgerichte functiebeschrijvingen, waarbij niet elke opgedragen taak apart wordt benoemd, zij het dat de beschrijving zodanig behoort te zijn ingericht dat deze een adequate basis vormt voor (een consistente) toepassing van het functiewaarderingssysteem.
3.9.3. Eiser heeft ter zitting uiteengezet wat de taak van informeren van de beoordelaar precies inhoudt: hij voert diverse gesprekken, zoals evaluatie- en functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken, en maakt daarvan verslagen op. De beoordeling wordt door eiser voorbereid tot het moment van ondertekening door de beoordelingsautoriteit. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting bevestigd dat deze beschrijving juist is en dat de [functie] precies dezelfde werkzaamheden verricht. Bij de [functie] heeft verweerder ervoor gekozen om deze taak onder het onderdeel “Advisering” onder te brengen en bij de [functie] is de taak expliciet in de functiebeschrijving omschreven.
3.9.4. Verweerder heeft aangevoerd dat de hierboven aangehaalde jurisprudentie niet van toepassing is in zaken over functiebeschrijvingen. De rechtbank verwijst naar de hierboven aangehaalde uitspraak van de CRvB, waarin is overwogen dat de beschrijving van de functie onder meer van belang is voor de waardering van die functie. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze jurisprudentie in de onderhavige zaken van toepassing is.
3.9.5. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond van eiser slaagt. Verweerder heeft niet uitgelegd waarom in de ene functie ervoor is gekozen om de taak expliciet te omschrijven, terwijl dezelfde taak in de andere functie impliciet wordt geschaard onder een andere omschrijving. Nu niet valt uit te sluiten dat het achterwege laten van deze taak in de functiebeschrijving gevolgen voor het vaststellen van de uitgangspositie van eiser heeft en daarmee voor de uiteindelijke matching, heeft verweerder hiermee naar het oordeel van de rechtbank niet consistent gehandeld. Verweerder had deze inconsequentie dienen te betrekken bij zijn oordeelsvorming. De stelling van verweerder dat hij alleen kijkt of er sprake is van afwijkende werkzaamheden is in strijd met de geldende jurisprudentie. Dit betekent dat de rechtbank aanleiding ziet om het bestreden besluit te vernietigen.
4.1. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bestreden besluit een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering ontbeert, zodat dit besluit in strijd is met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft de aanvraag om functieonderhoud dan ook op ontoereikende gronden afgewezen. Het beroep van eiser dient daarom gegrond te worden verklaard met vernietiging van het bestreden besluit.
4.2. Vervolgens zal de rechtbank in het kader van de finale geschilbeslechting bezien of zij met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb zelf in de zaak kan voorzien. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Trfp draagt, indien een aanvraag functieonderhoud wordt toegekend, het bevoegd gezag zorg voor een aangepaste of nieuwe functiebeschrijving. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij, in geval van gegrondverklaring van een beroep tegen een verzoek om functieonderhoud niet over zal gaan tot aanpassing van de functiebeschrijving maar een nieuwe functiebeschrijving uit het bestaande functiehuis zal selecteren die aansluit op de taakomschrijving. De rechtbank overweegt dat voor dergelijke besluitvorming een nadere beoordeling door verweerder is vereist. De rechtbank ziet dan ook geen mogelijkheid het geschil finaal te beslechten door zelf in de zaak te voorzien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiser gericht tegen de afwijzing van het functieonderhoud te nemen.
4.3. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
4.4. Ten slotte veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank met een waarde per punt van € 472,- x wegingsfactor 1).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 156,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 944, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2013.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB