ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ9383

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/1374
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers wegens niet voldoen aan vereiste competenties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 april 2013 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv). Eiseres had zich niet binnen de gestelde termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) ingeschreven, waardoor zij niet onder het overgangsrecht viel. De rechtbank oordeelde dat de overgangsbepaling van de Wbtv dwingend is en dat verweerder voldoende heeft gedaan om de wetswijziging bekend te maken. Eiseres voldeed bovendien niet aan de vereiste competenties voor inschrijving, zoals adequate vertaalvaardigheid en -attitude. De door haar overgelegde verklaringen waren onvoldoende gespecificeerd en niet afkomstig van bekwaamde personen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht geen aanleiding had gezien om eiseres in afwijking van de wet alsnog in te schrijven.

De Commissie btv had eerder een negatief advies gegeven over de inschrijving van eiseres, waarbij werd gewezen op het gebrek aan recente ervaring en substantiële scholing. De rechtbank bevestigde dat het advies van de Commissie btv als deskundigenadvies moet worden beschouwd en dat verweerder dit advies terecht heeft gevolgd. Eiseres had geen deskundig tegenadvies overgelegd en haar argumenten over het ontbreken van informatie over de overgangsregeling werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om vergoeding van griffierecht en proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1374 WRB
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. R.M. van Ommeren,
en
de minister van Veiligheid en Justitie,
namens deze de Raad voor Rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde mr. F. Kabbouti.
Procesverloop
Bij besluit van 20 mei 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres in te schrijven als vertaler Nederlands ? Spaans in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv).
Bij besluit van 13 februari 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2013. Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
Overwegingen
1.1. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd eiseres in te schrijven als vertaler Nederlands ? Spaans in het Rbtv, omdat zij geen diploma van een vertaalopleiding op minimaal bachelorniveau heeft overgelegd. Tevens heeft verweerder besloten het verzoek tot inschrijving niet voor te leggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers (Commissie btv), omdat op basis van het dossier van eiseres niet objectief kan worden vastgesteld dat eiseres scholing heeft gevolgd om vertaalvaardigheid en –attitude te ontwikkelen en over minimaal vijf jaar intensieve ervaring als beroepsvertaler beschikt in de vertaalrichting waarop haar verzoek betrekking heeft.
1.2. Naar aanleiding van de hoorzitting op 6 oktober 2011 bij de Commissie voor bezwaar Wbtv en Wsnp (Commissie voor bezwaar) heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld om informatie over haar dienstverband als vertaler Spaans en Portugees bij de afdeling vertalingen van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling van [land] over te leggen. Vervolgens heeft verweerder eiseres meegedeeld dat naar aanleiding van de door haar ingebrachte stukken is besloten om het verzoek tot inschrijving in het Rbtv alsnog voor te leggen aan de Commissie btv.
1.3. De Commissie btv heeft het verzoek van eiseres tot inschrijving in het Rbtv op
17 november 2011 behandeld. Op 21 november 2011 heeft de Commissie btv een negatief advies afgegeven. Gezien het gebrek aan recente ervaring in de betreffende vertaalrichtingen en het gebrek aan substantiële scholing met betrekking tot vertalen, acht de Commissie btv het niet aannemelijk dat eiseres ingevolge artikel 3 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) beschikt over adequate vertaalvaardigheid en –attitude, zoals vereist is voor het goed functioneren als vertaler. Ook biedt het dossier van eiseres onvoldoende waarborgen ten aanzien van het niveau dat voor inschrijving in het register vereist is.
1.4. Vervolgens heeft een nieuwe hoorzitting bij de Commissie voor bezwaar op
2 februari 2012 plaatsgevonden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, met inachtneming van voornoemd advies en het advies van de Commissie voor bezwaar van
9 februari 2012, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Verweerder heeft allereerst overwogen dat eiseres gedurende twee jaar na inwerkingtreding van de Wbtv een beroep kon doen op artikel 37 van die wet. Deze overgangsregeling is duidelijk en het gevolg van de inwerkingtreding van de Wbtv is door verweerder meerdere malen via diverse publicaties en ook door middel van brieven aan de tolken en vertalers bekend gemaakt, zodat eiseres hiervan op de hoogte was, dan wel kon zijn.
1.5. Voorts heeft verweerder overwogen dat nu het verzoek van eiseres alsnog is voorgelegd aan de Commissie btv, de toetsing in deze fase van de behandeling van het verzoek tot inschrijving is beperkt tot een oordeel over de vraag of het advies van de Commissie btv voldoet aan het bepaalde in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.6. Verweerder is van mening dat als regel groot gewicht mag worden toegekend aan het advies van de Commissie btv. In het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Bbtv) wordt niet zonder reden voorzien in de instelling van een commissie van onafhankelijke deskundigen voor het uitbrengen van adviezen over de inschrijving van tolken en vertalers. Deze advisering moet worden gezien als een waarborg van een verantwoorde en, binnen zekere grenzen, geobjectiveerde beoordeling van de competenties vereist voor inschrijving in het Rbtv. Hoewel verweerder in beginsel niet is gebonden aan het advies van de Commissie btv en hij verantwoordelijk is voor het besluit, mag hij aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Volgens verweerder vertoont het advies van de Commissie btv naar inhoud of wijze van totstandkoming geen gebreken waardoor hij het advies niet aan zijn besluit ten grondslag zou mogen leggen. Bovendien heeft eiseres geen deskundig tegenadvies overgelegd, zodat aan het advies doorslaggevende betekenis mag worden toegekend en geen nadere toelichting hoeft te worden gegeven op het overnemen van het advies.
1.7. Eiseres heeft naar aanleiding van het advies enkele stukken overgelegd waarmee zij wil aantonen dat zij over recente ervaring als vertaler Nederlands ? Spaans beschikt. Daargelaten of eiseres daarin is geslaagd, is eiseres er volgens verweerder aan voorbij gegaan dat de Commissie btv ook gelet op een gebrek aan scholing tot het oordeel is gekomen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij beschikt over adequate vertaalvaardigheid en –attitude. De omstandigheden dat eiseres is geabonneerd op vakbladen en nieuwsbrieven, een speciaal televisieabonnement op “TVE” heeft en regelmatig naar Spaanstalige radioprogramma’s luistert, maken volgens verweerder niet dat sprake is van substantiële (vertaal)scholing.
2.1 Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Awb van toepassing zoals deze wet luidde tot en met
31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vòòr
1 januari 2013.
2.2 Op grond van artikel 3 van de Wbtv – voor zover van belang – dient de vertaler om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
2.3 Op grond van artikel 5, aanhef en onder a, van de Wbtv wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.
2.4 Op grond van artikel 37 van de Wbtv zijn de artikelen 3 en 5, onderdeel a, gedurende een periode van twee jaar na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de inschrijving in het register van degenen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet:
a. werkzaam zijn als beëdigde vertaler in de zin van de wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëdigde vertalers; of
b. definitief zijn ingeschreven in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers, bedoeld in de Tijdelijke regeling van 13 mei 2003 houdende machtiging van de Raad voor rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch tot het beheer van het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers (Staatscourant 2003,94).
2.5 Op grond van artikel 8, eerste lid, van het Bbtv – voor zover van belang – wordt een vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1º. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2º. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3º. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
Op grond van het derde lid van artikel 8 van het Besluit btv wordt een tolk of vertaler op wie het overgangsrecht van artikel 37 van de wet van toepassing is, in het register ingeschreven.
2.6 Op grond van artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv kan, indien voor een vaardigheid en/of talencombinatie, c.q. vertaalrichting geen toets beschikbaar is, de Raad voor Rechtsbijstand in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers.
Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
- te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en
- te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en
- minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of-vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinaties c.q. vertaalrichting en
- scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en –attitude te ontwikkelen.
3.1 Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op het moment van inwerkingtreding van de Wbtv werkzaam was als beëdigd vertaler in de zin van de wet van 6 mei 1878. Gelet op artikel 37, aanhef en onder a, van de Wbtv zouden de artikelen 3 en 5, onderdeel a, van de Wbtv niet op de inschrijving van eiseres in het Rbtv van toepassing zijn, indien zij zich binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de Wbtv op 1 januari 2009, dus vóór 1 januari 2011, zou laten inschrijven. Vaststaat en niet in geschil is dat eiseres zich niet binnen de gestelde overgangstermijn in het Rbtv heeft laten inschrijven.
3.2 Primair heeft eiseres in beroep aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen, nu haar de optie is ontnomen om gebruik te maken van de overgangsregeling. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat zij nooit via een brief op de hoogte is gesteld van de overgangsregeling en verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze is gepubliceerd. Verder heeft eiseres aangevoerd dat zij ook niet door deze rechtbank van de wijziging op de hoogte is gesteld. De betrokken afdeling heeft eiseres meegedeeld dat geen van de door deze rechtbank beëdigde tolken of vertalers hierover is aangeschreven.
3.3 De rechtbank stelt voorop dat artikel 37 van de Wbtv een dwingend karakter heeft waarvan in beginsel niet kan worden afgeweken. De rechtbank begrijpt uit hetgeen eiseres heeft aangevoerd dat zij van mening is dat verweerder toch van dat artikel had moeten afwijken omdat eiseres door verweerder onvoldoende is gewezen op de mogelijkheid om van de overgangsregeling gebruik te maken. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat voorafgaand aan de wetswijziging met vertegenwoordigers van brancheverenigingen overleg is gevoerd. Ook na de inwerkingtreding van de wetswijziging heeft verweerder overleg met brancheverenigingen gehad en is aan hen gevraagd of zij via hun leden de wetswijziging kenbaar wilden maken. Verder heeft verweerder aangegeven dat de wetswijziging bekend is gemaakt op de website www.bureaubtv.nl en via nieuwsbrieven, die aan de bij verweerder bekend zijnde tolken en vertalers zijn toegezonden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende heeft ondernomen om de wetswijziging bekend te maken. Verder overweegt de rechtbank dat eiseres geen lid was van een branchevereniging en dat niet is gebleken dat zij zich anderszins op de hoogte heeft gesteld van de ontwikkelingen ten aanzien van haar beroep. Naar het oordeel van de rechtbank mag echter van een professional worden verwacht dat deze zich op de hoogte stelt van de ontwikkelingen op zijn of haar vakgebied. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om eiseres in afwijking van artikel 37 van de Wbtv in het register in te schrijven. De beroepsgrond van eiseres slaagt dan ook niet.
3.4 Subsidiair heeft eiseres in beroep aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de door haar ingebrachte informatie en daarmee onzorgvuldig heeft gehandeld. Eiseres volgt verweerder niet in zijn stelling dat zij onvoldoende waarborgen en scholing heeft. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat zij, afgezien van de bij verweerder bekende scholing, gedurende jaren voldoende kennis en ervaring heeft opgedaan op het gebied van vertalen. Eiseres houdt haar kennis reeds jaren op peil middels toonaangevende vakbladen. Indien en voor zover de Wbtv als eis stelt dat eiseres recente vertaalscholing mist, dan is zij van mening dat haar de mogelijkheid tot verdere dan wel recente scholing ten behoeve van de inschrijving in het Rbtv is ontnomen doordat zij niet op de hoogte is gebracht van de overgangsbepaling. De overgangsbepaling had voor haar de mogelijkheid gecreëerd om eventuele aanvullende dan wel relevante opleidingen te volgen, aldus eiseres.
3.5 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het advies van de Commissie btv een deskundigenadvies is en verweerder van het advies van de Commissie btv mag uitgaan indien daaruit op objectieve, onpartijdige en inzichtelijke wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies zonder nadere toelichting niet onbegrijpelijk zijn, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht. Eiseres heeft niet betwist dat het advies van de Commissie btv van
21 november 2011 een deskundigenadvies is. Evenmin heeft zij gesteld dat dit advies op onzorgvuldig wijze tot stand is gekomen. Eiseres betwist echter wel de inhoud van het advies van de Commissie btv en daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
3.6 In het advies van de Commissie btv van 21 november 2011 is overwogen dat eiseres geen recente ervaring heeft en daarnaast niet voldoet aan het vereiste van substantiële scholing met betrekking tot vertalen, zodat niet aannemelijk is dat eiseres beschikt over de vereiste competentie van adequate vertaalvaardigheid en –attitude. Uit de bijlage bij het advies blijkt dat de Commissie btv bij de beoordeling van de aanwezigheid van vertaalvaardigheid en –attitude kijkt naar diploma’s van een of meerdere (vertaal)opleidingen met vertaalvaardigheid en –attitude als studieonderdeel, certificaten van toetsen omtrent vertaalvaardigheid en –attitude, aard en omvang van de vertaalervaring en verklaringen omtrent vertaalvaardigheid en –attitude, afgegeven door personen die bekwaam zijn daarover te oordelen. Eiseres heeft enkele verklaringen overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat zij wel aan deze eisen voldoet. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze verklaringen niet (voldoende) zijn gespecificeerd naar vaardigheid, vertaalrichting en omvang. Daarnaast zijn niet alle verklaringen afgegeven door personen die bekwaam zijn te oordelen over de vertaalvaardigheid en –attitude van eiseres. Verder blijkt uit de door eiseres in bezwaar overgelegde verklaring van de Universiteit van de Universiteit van 13 juni 2011 enkel dat eiseres van 20 december 1977 tot en met 31 augustus 1978 als student stond ingeschreven bij het Instituut voor Vertaalkunde. Hieruit blijkt niet dat eiseres de opleiding heeft afgerond. Bovendien vond deze opleiding al in 1977/1978 plaats en heeft eiseres over de periode daarna geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij geschoold is in vertalen. De stelling van eiseres dat zij haar kennis op peil houdt door middel van abonnementen op vakbladen kan haar niet baten, nu dit niet onder scholing van vertaalvaardigheid en –attitude valt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook op goede gronden geweigerd eiseres in te schrijven als vertaler Nederlands ? Spaans in het Rbtv.
4. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat geen van de beroepsgronden van eiseres slaagt. De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren. Voor een vergoeding van het griffierecht of een veroordeling van verweerder in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter, mrs. C.J. Polak en L.C. Bachrach, leden, in aanwezigheid van mr. L.M. van der Zee, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2013.
de griffier de voorzitter
de voorzitter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen. De uitspraak is daarom ondertekend door de oudste rechter.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB