ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ9848

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/13/539517 / KG ZA 13-427 MvW/JWR
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitzending van Tros Opgelicht?! over opleidingsbureau voor rijinstructeurs

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], handelend onder de naam [vennootschap 1], en de vereniging TROS. [Eiser] vorderde dat TROS zou worden veroordeeld tot het staken van diffamerende uitlatingen over hem en zijn onderneming, en tot het publiceren van een rectificatie. De aanleiding voor de vordering was een uitzending van het programma 'Opgelicht?!', waarin kritiek werd geuit op de werkwijze van [vennootschap 1] en de kwaliteit van de opleidingen die zij aanbiedt. In de uitzending werden verschillende cursisten aan het woord gelaten die hun negatieve ervaringen deelden, en er werd gesuggereerd dat [eiser] zich mogelijk schuldig maakte aan oplichting.

De rechtbank heeft in haar beoordeling het recht op vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in artikel 10 van het EVRM, tegenover het recht van [eiser] op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, afgewogen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlatingen van TROS voldoende waren onderbouwd en dat de uitzending niet onrechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat [eiser] niet aannemelijk had gemaakt dat de kritiek op zijn handelwijze ongegrond was. De vorderingen van [eiser] werden dan ook afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van TROS, die op € 1.405,00 werden begroot.

De uitspraak benadrukt het belang van de vrijheid van meningsuiting in het publieke debat, vooral wanneer het gaat om onderwerpen die de samenleving raken. De rechtbank oordeelde dat de uitzending van TROS niet alleen een legitieme uiting van kritiek was, maar ook een bijdrage aan de informatievoorziening aan het publiek over mogelijke misstanden in de opleidingssector.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/539517 / KG ZA 13-427 MvW/JWR
Vonnis in kort geding van 3 mei 2013
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam [vennootschap 1],
wonende te [plaats],
eiser bij concept-dagvaarding,
advocaat mr. G.L. Weerheim te Hardinxveld-Giessendam,
tegen
de vereniging
TROS,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam,
vrijwillig verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Tros genoemd worden.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 19 april 2013 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte concept-dagvaarding. Tros heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd en producties in het geding gebracht. Ter zitting waren onder meer aanwezig:
- [eiser], bijgestaan door mr. Weerheim;
- namens Tros mevrouw [A] ([functie]) en mevrouw [B] ([functie]), bijgestaan door mr. Van Kaam.
Na verder debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. [eiser] drijft onder de naam [vennootschap 1] een opleidingsbureau dat onder meer opleidingen verzorgt voor rijinstructeur.
2.2. [vennootschap 1] heeft als productie 1 een stuk in het geding gebracht waarin aan potentiële cursisten nadere uitleg over de opleiding tot rijinstructeur wordt gegeven. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
“[vennootschap 1] zoekt kandidaten die bereid zijn om zich te laten (om)scholen tot rijinstructeur voor de personenauto met aansluitend een baan bij een van de opdrachtgevers in het relatienetwerk van [vennootschap 1] of bij [vennootschap 1] zelf.
(...)
De opleiding tot rijinstructeur wordt in het algemeen in vijf tot zes maanden doorlopen. Deze vijf tot zes maanden zijn gebaseerd op een, door het opleidingsinstituut, vooraf vastgesteld lesprogramma. Echter, in sommige gevallen kan de opleidingsduur buiten hun macht langer duren.
(…)
Elke kandidaat krijgt een persoonlijke studiementor. Deze zal gedurende de opleiding voor elk examen moment een mentor gesprek krijgen, waarvan de bevindingen worden teruggekoppeld richting de opdrachtgever.
(…)
De baangarantie betreft ten minste een arbeidsovereenkomst van minimaal 12 maanden.
(…)
Prijs
Inclusief intake, stagerapportage, baangarantie en plaatsing:
(…)”.
2.3. Door Tros is een uitdraai van de website van [vennootschap 1] in het geding gebracht. Ook daarop wordt melding gemaakt van een baangarantie van minimaal een jaar. Ook bevat de website een pagina “UWV/ Sociale Dienst”, waarop hetgeen hiervoor met betrekking tot de studiementor is weergegeven eveneens te vinden is. Ter terechtzitting heeft [eiser] bevestigd dat de uitdraai overeenkomt met de tot voor kort door hem gebruikte website. Inmiddels is deze website niet meer benaderbaar.
2.4. Op 26 maart 2013 is door het Tros programma ‘Opgelicht?!’ aandacht besteed aan [eiser] en zijn activiteiten met [vennootschap 1]. Kort samengevat had het betreffende item de volgende inhoud: [vennootschap 1] wordt geïntroduceerd als “een bedrijf dat opleidingen verzorgt tot bijvoorbeeld rijinstructeur. Al dan niet gefinancierd door het UWV of gemeente kunnen werkzoekenden zich omscholen om zo een nieuwe baan te krijgen. Wanneer cursisten eenmaal met de opleiding zijn begonnen blijkt het allemaal minder rooskleurig. Tientallen cursisten vertellen ons hun verhaal”.
Gedurende het programma komen vijf in de studio aanwezige cursisten, waarvan één wordt bijgestaan door haar vader, in beeld, die verslag doen van hun ervaringen met [vennootschap 1]. De door hen gemaakte opmerkingen worden samengevat weergegeven door een voice-over. In het programma wordt onder meer gemeld dat uit navraag bij het exameninstituut IBKI blijkt dat [vennootschap 1] geen examens kan inkopen wegens een betalingsachterstand en dat daarom cursisten wordt geadviseerd zelf een examen aan te vragen, ze zouden dan de kosten van [vennootschap 1] terug krijgen.
Een van de cursisten zegt in dat verband: “het is, denk ik, gewoon van ‘het geld is binnen en zoek het lekker uit’”.
Ook komt in het programma aan de orde dat de toegezegde begeleiding door studiementoren in de praktijk niet wordt gegeven. De vader van één van de cursisten concludeert “Het is hem puur om het geld te doen, of over de ruggen van de mensen die het zelf moeten betalen, of het gemeenschapsgeld van het UWV die hij heel makkelijk binnenharkt”. De presentatrice stelt daarna de vraag “Hebben we hier nu te maken met slecht zakendoen of oplichting?”. Vervolgens komen twee oud-medewerkers van [vennootschap 1] aan het woord die vertellen over hun relatie met [eiser], die in een arbeidsconflict is geëindigd. Ook krijgt een medewerker van een bedrijf waaraan [vennootschap 1] de opleiding tot heftruckchauffeur inkoopt aan het woord, die meedeelt dat [eiser] had gezegd dat niet alle cursisten mochten slagen. Ook wordt aandacht besteed aan het arbeidsverleden van [eiser], in welk verband een oud-werkgever stelt dat [eiser] hem nog geld tegoed is, waarvoor een afbetalingsregeling is getroffen.
Vervolgens wordt gemeld dat het UWV heeft verklaard geen actie jegens [eiser] te ondernemen, aangezien er maar één klacht is ontvangen. Hierna wordt aangegeven dat geprobeerd is een reactie van [eiser] te krijgen. Getoond worden onder meer telefoongesprekken met [eiser] waarin deze laat weten niet bereid te zijn tot een gesprek met camera’s erbij. Ook wordt in beeld gebracht dat [eiser] bij zijn huis wordt opgewacht door een verslaggeefster met een cameraploeg, die hij weigert te woord te staan.
Vervolgens wordt door de presentatrice ervan melding gemaakt dat er een mail van [eiser] is ontvangen waarin hij onder meer schrijft dat hij 23 mensen aan een baan heeft geholpen, dat het niet-afnemen van examens ligt aan docenten die geen goede afspraken met de cursisten hebben gemaakt. [eiser] erkent dat [vennootschap 1] tijdelijk geen examens inkoopt. Aansluitend wordt verteld dat er die dag (26 maart 2013) nog telefonisch contact met [eiser] is geweest waarin hij onder meer heeft gezegd dat het hem verbaast dat er oud-medewerkers niet zijn betaald. Hierop wordt gereageerd door een al eerder getoonde oud-medewerker, die stelt dat zij nog geld krijgt op grond van de getroffen afbetalingsregeling. Een andere oud-medewerker trekt het door [eiser] genoemde aantal van 23 mensen die aan een baan zouden zijn geholpen in twijfel. Tot slot adviseert de reeds eerder aan het woord geweest zijnde vader van een cursist om klachten in te dienen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat –
primair
I. dat Tros wordt veroordeeld tot het staken van het doen van diffamerende uitlatingen over hem dan wel [vennootschap 1], op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. dat Tros wordt veroordeeld tot het publiceren van een rectificatie zoals in de dagvaarding opgenomen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. dat Tros wordt veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 115.000,- bij wijze van voorschot op te betalen schadevergoeding;
subsidiair
IV. dat Tros wordt veroordeeld tot het gelegenheid geven aan [eiser] voor een weerwoord, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2. [eiser] stelt dat de uitzending van ‘Opgelicht?!’ onrechtmatig is nu hij hierdoor in zijn eer en goede naam is aangetast. In het programma worden zware beschuldigingen geuit, zonder dat deze vooraf voldoende zijn onderzocht, aldus [eiser]. Ook vindt hij dat hij onvoldoende gelegenheid voor het geven van een weerwoord heeft gehad.
3.3. Tros voert verweer. Zij stelt tientallen klachten te hebben ontvangen, waarbij een deel van de klagers uit angst voor [eiser] anoniem wil blijven. Deze klachten betreffen de wijze waarop de opleiding wordt gegeven. Er is contact gezocht met het IBKI, de organisatie die de examens voor de opleiding tot rijinstructeur verzorgd, waarbij is bevestigd dat [vennootschap 1] momenteel geen examens kan boeken wegens een betalingsachterstand. Uit onderzoek is verder gebleken dat [eiser] c.q. [vennootschap 1] bij veel bedrijven een betalingsachterstand heeft. Volgens Tros blijkt uit gegevens van het IBKI verder dat in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 door [vennootschap 1] voor slechts vier cursisten examen is aangevraagd, waarvan er twee met goed gevolg zijn afgelegd.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling wordt voorop gesteld dat op grond van artikel 10 van het EVRM aan een ieder het recht op vrijheid van meningsuiting toekomt. Deze vrijheid mag slechts worden beperkt indien daarin is voorzien bij wet en deze beperking in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van, voor zover thans aan de orde, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen.
4.2. Tegenover het recht op vrijheid van meningsuiting, staat in dit geval het recht van [eiser] op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, waaronder begrepen is de bescherming van de eer en goede naam. Het antwoord op de vraag welk van deze, in beginsel gelijkwaardige, rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt moet worden gevonden met inachtneming van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Het belang van Tros is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser] is erin gelegen dat zijn persoon niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor hem ongewenste publiciteit. Welk van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarop zal hierna worden ingegaan.
4.3. Tros heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een groot aantal klachten over de werkwijze van [vennootschap 1] heeft ontvangen. Dat in het programma “Opgelicht?!” een vijftal klagers in de gelegenheid wordt gesteld om hun ervaringen te vertellen acht de voorzieningenrechter daarom op zichzelf niet onrechtmatig. De weergave van de ervaringen van de aan het programma meewerkende cursisten wordt omlijst door een voice-over die de diverse kritiekpunten samenvat alvorens (één of meer van) aan het programma meewerkende cursisten in eigen woorden de klacht weergeeft. Ook dit is als zodanig niet onrechtmatig. [eiser] heeft bovendien niet aannemelijk kunnen maken dat de kritiek op zijn handelwijze uit de lucht gegrepen is. Anders dan op de tot voor kort door hem gebruikte website is vermeld, krijgen cursisten kennelijk niet standaard een persoonlijke mentor die regelmatig hun studieprestaties bespreekt. Het verwijt dat cursisten, nadat het inschrijfgeld is betaald, ermee geconfronteerd worden dat zij ook de kosten voor het examen dienen te voldoen, blijkt juist. Het verweer van [eiser] dat hij die kosten vervolgens weer terugbetaalt doet er niet aan af dat de cursisten met een andere gang van zaken worden geconfronteerd dan zij op grond van de vooraf gegeven informatie mochten verwachten. Voorts heeft [eiser] niet weersproken dat in een periode van twee jaar slechts vier cursisten examen hebben gedaan, waarvan er maar twee zijn geslaagd. Dat op grond van deze feiten vraagtekens worden gesteld bij de bedrijfsvoering van [eiser] is begrijpelijk, en het in dat kader aan het woord laten van derden (niet-cursisten) acht de voorzieningenrechter dan ook niet onrechtmatig. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser] voldoende mogelijkheid is geboden om een weerwoord op de geuite klachten gegeven. Hij heeft er zelf voor gekozen om dit te doen door middel van een e-mail. De inhoud daarvan is in de uitzending weergegeven. Het totaalbeeld dat uit de uitzending oprijst, namelijk dat door [vennootschap 1] niet datgene geboden wordt wat op grond van de door haar verstrekte informatie mag worden verwacht, is door [eiser] echter niet weerlegd. Dat dit veroorzaakt wordt door verkeerd handelen van docenten en betalingsgedrag van het UWV, zoals [eiser] stelt, kan daaraan niet afdoen. Mocht de stelling van [eiser] juist zijn, dan nog zijn dit omstandigheden die voor het bedrijfsrisico van [vennootschap 1] komen.
4.4. Verder merkt de voorzieningenrechter nog op dat de door een tweetal aan het woord gelaten personen gemaakte opmerking met de strekking dat het [eiser] slechts om het binnen halen van geld te doen is zonder daar voldoende tegenover te stellen, in het programma voldoende kenbaar als de mening van de desbetreffende personen wordt gepresenteerd. Het uiten van deze mening is, hoewel onaangenaam voor [eiser], gezien de context waarin dit is gedaan, niet onrechtmatig, waarbij nog dient te worden opgemerkt dat de presentatrice in het programma de vraag opwerpt of er sprake is van oplichting dan wel slecht zakendoen.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van Tros jegens [eiser]. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
4.6. [eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen. De kosten aan de zijde van Tros worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.405,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorziening;
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Tros tot op heden begroot op € 1.405,00;
5.3. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.W. Rouwendal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2013.?