ECLI:NL:RBAMS:2013:CA1382
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Incident tot zekerheidstelling in civiele procedure tussen onderdanen van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk
In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, was er een incident tot zekerheidstelling aan de orde. Eiser sub 1, [A], woonachtig in New York, en [B], woonachtig in Belfast, werden door gedaagde, de besloten vennootschap O'Donnells Irish Pub (Utrecht) B.V. en [C], aangesproken op hun verplichting tot het stellen van zekerheid voor proceskosten. De rechtbank diende te beoordelen of aan [A] en [B] een verplichting tot zekerheidstelling kon worden opgelegd, gezien hun woonplaatsen in respectievelijk de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 17 van het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1957 geen zekerheidstelling kon worden opgelegd aan onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die in dat land verblijven. Evenzo werd vastgesteld dat [A] niet verplicht kon worden tot zekerheidstelling op grond van het Verdrag van Vriendschap, Handel en Scheepvaart tussen Nederland en de Verenigde Staten, dat onderdanen van de Verenigde Staten vrijstelt van het storten van een waarborgsom voor proceskosten. De incidentele vordering tot zekerheidstelling werd dan ook afgewezen. De rechtbank veroordeelde [C] in de proceskosten van het incident, die tot dat moment waren begroot op € 452,00. Het vonnis werd uitgesproken op 17 april 2013.