ECLI:NL:RBAMS:2013:CA1404

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
1384467 \ HA EXPL 12-1370
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schijn van vertegenwoordiging en bekrachtiging in civiele overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderde BBP Beerens-Business Press B.V. betaling van een bedrag van € 23.800,- van CosQuare B.V. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die op 30 januari 2012 was gesloten, waarbij CosQuare zich zou verbinden als hoofdsponsor van een evenement. BBP stelde dat de overeenkomst rechtsgeldig was, terwijl CosQuare betwistte dat er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de ondertekenaar, [A], niet zelfstandig bevoegd was om de overeenkomst te sluiten zonder toestemming van de andere vennoot, [B].

De kantonrechter oordeelde dat de beperking in de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurders van CosQuare, die gezamenlijk bevoegd zijn, was ingeschreven in het handelsregister. BBP kon zich niet beroepen op onbekendheid met deze beperking. De rechter concludeerde dat [A] niet zelfstandig bevoegd was om de overeenkomst aan te gaan, omdat deze een bedrag van meer dan € 10.000,- betrof. BBP's beroep op derdenbescherming werd verworpen, omdat BBP niet had aangetoond dat zij mocht aannemen dat [A] bevoegd was.

De kantonrechter wees de vordering van BBP af, omdat er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen. BBP werd veroordeeld in de proceskosten van CosQuare, die tot dat moment op € 800,- waren begroot. De uitspraak werd gedaan op 3 april 2013 door kantonrechter A.R.P.J. Davids, en de kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 1384467 \ HA EXPL 12-1370
Uitspraak: 3 april 2013
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
BBP Beerens-Business Press B.V.,
gevestigd te Woerden,
eiseres,
nader te noemen BBP,
gemachtigde mr. R. Bagasrawalla,
t e g e n
CosQuare B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
nader te noemen CosQuare,
gedaagde,
gemachtigde mr. J.P. Koets.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 26 september 2012 inhoudende de vordering van BBP, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de ten behoeve van de comparitie toegezonden brief van de zijde van BBP van 25 januari 2013 met producties.
Ingevolge het tussenvonnis van 19 december 2012 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden op 1 februari 2013. Het proces-verbaal hiervan bevindt zich bij de stukken. Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten en omstandigheden
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
2. CosQuare is een online shopping community: zij biedt een online platform waar winkeliers en consumenten met elkaar in contact kunnen komen. CosQuare heeft twee bestuurders, te weten [A] (hierna: [A]) en [B] (hierna: [B]). In het handelsregister staat ten aanzien van de bestuursbevoegdheid vermeld dat de vennoten gezamenlijk bevoegd zijn, waarbij verwezen wordt naar de statuten van CosQuare.
3. BBP houdt zich bezig met het organiseren van digitale en live media-events. Zij organiseert in dat kader jaarlijks beursdagen, waaronder 'De Marketing Dagen' (hierna: de Beurs).
4. Op 30 januari 2012 is een overeenkomst getekend, namens BBP door [C] (hierna: [C]) en namens CosQuare door [A]. De overeenkomst hield in, kort gezegd, dat CosQuare zou deelnemen aan de Beurs 2012 door een stand te huren en één van de hoofdsponsors te zijn. De overeenkomst is door CosQuare op 3 februari 2012 per fax en op 6 februari 2012 per e-mail toegestuurd aan BBP.
5. Op 7 februari 2012 heeft [D] (hierna: [D]), Client Service Director van CosQuare, telefonisch contact opgenomen met [C] van BBP. In dat gesprek heeft [C] de twijfels van [B] met betrekking tot de overeenkomst overgebracht.
6. Bij factuur van 22 februari 2012 heeft BBP een bedrag van € 23.800,- (inclusief BTW) bij CosQuare in rekening gebracht.
7. Op 1 maart 2012 heeft [D] van CosQuare per e-mail op de factuur gereageerd. In deze reactie staat, voor zover van belang:
“In januari ontving u het door [A] ondertekende contract voor het hoofdsponsorschap van “De Dagen”, maar voor het belang van de zaak had de vennoot [B] besloten om niet samen te werken met BBP. Hij gaat niet akkoord met het contract of met het deelnemen “de Dagen”2012. Dit heb ik persoonlijk met u over de telefoon besproken en aangegeven een dag nadat u het door 1 van de twee vennoten ondertekende contract ontving. (…). Daarom bevestigen wij nu wat we de dag na het opsturen van het contract al telefonisch hebben aangegeven: het CosQuare team zal niet deelnemen aan “De Dagen” 2012 Dit is het laatste bericht dat het CosQuare team over deze situatie zal versturen.”
8. Bij sommatiebrief van 5 april 2012 van de advocaat van BBP is CosQuare gesommeerd om binnen 7 dagen tot betaling over te gaan. Cosquare heeft het factuurbedrag, ondanks de sommatie, niet voldaan.
9. Op 24 en 25 april 2012 heeft de Beurs 2012 plaatsgevonden. CosQuare heeft hier niet aan deelgenomen.
Vordering en verweer
10. BBP vordert dat CosQuare bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 23.800,- aan hoofdsom;
b. € 1.200,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. rente over € 23.800,- vanaf 1 maart 2012;
d. de kosten van dit geding,
waarbij de totale vordering wordt gemaximeerd tot € 25.000,-.
11. BBP stelt kort gezegd dat partijen op 30 januari 2012 een overeenkomst hebben gesloten, waarbij CosQuare werd vertegenwoordigd door [A]. Uit deze overeenkomst vloeide voor CosQuare de verbintenis tot betaling van € 20.000,- voort. Aan CosQuare is een factuur verstuurd van € 23.800,- (inclusief BTW) die gedateerd is op 22 februari 2012. Het bedrag is, ondanks herhaaldelijke mondelinge en schriftelijke aanmaningen onbetaald gebleven. CosQuare heeft niet gereageerd op sommaties en is niet tot betaling overgegaan.
12. CosQuare voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Beoordeling
13. Het meest verstrekkende verweer van CosQuare is dat geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen. CosQuare voert daartoe aan dat [A] niet zelfstandig bevoegd is. Nu medebestuurder [B] geen toestemming heeft gegeven, niet heeft meegetekend en CosQuare de rechtshandeling niet heeft bekrachtigd is er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen, aldus CosQuare.
14. De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat de beperking in de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurders van CosQuare, te weten dat zij gezamenlijk bevoegd zijn, is ingeschreven in het handelsregister. Op grond van artikel 2:6, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan BBP zich niet beroepen op de onbekendheid met het feit dat de bestuurders gezamenlijk bevoegd zijn. BBP heeft gesteld dat deze beperking ongebruikelijk is en haar niet kan worden tegengeworpen, waarbij zij zich heeft beroepen op artikel 3:61, derde lid, BW. Volgens BBP is de bepaling, dat de bestuurders voor alle rechtshandelingen gezamenlijk bevoegd zijn, ongebruikelijk omdat dit onwerkbaar is in het handelsverkeer. BBP heeft in dit verband de stelling van CosQuare, dat de statuten van CosQuare bepalen dat bestuurders tot € 10.000,- alleen bevoegd zijn, bij gebrek aan wetenschap betwist. De kantonrechter acht de beperking in de vertegenwoordigingsbevoegdheid, namelijk dat de bestuurders alleen gezamenlijk bevoegd zijn, echter niet zo ongebruikelijk dat BBP die niet hoefde te verwachten.
15. Nu BBP niet heeft gesteld dat [A] boven een bedrag van € 10.000,- alleen bevoegd was, kan worden vastgesteld dat [A] niet zelfstandig bevoegd was deze overeenkomst, die een bedrag van € 10.000,- te boven gaat, te sluiten.
16. BBP heeft, subsidiair, namelijk als aangenomen wordt dat [A] onbevoegd was, gesteld dat BBP een beroep op de derdenbescherming van artikel 3:61, tweede lid, BW toekomt. CosQuare heeft met haar gedragingen het vertrouwen gewekt dat [A] wel degelijk bevoegd was. Tijdens het gesprek op 3 februari 2012 is door [C] van BBP, die gezien de jonge leeftijd (21 jaar) van [A] twijfelde aan haar bevoegdheid, gevraagd of [A] wel bevoegd was en daarop is bevestigend geantwoord. Bovendien heeft CosQuare de overeenkomst na de ondertekening twee maal toegezonden, per fax en later per e-mail. In het telefoongesprek van 7 februari 2012 is weliswaar gesproken over de twijfels van de andere aandeelhouder maar daarin is niets gezegd over de onbevoegdheid van [A], aldus tenslotte BBP.
17. CosQuare heeft betwist dat in het gesprek op 3 februari 2012 met [C] is gevraagd naar de bevoegdheid van [A]. Voorts heeft CosQuare aangevoerd dat tijdens het telefoongesprek op 7 februari 2012 wel degelijk is gezegd dat [A] onbevoegd was en dat de andere aandeelhouder [B] twijfels had over deelname. Op 1 maart 2012 is dit vervolgens nog eens schriftelijk bevestigd, aldus CosQuare.
18. Het beroep van BBP op het bepaalde in artikel 3:61, tweede lid, BW kan slechts slagen indien BBP heeft aangenomen dat een toereikende volmacht was verleend en dit in de gegeven omstandigheden ook mocht aannemen, en deze aanname gebaseerd is op een verklaring of gedraging van CosQuare. Voor toerekening aan de achterman (in dit geval CosQuare) kan ook plaats zijn ingeval feiten en omstandigheden zich voordoen die voor risico van de achterman komen en waaruit naar verkeersopvattingen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Toedoen van de achterman is daarvoor niet noodzakelijk (zie HR 3 februari 2012, LJN BU4909 en HR 19 februari 2010, LJN BK7671).
19. De omstandigheid dat voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst desgevraagd door BBP zou zijn bevestigd dat [A] bevoegd is de overeenkomst aan te gaan, wat CosQuare heeft betwist, vormt onvoldoende grond voor het oordeel dat BBP mocht aannemen dat aan [A] een toereikende volmacht was verleend. [A] heeft door de overeenkomst te tekenen al te kennen gegeven zichzelf bevoegd te achten. Daarom kan een eventuele mondelinge bevestiging bij gelegenheid van die ondertekening niet in relevante mate bijdragen aan het ontstaan van de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. De omstandigheid dat BBP geen nader onderzoek heeft verricht en geen acht heeft geslagen op de beperkende bepalingen zoals die uit het handelsregister blijken, dient voor haar rekening en risico te komen.
20. BBP heeft verder gesteld dat het contract twee maal aan BBP is toegezonden, te weten op 3 februari 2012 (per fax) en 6 februari 2012 (per e-mail). Voor zover BBP zich met deze stelling erop heeft beroepen, dat [B] de rechtshandeling heeft bekrachtigd (artikel 3:69 BW), overweegt de kantonrechter als volgt. Uit de enkele toezending van het alleen door [A] getekende contract, blijkt niet dat [B] de overeenkomst heeft bekrachtigd. Dit geldt in dit geval te minder, nu [D] namens CosQuare al op 7 februari 2012 en derhalve zeer kort na de ondertekening van de overeenkomst, aan [C] van BBP juist heeft laten weten dat [A] niet alleen bevoegd was de overeenkomst aan te gaan en hij daarbij heeft medegedeeld dat [B] twijfels had over de deelname. De kantonrechter onderschrijft in dit verband niet de stelling van BBP, dat in dat telefoongesprek de onbevoegdheid van [A] niet door [D] zou zijn gemeld. Zonder nadere toelichting valt namelijk niet in te zien waarom voor [D] relevant is om de twijfels van [B] aan BBP over te brengen en niet tevens ook de kwestie van de onbevoegdheid van [A] ter sprake te brengen. Beide kwesties zijn namelijk logischerwijze met elkaar verbonden. De ter comparitie gegeven verklaring van BBP, dat het bij deelname aan beurzen van belang is dat alle werknemers van een bedrijf achter de deelname staan en het bespreken van de twijfels van [B] daarom van belang was, acht de kantonrechter onvoldoende overtuigend. Dat op 7 februari 2012 wel degelijk al is gezegd dat [A] niet alleen bevoegd is, wordt verder ondersteund door de e-mail van [D] van 1 maart 2012 (zie hiervoor onder 7) waarin hij refereert aan die mededeling in het telefoongesprek. Tenslotte geldt dat CosQuare na de mondelinge mededeling op 7 februari 2012 ook bij e-mail van 1 maart 2012 met zoveel woorden heeft geschreven dat [A] niet alleen bevoegd is en [B] niet akkoord gaat met het contract. De kantonrechter verwerpt daarom het beroep van BBP op artikel 3:69 BW.
21. Nu [A] niet alleen bevoegd was de overeenkomst aan te gaan en van bekrachtiging van de rechtshandeling evenmin sprake is geweest, is geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen tussen BBP en CosQuare. Reeds hierom dient de vordering van BBP te worden afgewezen. De overige verweren kunnen daarom onbesproken blijven.
22. Bij deze uitkomst van de procedure wordt BBP als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van CosQuare. Deze kosten worden tot heden begroot € 800,- (2 punten x toepasselijke tarief van € 400,-) aan salaris gemachtigde.
BESLISSING
De kantonrechter:
- wijst de vordering van BBP af;
- veroordeelt BBP in de proceskosten, tot heden aan de zijde van CosQuare begroot op
€ 800,-,
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.R.P.J. Davids, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter