ECLI:NL:RBAMS:2013:CA1681

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13-674279-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en overtreding van de Wegenverkeerswet

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte op 17 mei 2013 veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en overtreding van de Wegenverkeerswet. De zaak kwam aan het licht na een incident op 17 februari 2012, waarbij de verdachte de aangever, [A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebracht door deze met kracht tegen het hoofd te slaan en te trappen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De rechtbank achtte de tenlastelegging voor wat betreft de poging tot zware mishandeling bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit.

Daarnaast werd de verdachte ook vervolgd voor gevaarzetting op de openbare weg, waarbij hij op 1 november 2012 met hoge snelheid en zonder geldig rijbewijs door Amsterdam reed, waarbij hij meerdere verkeersregels overtrad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn gevaarlijke rijgedrag andere weggebruikers in gevaar had gebracht. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden en een geldboete van €750,- geëist, maar de rechtbank kwam tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een hechtenis van twee weken.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [A] gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schade werd vastgesteld op €406,15 aan materiële schade en €250,- aan immateriële schade. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 62, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Het vonnis werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 mei 2013.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/674279-12
Datum uitspraak: 17 mei 2013
Verstek
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1991],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] [plaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 mei 2013.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting - ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus), heeft toegebracht, door deze opzettelijk éénmaal of meermalen (met kracht) in/tegen het gezicht van voornoemde [A] te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen;
(Artikel 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 februari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [A] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans in het lichaam van voornoemde [A] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 17 februari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [A] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het éénmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/tegen het gezicht en/of het lichaam van voornoemde [A], tengevolge waarvan voornoemde [A] zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
(gevoegde zaak 670.859/12)
hij op of omstreeks 01 november 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, kenteken [nummer 1]), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en),
(terwijl en/of nadat verbalisanten hem een stopteken had(den) gegeven en/of met gebruikmaking van Optische en Geluidssignalen achter hem aanreden)
- op de Nobelweg met een (te) hoge snelheid van ongeveer 80 km/u heeft gereden en/of
- (vervolgens) bij de kruising van de Nobelweg met de Hugo de Vrieslaan met (te) hoge snelheid twee stilstaande/voor het verkeerslicht wachtende voertuigen (personenauto's) heeft gepasseerd en/of (vervolgens) een rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of
- (vervolgens) op voornoemde kruising een U-bocht heeft gemaakt (waardoor het optrekkende verkeer op de kruisende weg moest remmen om een aanrijding te voorkomen) en/of
- (vervolgens) met (te) hoge snelheid in de richting van de Schalk Burgerstraat gereden en/of (vervolgens) met (te) hoge snelheid stilstaande/voor het verkeerslicht wachtende voertuigen aan de linkerkant heeft gepasseerd en/of (vervolgens) de kruising van de Nobelweg met de Kamerlingh Onneslaan met een (te) hoge snelheid van ongeveer 100 km/u heeft opgereden en/of (daarbij) een rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd (waarbij het kruisende verkeer hard moest remmen om een aanrijding te voorkomen) en/of
- (vervolgens) over de Schalk Burgerstraat in de richting van het Krugerplein met (te) hoge snelheid van ongeveer 115 km/u heeft gereden en/of
- (vervolgens) ter hoogte van de Transvaalkade naast een bushalte het fietspad en/of trottoir is opgereden en/of (vervolgens) voornoemde voertuig tot stilstand heeft gebracht (waarbij het voertuig dwars op de rijrichting stond en het fietspad geheel blokkeerde),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
(Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Met de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
subsidiair:
op 17 februari 2012 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [A] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen in het gezicht en tegen het hoofd van voornoemde [A] heeft geslagen en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 1 november 2012 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig (personenauto, kenteken [nummer 1]), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
- op de Nobelweg met een hoge snelheid van ongeveer 80 km/u heeft gereden en
- bij de kruising van de Nobelweg met de Hugo de Vrieslaan met hoge snelheid twee voor het verkeerslicht wachtende voertuigen heeft gepasseerd en een rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en
- op voornoemde kruising een U-bocht heeft gemaakt, waardoor het optrekkende verkeer op de kruisende weg moest remmen om een aanrijding te voorkomen en
- met hoge snelheid in de richting van de Schalk Burgerstraat gereden en vervolgens met hoge snelheid stilstaande voertuigen aan de linkerkant heeft gepasseerd en de kruising van de Nobelweg met de Kamerlingh Onneslaan met een hoge snelheid van ongeveer 100 km/u heeft opgereden en daarbij een rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd, waarbij het kruisende verkeer hard moest remmen om een aanrijding te voorkomen en
- vervolgens over de Schalk Burgerstraat in de richting van het Krugerplein met hoge snelheid van ongeveer 115 km/u heeft gereden en
- vervolgens ter hoogte van de Transvaalkade naast een bushalte het fietspad en trottoir is opgereden en voornoemde voertuig tot stilstand heeft gebracht, waarbij het voertuig dwars op de rijrichting stond en het fietspad geheel blokkeerde,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt en het verkeer op die wegen werd gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voorwaardelijk opzet
De officier van justitie heeft zich uitgelaten over het opzet van verdachte op het hem onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank zal daarop hieronder ingaan.
Verdachte heeft na een woordenwisseling die boosheid bij verdachte veroorzaakte, aangever met kracht tegen het hoofd geslagen en getrapt, en in het bijzonder ook tegen de neus en de slaap. Algemene ervaringsregels leren dat het hoofd een zeer kwetsbare plek van het lichaam is. Door met kracht tegen het hoofd en de slaap te slaan en te trappen, bestaat de aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Doordat aangever op de grond lag, wordt de kans op het toebrengen van dergelijk letsel des te groter. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door zo te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever als gevolg van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aldus was bij verdachte sprake van voorwaardelijk opzet op de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest en ter zake van het onder 2 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,-. Zij heeft voorts verzocht om ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen geachte feit de vordering van de benadeelde partij [A] in zijn geheel toe te kennen. Als laatste heeft zij verzocht de in beslag genomen goederen te retourneren aan de rechtmatige eigenaar.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en tevens aan gevaarzetting op de openbare weg. Verdachte heeft in een verkeersruzie de confrontatie gezocht en is vervolgens door het lint gegaan. Hij heeft het slachtoffer zo hard op de neus geslagen dat deze gebroken is en, tevens, toen het slachtoffer op de grond lag, tegen zijn hoofd getrapt. Voorts heeft verdachte door zijn zeer gevaarlijke rijgedrag, bestaande uit het rijden met zeer hoge snelheden en het negeren van rood uitstralende verkeerslichten, andere weggebruikers in gevaar gebracht. Verdachte beschikte op het moment van het begaan van dit rijgedrag niet langer over een geldig rijbewijs, hetgeen hem bekend was.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 15 april 2013 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor (poging tot) mishandeling is veroordeeld, echter wel voor feiten betreffende de Wegenverkeerswet. Eveneens blijkt hieruit dat verdachte is veroordeeld nà de pleegperiode van de onderhavige feiten, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit als uitgangspunt de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS genomen. Daaruit volgt dat bij poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden wordt opgelegd. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en komt tot oplegging van de na te noemen straf.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde in het nadeel van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank van oordeel is dat dit een ernstige overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet betreft.
Ten aanzien van het beslag
In het voertuig van verdachte zijn de volgende voorwerpen aangetroffen en in beslag genomen:
- 1.00 STK Kentekenplaat ‘[nummer 2]’, itemnummer: 4403492;
- 1.00 STK Kentekenplaat ‘[nummer 3]’, itemnummer: 4403543.
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden van bovengenoemde goederen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [A]:
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [A], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor onder 1 subsidiair bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 406,15 (vierhonderdzes euro en vijftien cent) aan materiële schade en € 250,- (tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De behandeling van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij dat ziet op de materiële schade levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank wijst het overige deel van de vordering van de benadeelde partij dat ziet op de immateriële schade af.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 62, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
9. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde:
Poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot hechtenis voor de tijd van 2 (twee) weken.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden van:
- 1.00 STK Kentekenplaat ‘[nummer 2]’, itemnummer: 4403492;
- 1.00 STK Kentekenplaat ‘[nummer 3]’, itemnummer: 4403543.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. F.M. Wieland en M.J.A. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van S.H.J. Bucx, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2013.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.