vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/540475 / KG ZA 13-494 HJ/MB
Vonnis in kort geding van 24 april 2013
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLOWUP MEDIA BENELUX B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie bij dagvaarding op verkorte termijn van 23 april 2013,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.J. Polle te Amsterdam,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM, STADSDEEL CENTRUM,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.A. de Groote te Amsterdam.
Partijen zullen hierna BlowUp en de Gemeente worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 24 april 2013 heeft BlowUp gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De Gemeente heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening en een (voorwaardelijke) vorderding in reconventie ingesteld, overeenkomstig de eveneens in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte.
BlowUp heeft producties in het geding gebracht, de Gemeente een Conclusie van Antwoord met bijlagen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is direct na de behandeling ter terechtzitting mondeling de beslissing gegeven. Het navolgende vormt daarvan de schriftelijke vastlegging en uitwerking en is opgemaakt op 25 april 2013. Ter zitting waren aanwezig: aan de zijde van BlowUp: [A], [functie] (hierna: [A]) en [B], [functie] (hierna: [B]), met mr. Polle;
aan de zijde van de Gemeente: [C], [functie] werkzaam bij de afdeling juridische zaken Stadsdeel Centrum, [D], [functie] en [E] [functie] met, mr. De Groote.
2. De feiten
2.1. BlowUp is een bedrijf dat zich bezig houdt met het aanbrengen van grote reclamedisplays op gebouwen en bouwsteigers (hierna: steigerdoekreclame).
2.2. Op 13 maart 2010 is de Gemeente met BlowUp een overeenkomst aangegaan met betrekking tot het aanbrengen van steigerdoekreclame in het centrum van Amsterdam. Deze overeenkomst is opgezegd tegen 12 maart 2013, met dien verstande dat nog tot 12 maart 2013 aanvragen voor steigerdoekreclame mochten worden ingediend.
2.3. In het kader van de afwikkeling van de onder 2.2 genoemde overeenkomst is tussen partijen een geschil ontstaan, terzake waarvan BlowUp de Gemeente op
6 maart 2013 bij deze rechtbank heeft gedagvaard. De zitting in dat kort geding vond plaats op 8 maart 2013, ten overstaan van mr. R.J.C. Jongeneel als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Balk als griffier. Ter zitting waren voorts aanwezig [A], [B], [C] en mr. Polle. Tevens waren aanwezig
[F], [functie] Stadsdeel Centrum met portefeuille (onder meer) Bouwen en Wonen en mr. E. van der Hoeven als advocaat van de Gemeente.
2.4. Het eerdere kort geding heeft geleid tot een schikking die is vastgelegd in een proces-verbaal van 8 maart 2013. Dit proces-verbaal luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Partijen komen het volgende overeen.
De volgende aanvragen zijn ingediend of zullen voor 12 maart 2013 worden ingediend en volgens de normale criteria worden beoordeeld, met dien verstande dat partijen reeds thans overeenstemming hebben bereikt over de periode gedurende welke steigerdoeken zullen mogen hangen, zoals hierna te vermelden.
(…)
2. Rokin 14-16 (Rokin Plaza); adverteerder: Samsung; periode: 2 april 2013 tot en met 1 mei 2013, onder voorbehoud van een eventuele noodverordening voor 30 april 2013, op grond waarvan het steigerdoek eerder zou moeten worden verwijderd.
(…)
4. Damrak 28-30; adverteerder: BMW; periode: 15 april 2013 tot en met 15 juli 2013 onder voorbehoud van een eventuele noodverordening voor 30 april 2013, in welk geval de periode wordt: 1 mei 2013 tot en met 31 juli 2013;”
2.5. Bij besluit van 2 april 2013 heeft de Gemeente aan BlowUp meegedeeld dat de aanvraag voor steigerdoekreclame op de locatie Rokin 12-16 voor de periode 2 april tot 1 mei 2013 is gehonoreerd. In deze brief staat voorts:
“Indien, gelet op openbare orde en veiligheid een noodverordening wordt afgekondigd, dan wel andere omstandigheden of inzichten daartoe aanleiding geven, kan de vergunninghouder worden verzocht het steigerdoek op of omstreeks 30 april 2013 tijdelijk te verwijderen. (…)”
2.6. Op 12 april 2013 heeft de Burgemeester van Amsterdam een ‘Aanwijzingsbesluit gevel- en steigerdoeken Rokin en Damrak’ (hierna: het Aanwijzingsbesluit) genomen, dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt:
“Overwegende:
- dat op (…) 28 januari 2013 HM Koningin Beatrix haar abdicatie heeft aangekondigd;
- dat zij op 30 april aanstaande afstand zal doen van de troon en ZKH Koning Willem-Alexander zal worden ingehuldigd;
(…)
- dat er vanwege de Troonswisseling op en rond 30 april veel nationale en internationale bezoekers in Amsterdam aanwezig zullen zijn, alsmede vele beelden van het evenement via televisiebeelden wereldwijd zullen worden verspreid;
- dat het met het oog hierop wenselijk is een eenduidige aankleding van de binnenstad te presenteren, waarbij commerciële uitingen in de openbare ruimte zoveel mogelijk zullen worden vermeden;
- dat op grond van artikel 2.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) de burgemeester tijden en plaatsen kan aanwijzen waar een verbod geldt om zaken op of aan de weg te plaatsen of te hebben;
Brengt ter algemene kennis dat hij (…) heeft besloten:
(…)
1. (…) het Rokin en het Damrak aan te wijzen als gebied waar het verboden is om van 29 april, 09.00 uur tot en met 30 april, 24.00 uur gevel- en steigerdoekreclame aanwezig te hebben of te laten hebben.”
2.7. Bij brief van 17 april 2013 heeft BlowUp bezwaar gemaakt tegen het Aanwijzingsbesluit en de Gemeente gesommeerd om uiterlijk op 18 april 2013 te bevestigen dat BlowUp haar steigerdoeken aan Rokin en Damrak aanwezig mag hebben en exploiteren en dat de Gemeente daartegen op geen enkele wijze zal optreden. De Gemeente heeft aan deze sommatie niet voldaan.
2.8. BlowUp heeft bij de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank een voorlopige voorziening aangevraagd, inhoudende schorsing van het Aanwijzingsbesluit. Bij uitspraak van 24 april 2013 is de voorlopige voorziening afgewezen, zodat het besluit in stand is gebleven.
3. Het geschil in conventie
3.1. BlowUp vordert veroordeling van de Gemeente om commerciële steigerdoekreclames toe te staan op de locaties Rokin 14-16 en Damrak 28-30 te Amsterdam op 29 en 30 april 2013, op straffe van een dwangsom van € 1.000.000,- voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft, en met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
3.2. De Gemeente voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. De gemeente vordert in reconventie veroordeling van BlowUp tot het verwijderen of niet plaatsen van steigerdoeken met reclameuitingen op de locaties Rokin 12-16 en Damrak 28-30 op 29 april 2013 en 30 april 2013, althans op 30 april 2013, op straffe van dwangsommen en met veroordeling van BlowUp in de proceskosten.
4.2. BlowUp voert verweer.
5. De beoordeling
In conventie
5.1. Centraal staat in dit geschil de tussen partijen getroffen schikking van
8 maart 2013 in het eerdere kort geding, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van diezelfde datum.
5.2. BlowUp heeft gesteld dat de Gemeente de gemaakte afspraken niet nakomt, aangezien geen sprake is van een noodverordening, waar de in de schikking gemaakte voorbehouden met betrekking tot de steigerdoekreclame op zien. Partijen hebben de afspraken gemaakt na enige tijd te hebben onderhandeld op de gang tijdens een schorsing van de zitting en zij hadden daarbij bijstand van advocaten. Volgens BlowUp is de term ‘noodverordening’ niet voor niets opgenomen en waren de voorbehouden met name ingegeven door veiligheidsoverwegingen, bijvoorbeeld in het geval een steiger weg zou moeten. Alleen in dat soort gevallen zou BlowUp naar haar mening de steigerdoeken moeten verwijderen. In de visie van BlowUp dient de schikking strikt te worden geïnterpreteerd en is een noodverordening de enige uitzondering waarop de Gemeente zich kan beroepen. Zij kan de steigerdoeken rond de kroningsdag niet weren met een beroep op het ‘Aanwijzingbesluit’, aldus BlowUp. BlowUp heeft in haar stellingen onder meer gewezen op een uitlating van de voorzieningenrechter ter zitting van 8 maart 2013 in dit verband, te weten dat de Gemeente niet ‘met de ene hand iets kan geven en dat met de andere hand weer kan nemen’.
De Gemeente deelt de opvatting van BlowUp niet en acht een letterlijke lezing van het woord ‘noodverordening’ in strijd met de achtergrond en strekking van de schikking en de bedoeling van partijen.
5.3. Partijen verschillen aldus van mening over de uitleg van de tussen hen gemaakte afspraken. Nu dat het geval is dient de rechter bij de beoordeling van de vraag welke uitleg aan de overeenkomst moet worden gegeven, niet alleen acht te slaan op de letterlijke tekst van het bepaalde, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze tekst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
5.4. Tijdens de zitting van 8 maart 2013 is ter sprake gekomen dat de Gemeente mogelijk maatregelen zou treffen in de publiekrechtelijke sfeer, om steigerdoekreclame rond de kroningsdag op 30 april 2013 te weren op de locaties Damrak en Rokin. Ter zitting zijn daarbij niet zozeer de veiligheidsaspecten van de steigerdoekreclame aan de orde gekomen, als wel de uitstraling van de binnenstad tijdens deze dag en de wens van de Gemeente om commerciële uitingen zoveel mogelijk te beperken. Ten tijde van de zitting was nog niet duidelijk welke maatregelen er getroffen zouden worden en wat die precies zouden inhouden.
5.5. De stelling van BlowUp dat – in ieder geval tijdens de schikkingsonderhandelingen op de gang – uitdrukkelijk over veiligheids- en openbare orde aspecten is gesproken, zodat dit als belangrijkste drijfveer van partijen voor het opnemen van de voorbehouden moet worden gezien en dat de doeken in beginsel alleen behoefden te worden weggehaald als de steigers verwijderd zouden worden, heeft BlowUp tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Gemeente niet aannemelijk gemaakt. De tekst van de schikking wijst ook niet in die richting.
5.6. In de context zoals weergegeven bij 5.4 is gesproken over de rond 30 april 2013 af te kondigen ‘noodverordening’. De inhoud van die verordening was nog niet bekend, maar duidelijk was al wel dat in deze sfeer maatregelen op handen waren. Tegen deze achtergrond bezien past niet de strikte uitleg die BlowUp thans aan de gemaakte afspraken wenst te geven. In het licht van de tot stand gekomen schikking en de wijze waarop daarover ter zitting is gesproken, mocht BlowUp redelijkerwijs niet verwachten dat de steigerdoeken op 30 april 2013 zouden kunnen blijven hangen, maar juist het tegendeel.
5.7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient, met toepassing van het onder 5.3 genoemde criterium tegen deze achtergrond onder ‘noodverordening’ niet alleen een noodverordening in de letterlijke zin (dat wel zeggen een verordening op basis van artikel 174-176 van de Gemeentewet) te worden verstaan, maar ook een andere publiekrechtelijke regeling, zoals het onderhavige Aanwijzingsbesluit. Dat het proces-verbaal tot stand is gekomen in aanwezigheid en met bijstand van advocaten maakt dat niet anders. De vrees van BlowUp dat de Gemeente bij een dergelijke interpretatie ook gerechtigd zou zijn om dergelijke besluiten af te kondigen voor 1, 4 en 5 mei en BlowUp daaraan te houden, acht de voorzieningenrechter niet gerechtvaardigd, aangezien de in de schikking gemaakte voorbehouden uitsluitend zien op de gang van zaken op 30 april 2013 en de aanloop daar naartoe, op grond waarvan de doeken al op 29 april 2013 verwijderd moeten zijn. Een ruimere strekking kan aan de voorbehouden niet worden toegekend.
5.8. Opgemerkt wordt nog dat de opmerking van de voorzieningenrechter waaraan BlowUp heeft gerefereerd (niet met de andere hand afpakken wat met de ene hand gegeven is) met name zag op de afhandeling van de tot 12 maart 2013 in te dienen aanvragen, te weten dat die volgens de normale criteria beoordeeld moesten worden, hetgeen ook met zoveel woorden in het proces verbaal is opgenomen.
5.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de voorbehouden thans aan de orde zijn, zodat geen grond bestaat voor de door BlowUp gevraagde voorzieningen. Deze zullen dan ook worden geweigerd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal BlowUp worden veroordeeld in de proceskosten.
5.10. Uit het voorgaande vloeit voort dat de tussen partijen gemaakte afspraken de rechtsgeldigheid van het Aanwijzingsbesluit niet in de weg staan en dat de Gemeente dat besluit ook jegens BlowUp zal kunnen handhaven, indien BlowUp daaraan niet vrijwillig voldoet. In verband daarmee behoeft de vordering in reconventie geen verdere behandeling.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1. weigert de gevraagde voorzieningen;
6.2. veroordeelt BlowUp in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de Gemeente begroot op:
– € 589,- aan griffierecht en
– € 816,- aan salaris advocaat;
6.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2013.?