ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3044

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
1423777 KK EXPL 13-581
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.J.T. Karskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en rectificatie in kort geding tegen ABN AMRO Bank N.V. wegens beschuldigingen van corruptie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een kort geding aangespannen tegen hun werkgever, ABN AMRO Bank N.V., naar aanleiding van hun ontslag op staande voet. De eisers vorderden onder andere doorbetaling van hun salaris en rectificatie van de beschuldigingen die hen ten laste waren gelegd. De zaak kwam voort uit beschuldigingen van corruptie die door OMTI, een klant van ABN, waren geuit. De eisers ontkenden deze beschuldigingen en stelden dat hun ontslag onterecht was.

Tijdens de zitting op 24 mei 2013 werden beide partijen gehoord, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigden, mrs. A.P. Macro en I.A. Hoedemaeker, terwijl ABN werd vertegenwoordigd door mr. M.J.M.T. Keulaerds. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de rol van eisers in de financiering van OMTI en de beschuldigingen die door OMTI naar voren waren gebracht. De rechter concludeerde dat de beschuldigingen onvoldoende waren onderbouwd en dat er geen objectief onderzoek was gedaan naar de claims.

De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van eisers in een bodemprocedure een redelijke kans van slagen hadden. Daarom werd de vordering tot doorbetaling van het salaris toegewezen, terwijl de vordering tot rectificatie werd afgewezen wegens de vagheid van de eisen en mogelijke strijdigheid met de vrijheid van meningsuiting. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 10 juni 2013.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
Afdeling privaatrecht
Zaaknummer: 1423777 KK EXPL 13-581
Vonnis van: 10 juni 2013
F.no.: 182
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser 1]
eiser
wonende te [woonplaats]
nader te noemen [eiser 1]
gemachtigden: mrs. A.P. Macro en I.A. Hoedemaeker
t e g e n
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen ABN
gemachtigde: mr. M.J.M.T. Keulaerds
en
Zaaknummer 2051370 KK EXPL 13-770
[eiser 2]
wonende te [woonplaats],
eiser
nader te noemen [eiser 2]
gemachtigden: mrs. A.P. Macro en I.A. Hoedemaeker
t e g e n
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen ABN
gemachtigde: mr. M.J.M.T. Keulaerd
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 16 mei 2013 hebben eisers bij gelijkluidende dagvaardingen voorlopige voorzieningen gevorderd. De twee zaken zijn gezamenlijk behandeld en zullen tezamen aangeduid worden als de vorderingen.
De vorderingen zijn behandeld op de terechtzitting van 24 mei 2013. [eiser 1] en [eiser 2] zijn verschenen, vergezeld door hun gemachtigden. ABN is verschenen bij ondermeer de heren [naam 1], [naam 2] [naam 3], mevrouw [naam 4] en de gemachtigde.
Van beide zijden waren voorts nog diverse belangstellenden en deskundigen aanwezig. [eiser 1] en [eiser 2] hebben voorafgaand aan de zitting aanvullende stukken ingediend. Beide partijen hebben zich bediend van een pleitnota en van producties. Op de zitting is een geluidsband afgespeeld, welke als productie is ingebracht, en de kantonrechter heeft vragen gesteld. De griffier heeft aanteke¬ningen gemaakt, die in het dossier zijn opgenomen.
Tot slot is uitspraak bepaald op heden, mede in het licht van de verzoeken over en weer tot –voorwaardelijke- ontbinding van de arbeidsovereenkomsten, op welke verzoeken vandaag wordt beslist.
BEOORDELING VAN DE VORDERINGEN
1. Bij de beoordeling van de vorderingen wordt een veelheid van feiten en omstandigheden meegewogen, waaronder het navolgende:
1.1. ABN opereert als financiële instelling, ondermeer in het Verre Oosten.
1.2. [eiser 1], thans 44 jaar oud, is sedert 1 april 2003 in dienst van (de rechtsvoorgangster van) ABN, laatstelijk als [functie]. Zijn salaris bedraagt € 19.454,- bruto per maand inclusief emolumenten, maar exclusief bonus. Onder de verantwoordelijkheid van [eiser 1] vallen sinds 2010 vijf Energy Commodities teams van ABN, waaronder die in Dubai. Leidinggevende van [eiser 1] is de [naam 2] (verder: [naam 2]).
1.3. [eiser 2], thans 33 jaar oud, is sedert 1 februari 2007 in dienst van (de rechtsvoorgangster van) ABN, laatstelijk als [functie]. Zijn salaris bedraagt € 11.789,- bruto per maand inclusief emolumenten, maar exclusief bonus. [eiser 2] woont en werkt sinds 2009 voor ABN in Dubai. [eiser 1] is leidinggevende van [eiser 2].
1.4. Sinds 2008 is ABN bankier van het bedrijf Oil Marketing & Trading International, verder OMTI. De directeuren van OMTI zijn [naam 5] en [naam 6] (verder: [naam 5] en [naam 6]). OMTI handelt in olie; in- en (door-)verkoop. De financiering door ABN geschiedt per transactie.
1.5. Betrokkenheid van bedrijven, waaronder banken, bij de handel in Iraanse olie is verboden in het kader van internationale sancties tegen Iran. Het Amerikaanse Office of Foreign Assets Control, verder OFAC, houdt toezicht op overtreding van de sancties.
1.6. In 2010 is in opdracht van [eiser 1] en [eiser 2] OMTI een zogeheten Enhanced Due Diligence (EDD) opgelegd. [eiser 1] en [eiser 2] hebben ABN van de EDD niet vooraf in kennis gesteld. Ook is de kredietfaciliteit van OMTI door [eiser 1] en [eiser 2] beëindigd. Na ongeveer drie maanden heeft OMTI verzocht weer bij ABN te mogen bankieren.
1.7. In juni 2012 is de kredietfaciliteit van OMTI verhoogd tot 180 mio USD.
1.8. In juli 2012 heeft OFAC de regels in verband met de handel in olie uit Iran aangescherpt.
1.9. Bij mail van 30 augustus 2012 heeft OMTI bij [eiser 2] een transactie met de onderneming Horizon Energy LLC (verder: Horizon) aan de orde gesteld.
1.10. In september 2012 hebben [eiser 1] en [eiser 2] besloten financiering van transacties van OMTI met Horizon te weigeren, op grond van financiële risico’s van FAL Oil en het feit dat Horizon gelieerd was aan deze onder¬neming. De afdeling Risk Management en Control (verder: Risk) van ABN is daarvan niet op de hoogte gesteld.
1.11. Op 13 september 2012 heeft [eiser 2] [eiser 1] per mail de (winst-) cijfers van OMTI gestuurd, zonder verdere toelichting.
1.12. Op 19 september 2012 hebben [eiser 1] en [eiser 2] gedineerd met de beide directeuren van OMTI, bij [naam 6] thuis. De echtgenote van [naam 6] was bij delen van het diner en de gevoerde gesprekken aanwezig. De volgende dag hebben [eiser 2] en [naam 6] gezamenlijk een tanker van OMTI in de havenstad Fujairah bezocht. Fujairah ligt tegenover Iran en er zijn grote opslagfaciliteiten voor olie gesitueerd.
1.13. Eind oktober 2012 rezen er geruchten dat Horizon in Iraanse olie handelde. Bij mail van 24 oktober 2012 heeft [eiser 2] zijn team daarvoor gewaar¬schuwd.
1.14. Op 31 oktober 2012 hebben [eiser 1] en [eiser 2] de directeuren van OMTI uitgenodigd voor een zakelijk diner (dinner-meeting) op 15 november 2012.
1.15. Op 1 november 2012 werd in het tijdschrift Platts een artikel gepubliceerd, waarbij een verband werd gelegd tussen de havenstad Fujairah, de onderneming Horizon en de handel in Iraanse olie: het zogenoemde Platts artikel. Op 2 november 2012 heeft [eiser 2] [eiser 1] het artikel toegezonden. Op 9 november 2012 is het artikel ingetrokken.
1.16. Op 15 november 2012 hebben [eiser 1] en [eiser 2] met de directeuren van OMTI gedineerd. De dinner-meeting heeft geduurd van 22.03 tot 00.17 uur.
1.17. Op 16 november 2012 is in opdracht van [eiser 1] en [eiser 2] bij OMTI een EDD gestart. Deze maatregel is niet tevoren aan Risk voorgelegd. OMTI heeft geweigerd aan de EDD haar medewerking te verlenen.
1.18. In de week van 26 november 2012 zijn in opdracht van [eiser 1] en [eiser 2] de betalingen voor OMTI stopgezet. Daarnaast hebben [eiser 1] en [eiser 2] OMTI verzocht van accountant te wisselen naar één van de vier grote kantoren (“one of the big four”) en hebben zij een zogeheten Collateral Management Agreement (CMA) geëist. In dat verband dient OMTI op elk schip een onafhankelijke derde te laten meevaren om de herkomst van de olie (en de veredeling daarvan) te controleren.
1.19. Bij mail van 28 november 2012 heeft [eiser 2] OMTI bericht dat zij nadere informatie van OMTI wensten met betrekking tot alle transacties die OMTI via een locale bank uitvoerde. De mail bevat het volgende:
“It is because we could not come to an agreement 3 years ago on the transparency of the suppliers that we had to stop, and we resumed only after we reached that agreement.”
1.20. Op 29 november 2012 heeft [eiser 2] OMTI verzocht de originele certificaten van herkomst te verstrekken van alle door haar verhandelde olie.
1.21. Op 30 november 2012 heeft [naam 5] telefonisch een klacht over [eiser 1] en [eiser 2] bij ABN ingediend. Op 7 december 2012 is [naam 5] naar Amster¬dam gevlogen en heeft bij [naam 2] de klacht over [eiser 1] en [eiser 2] mondeling toegelicht. In de klacht werden [eiser 1] en [eiser 2] beschuldigd van corruptie, dan wel een poging daartoe. [eiser 1] en [eiser 2] hadden - volgens [naam 5] - OMTI tot twee keer toe gevraagd om een “personal fee” van 3,5 mio USD, namelijk op 9 september 2012 en 15 november 2012 en toen OMTI weigerde, zouden [eiser 1] en [eiser 2] maatregelen jegens OMTI hebben genomen, waaronder een EDD, inzicht in de bankafschriften, de eis dat OMTI moest switchen van accountant en zou instemmen met een CMA. Ook werden de betalingsopdrachten van OMTI vertraagd uitge¬voerd.
1.22. ABN heeft de afdeling Security & Intelligence Management (verder SIM) opdracht gegeven een feitenonderzoek te doen naar de inhoud van de klacht.
1.23. Op 10 december 2012 heeft [eiser 1] [eiser 2] (in reactie op een niet nader aangeduide mail) bericht als volgt:
“Quel con. Il n’a visiblement pas compris. Laissons pisser et arretons de financier leur business jusqua ce qu ‘ils comprennent.”
(vertaling: Wat een eikel. Hij heeft het duidelijk niet begrepen. Laat maar zitten en we stoppen met het financieren van hun business tot ze het begrijpen.)
1.24. Medewerkers van SIM hebben tussen 10 en 14 december 2012 informatie verzameld en zijn op 17 december 2012 naar Dubai gereisd. In Dubai heeft SIM op 17 december 2012 de directeuren van OMTI gehoord. SIM heeft daarvan verslagen opgesteld. [naam 5] stelt blijkens het verslag ondermeer:
“There is no direct proof it is only the sequence of events. It is our words against theirs. One way or another this is bad for us. We will protect our business. Why would we come up with such a story. “
1.25. Op 18 december 2012 heeft [naam 5] met SIM besproken dat hij instinctief van een deel van het gesprek op 15 november 2012 met zijn mobiele telefoon een geluidsopname had gemaakt. De bandopname wenste [naam 5], verwijzend naar strafbaarheid in Dubai van het onaangekondigd maken van opnames, niet aan SIM af te geven. SIM heeft de opname op 18 december 2012 beluisterd.
1.26. Op 21 december 2012 heeft [eiser 2] het zogeheten CAP Committee van ABN per memo bericht over de risico’s voor ABN, volgend uit het Platts artikel, en de bevindingen omtrent de door ABN gefinancierde transacties van (ondermeer) OMTI. [eiser 2] concludeert dat zijn feitenonderzoek uitwees dat het Platts artikel niet klopte (voor wat betreft de relaties van ABN), maar dat zij niettemin de strikte behandeling van de cliënten zouden handhaven, zoals eerder was gedaan. [eiser 2] stelt:
“The company has been cooperative and fully transparent, and the management has a clear understanding of the sanctions and regulations in place.”
1.27. Op 31 januari 2013 heeft SIM [eiser 1] en [eiser 2] geïnterviewd, alsmede de heer [naam 7] (verder [naam 7]), een medewerker van [eiser 2] voor OMTI. [eiser 1] en [eiser 2] waren vooraf niet van de inhoud van de klacht en het onderzoek op de hoogte. [eiser 1] en [eiser 2] hebben de beschuldigingen ontkend. Aansluitend zijn [eiser 1] en [eiser 2] voor de duur van het onderzoek op non-actief gesteld.
1.28. Op 18 februari 2013 heeft ABN van OMTI een kopie van de opname ontvangen. De opname stond op de Blackberry van [naam 5]. ABN heeft The Maastricht Forensic Institute (verder TMFI) daarop opdracht gegeven de opname te analyseren. Het rapport van TMFI dateert van 27 februari 2013 en is in de procedure gebracht, evenals de transcripties van de opname (van OMTI en TMFI) en een kopie van de opname. Het rapport van TMFI stelt (aan het slot) ondermeer het volgende:
“Opgemerkt dient te worden dat de opnamekwaliteit van het materiaal deels zo slecht is dat de opname zonder achtergrondkennis moeilijk verstaanbaar is. Met achtergrondkennis is mogelijk meer te verstaan maar rijst het gevaar van sturing door die achtergrondkennis.“
1.29. Op 18 februari 2013 hebben [eiser 1] en [eiser 2] ABN gedagvaard in kort geding en opheffing van de schorsing gevorderd. De vorderingen zijn bij vonnis van 5 maart 2013 afgewezen.
1.30. Op 25 februari 2013 heeft SIM een tweede interview met [eiser 1] en [eiser 2] gevoerd. Daarbij hebben [eiser 1] en [eiser 2] de geluidsopname van [naam 5] gehoord. Zij hebben geen weergave van de opname gekregen. [eiser 1] heeft ontkend dat zijn stem op de opname te horen is. [eiser 2] heeft gesteld dat de stem van [eiser 1] zou kunnen zijn, maar dat hij niet zeker was. De tekst werd door [eiser 2] niet herkend.
1.31. [naam 5], [naam 6] en de echtgenote van [naam 6], mevrouw [naam 8], hebben op 4 en 6 maart 2013 gedateerde verklaringen naar ABN gezonden. De verklaring van [naam 8] stelt:
”Mr [eiser 1] was asking for some 10% commission, on OMTI profits, and I thought that the bank was looking to impose on OMTI, an extraordinairy increase of its fees.
After de ABN officers had left, my husband discussed with [naam 5], the outcome of this meeting and both seemed very upset. I asked them to explain to me what exactly had happened. They told me that the two gentlemen had asked to be paid - them, not to the bank - a bribe of no less then $3.5 million. I was stunned and dismayed, not only by the nature of the demand, but also by the fact that this had happened so openly, in my house. “
1.32. Op 7 maart 2013 heeft SIM de mobiele telefoon verkregen, waarmee de opname is gemaakt. De Blackberry is onderzocht door Fox-IT te Delft. Het rapport van Fox-IT dateert van 13 maart 2013. De opname is volgens het rapport gemaakt op 15 november 2012 om 23.02 tot 23.04 uur en duurt 1,53 minuten. Uit het rapport van Fox-It volgt dat de opname het eerste opgenomen geluidsbestand op de Blackberry is en dat niet bekend is of de tijdsinstellingen op dat moment overeenkomen met de werkelijke tijd. FOX-it acht het scenario dat het geluidsbestand achteraf op de Blackberry is geplaatst niet waarschijnlijk, maar het is niet onmogelijk dat de aange¬troffen sporen het gevolg zijn van manipulatie.
1.33. Op 20 maart 2013 is het derde interview met [eiser 1] en [eiser 2] gehouden.
1.34. SIM heeft aan ABN gerapporteerd op 25 maart 2013. Het rapport van SIM is in de procedure gebracht. SIM stelt:
“Het onderzoek heeft feiten naar voren gebracht die de beschuldigingen van OMTI aan het adres van [eiser 1] en [eiser 2] bevestigen” en “[eiser 1] en [eiser 2] hebben tijdens de interviews hun handelwijzen met betrekking tot OMTI onvoldoende weten te onderbouwen.”
1.35. Op 26 maart 2013 heeft ABN [eiser 1] en [eiser 2] op staande voet ontslagen. Daaraan is - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat zij een ‘personal fee’ van OMTI hadden gevraagd op 19 september 2012 en op 15 november 2012, en dat zij op of kort na 15 november 2012 vijf met name genoemde maatregelen jegens OMTI hadden genomen. Dit alles tezamen en iedere verwijt afzonderlijk vormde voor ABN een dringende reden.
1.36. [eiser 1] en [eiser 2] hebben de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet betwist.
Vorderingen
2. Eisers vorderen in dit kort geding ieder – samengevat en in hoofdzaak-
- doorbetaling salaris vanaf 26 maart 2013
- een bedrag van € 85.891,34 aan proceskosten
- een bevel aan ABN tot rectificatie.
3. Eisers stellen daartoe dat zij ten onrechte op 26 maart 2013 door ABN zijn ontslagen en dat door hun ontslag en de publiciteit daarover hun naam in diskrediet is gebracht. Zij hebben bovendien aanzienlijk kosten moeten maken om hun standpunt in en buiten rechte kenbaar te maken en wensen een ver¬goeding van die kosten. Het ontslag is ten onrechte omdat zij nimmer een “personal fee’’ van een relatie van ABN, en welke relatie zij bedienden, hebben gevraagd. Zij hebben evenmin op andere manier die relatie getracht tot het betalen van een dergelijke fee te brengen.
Verweer
4. ABN bestrijdt deze stellingen. Naar haar mening levert het handelen van [eiser 1] en [eiser 2] een dringende reden op. Voor haar staat vast dat om een dergelijke fee is gevraagd en dat [eiser 1] en [eiser 2] ook op andere manier en wel geheel ongeoorloofd hebben getracht de betreffende relatie tot het betalen van de fee te dwingen.
5. Ter onderbouwing van haar stelling voert ABN aan dat [naam 5], [naam 6] en [naam 8] over het vragen van de ‘personal fee’ verklaren en dat deze verkla¬ringen worden bevestigd door de geluidsopname van het gesprek van 15 november 2012. Uit de opname blijkt onomstotelijk dat is gevraagd om een betaling. Desalniettemin blijven [eiser 1] en [eiser 2] beweren dat dit onderwerp nooit ter sprake is gekomen. De stelling van [eiser 1] dat het geluidsfragment is gefabriceerd, is aantoonbaar onjuist gebleken. De rapporten van TMFI en Fox-It bieden geen enkele steun aan deze stelling van [eiser 1].
6. De maatregelen, die door [eiser 1] en [eiser 2] direct na 15 november 2012 jegens OMTI zijn genomen, overtuigen ABN niet en waren in geen enkel opzicht te rechtvaardigen.
Beoordeling
7. In dit kort geding moet worden beoordeeld of op de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden de vorderingen van eisers in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
8. Aan de vorderingen van eisers ligt ten grondslag de rechtmatigheid van het ontslag op staande voet dat hen op 26 maart 2013 is gegeven. Dit ontslag is gegrond – samengevat- op het verwijt dat zij hebben getracht in gesprekken met de directie van OMTI op 19 september 2012 en 15 november 2012 van OMTI een ‘’personal fee’’ te verkrijgen en dat zij OMTI op of kort na 15 november 2012 onder druk hebben gezet door het nemen van vijf met name genoemde maatregelen waarbij zij voorwaarden stelden voor continuering van het krediet dat OMTI kreeg van ABN.
9. Eisers hebben zowel in deze procedure als in die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomsten waarin heden uitspraak wordt gedaan, zeer uitvoerig en gedocumenteerd de verwijten die ABN hen maakt weersproken.
10. ABN beroept zich met betrekking tot het bedingen van de fee op de verkla¬ringen van [naam 5], [naam 6] en de echtgenote van laatstgenoemde die zij hebben afgelegd in het door SIM op verzoek van ABN uitgevoerde onderzoek. Ook beroept ABN zich op een bandopname die zou zijn gemaakt tijdens het gesprek op 15 november 2012 tussen eisers en [naam 5] en [naam 6].
11. Zowel de verklaringen als de bandopname geven de kantonrechter echter te weinig grond om aan te nemen dat het waarschijnlijk is dat in een bodem¬procedure het ontslag op staande voet op basis van deze gegevens zal worden geacht met goede reden te zijn gegeven.
12. De verklaringen van [naam 5] en [naam 6] spreken duidelijke taal. Onduidelijk is echter of zij ook naar waarheid weergegeven wat precies tijdens de dinner-meetings van 19 september en 15 november 2012 is voorgevallen en besproken. De geloofwaardigheid van deze verklaringen wordt immers aangetast door het feit dat [naam 5] toen hij mondeling melding deed van de klacht op 7 december 2012 kennelijk niet over het bestaan van een bandopname heeft gesproken en bovendien in het eerste verhoor door SIM op 17 december 2012 positief ver¬klaarde “ There is no direct proof it is only the sequence of events. It’s our words against theirs”. Op deze verklaring is hij daags na het eerste verhoor terugge¬komen en heeft hij SIM de opname laten beluisteren ABN heeft niets aangevoerd waaruit deze verandering in de positie van [naam 5] kan worden verklaard en evenmin aannemelijk kunnen maken waarom [naam 5] zijn collega en tafel¬genoot [naam 6] over het bestaan van die bandopname geen mededeling heeft gedaan.
13. De enkele stelling van [naam 5] dat hij heeft geschroomd met de opname voor de dag te komen omdat op het maken van dergelijke opnames in Dubai een forse strafrechtelijke sanctie staat, overtuigt niet. Het is namelijk onduidelijk gebleven waarom [naam 5] die schroom en angst voor sancties van de ene dag op de andere heeft overwonnen.
14. Ook de bandopname zelf maakt niet aannemelijk dat op 15 november 2012 door eisers om een ‘’personal fee’’ is gevraagd. Allereerst heeft te gelden dat niet met zekerheid is kunnen worden vastgesteld wat precies op de geluidsband staat. Het rapport van TMFI van 27 februari 2013 meldt terecht dat de band zelf onduidelijk is en dat de transcriptie voor een belangrijk gedeelte kan bepalen wat men meent te horen. Er zijn thans twee transcripties overgelegd die ieder een andere inhoud voorstaan. Het is de kantonrechter opgevallen dat de transcriptie die door SIM is gebruikt meer (de mogelijkheid tot) voor eisers belastende verklaringen bevat dan de transcriptie van TMFI. Vaststaat dat deze door SIM gebruikte versie is opgesteld door OMTI, wat reden kan zijn voor twijfel over de juistheid van de transcriptie.
15. ABN is er verder niet in geslaagd een bevredigend antwoord te geven op de vragen die eisers hebben gesteld over de wijze waarop de betreffende verklaring tot stand zou zijn gekomen. Wat met name opvalt is dat niet duidelijk is geworden waarom de opname na een korte twee minuten is gestopt, terwijl vaststaat dat het gesprek waar de opname betrekking op heeft daarna nog geruime tijd is voorgezet en er ook van moet worden uitgegaan dat het er [naam 5] om te doen was bewijs te verkrijgen tegen eisers. ABN was al geruime tijd van deze en andere vragen rond het ontstaan en bestaan en ook over de waarde van de opname op de hoogte, maar heeft ervan afgezien op dit punt verder duidelijkheid te verschaffen, bijvoorbeeld door [naam 5] en/of [naam 6] op deze stellingen van eisers verder commentaar te laten leveren.
16. Aan het ontslag op staande voet heeft ABN verder ten grondslag gelegd dat eisers na 15 november 2012 jegens OMTI verzwaarde voorwaarden hebben gesteld waaraan moest worden voldaan zou er sprake kunnen blijven zijn van een kredietfaciliteit voor OMTI bij ABN. Voor de inhoud van die voorwaarden verwijst de kantonrechter naar wat hierboven onder 1.16 en 1.17 staat vermeld. ABN heeft er daarbij op gewezen dat eisers het stellen van deze voorwaarden niet vooraf met de afdeling Risk van de bank heeft besproken.
17. Uit wat hierboven als vaststaand is aangenomen volgt dat de handel in olie waarvoor eisers namens ABN de faciliteiten moesten verschaffen onderhevig was en is aan scherp toezicht met betrekking tot de herkomst van de olie. Onweersproken is dat eisers al jaren lang een belangrijke rol speelden bij de beoordeling of aan de eisen van de jegens Iran ingestelde olieboycot werd voldaan.. Zij werkten in ‘’ the first line of defense’’. Onweersproken is ook dat eisers in het verleden maatregelen hebben genomen jegens relaties van ABN, waaronder ook OMTI, wanneer bij hen twijfel bestond of de betreffende relatie zich wel aan alle voorwaarden van die boycot hield. Tegen deze achtergrond is voor de kantonrechter onvoldoende aannemelijk dat de maatregelen die eisers thans worden verweten slechts kunnen worden gekwalificeerd als een poging OMTI onder druk te zetten tot het betalen van een fee. Dit wordt bevestigd door het feit dat OMTI op 21 december 2012 en dus twee weken na melding van de klacht bij ABN heeft laten weten met de aangescherpte voorwaarden akkoord te gaan. Voor dit akkoord zou geen enkele reden zijn als de voorwaarden slechts waren bedoeld om eisers een fee te doen verschaffen. OMTI had zich immers al beklaagd bij ABN over de pogingen van eisers een personal fee te krijgen.
18. Het bovenstaande betekent dat niet onaannemelijk is dat in een bodemproce¬dure de vordering van eisers tot doorbetaling loon c.a. zal worden toegewezen. Deze vordering in kort geding zal dan ook worden toegewezen.
19. Voor veroordeling tot betaling van een bedrag van € 85.891,34 aan proceskosten is geen reden. Onaannemelijk is dat een dergelijke vordering in hoofdzaak zal worden toegewezen. Ieder van de eisers heeft dit bedrag gevorderd en bovendien heeft ieder het in de ontbindingsprocedure, waarin vandaag uitspraak wordt gedaan, nogmaals gevorderd. Het is aan eisers de keus op welke wijze zij zich wensen te laten bijstaan. Of en zo ja tot welk bedrag ABN voor de kosten van die keus moet opkomen is geen onderwerp waarop in een procedure als de onderhavige beslist wordt.
20. Ook voor rectificatie zoals door eisers gevorderd is geen plaats. ABN kan niet worden gedwongen aan -zoals eisers hebben gevorderd- door hen nog nader aan te wijzen personen/klanten en of relaties mededeling te doen dat – samengevat- de klacht van OMTI ongegrond is. Een dergelijke vordering is te breed om toe te wijzen. Het geschil tussen partijen gaat bovendien over de vraag of die klacht van OMTI al dan niet gegrond is. Op zo’n vraag kan in een procedure als deze geen antwoord worden gegeven. Maar bovendien geldt het volgende: gelet op de reikwijdte van de maatregel tot rectificatie kan bij de beslissing of in dit stadium al dan niet een rectificatie op zijn plaats is, niet worden volstaan met de waarschijnlijkheidsbeoordeling in deze zaak, van de kansen van partijen in de bodemprocedure.
21. Beide partijen zijn ieder voor een gedeelte in het ongelijk gesteld. De kanton¬rechter ziet daarin aanleiding de kosten te compenseren in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt ABN
- tot doorbetaling van het loon en alle andere vaste emolumenten van eisers vanaf 26 maart 2013 tot het moment waarop de arbeidsover¬eenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de algehele voldoening;
- tot betaling van een wettelijke verhoging ad 25% over het verschuldigde loon inclusief vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. compenseert de proceskosten in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt;
III. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.J.T. Karskens, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,