ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3158
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A.J. Peeters
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van faillissement na verzet met veroordeling opposant in de kosten
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 februari 2013 uitspraak gedaan over het verzet tegen een faillissementsverklaring. De opposant, vertegenwoordigd door mr. H. Dogan, had verzet aangetekend tegen het vonnis van 15 januari 2013, waarbij hij op verzoek van de geopposeerden in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant niet in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen. De vorderingen van de geopposeerden waren gebaseerd op de veronderstelling dat de opposant als werkgever had opgetreden en werknemers in loondienst had of had gehad. De rechtbank oordeelde dat deze veronderstelling niet juist was, aangezien de opposant een eenmanszaak had gedreven en nooit werknemers in dienst had gehad.
De rechtbank merkte op dat indien er onduidelijkheid bestaat over de loongegevens van een ondernemer, het niet gepast is om faillissement aan te vragen als dwangmiddel. In plaats daarvan zou een minder vergaand dwangmiddel, zoals een kort geding, meer op zijn plaats zijn. De rechtbank verklaarde het verzet gegrond en vernietigde het vonnis van 15 januari 2013. De advertentiekosten werden vastgesteld op nihil.
De rechtbank oordeelde verder over de proceskosten en stelde vast dat de opposant verantwoordelijk was voor de kosten van de aanvraag van het faillissement en de kosten van het verzet, omdat hij onjuiste informatie had verstrekt aan de Kamer van Koophandel. De kosten van de curator en de verschotten werden ook vastgesteld en aan de opposant opgelegd. Dit vonnis benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking door ondernemers en de gevolgen van onjuiste vermeldingen in het handelsregister.