ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3187

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/13/541623 / KG ZA 13-576 HJ/MB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwen op koopprijs in vastgoedtransactie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 mei 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Ymere en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft een geschil over de koopprijs van een appartement. Ymere, als verkoper, stelde dat de koopprijs van het appartement € 376.500,- moest zijn, terwijl de gedaagden zich beroepen op een eerdere communicatie waarin een koopprijs van € 367.500,- werd genoemd. De gedaagden hebben de koopovereenkomst getekend voor de prijs van € 367.500,-, maar Ymere betwistte deze prijs en vorderde dat de koopovereenkomst gewijzigd zou worden naar € 376.500,-. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden gerechtvaardigd mochten vertrouwen op de koopprijs van € 367.500,-, zoals deze in de communicatie van Ymere was vermeld. De rechter concludeerde dat de vordering van Ymere niet toewijsbaar was, omdat de gedaagden er op mochten vertrouwen dat de koopprijs correct was en dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was. Ymere werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/541623 / KG ZA 13-576 HJ/MB
Vonnis in kort geding van 21 mei 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 14 mei 2013,
advocaat mr. M.A. Johannsen te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde 1],
2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats],
gedaagden,
in persoon verschenen.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 21 mei 2013 heeft eiseres, hierna Ymere, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden, hierna ook [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Ymere heeft producties in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak heeft de voorzieningenrechter direct ter zitting mondeling uitspraak gedaan, met vermelding van een korte motivering. Het onderstaande bevat daarvan de uitwerking en is opgemaakt op 28 mei 2013.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van Ymere: [A] en [B] (hierna: [B]), beiden werkzaam bij [vennootschap 1], en mr. Johannsen; aan de zijde van gedaagden: [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
2. De feiten
2.1. Partijen – Ymere als verkoper en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als kopers – hebben een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het appartementsrecht rechtgevende op de woning aan het adres [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning).
2.2. De woning is door [vennootschap 1] (hierna ook: [vennootschap 1]) aangeboden op hun internetsite en tevens geplaatst op Funda, voor een koopsom van € 389.000,- vrij op naam.
2.3. Op 5 april 2013 heeft een bezichtiging van de woning plaatsgevonden waarbij aanwezig waren [B] en [gedaagde 1]. Naar aanleiding van die bezichtiging hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de namiddag een bod gedaan van
€ 372.000,- v.o.n. onder voorbehoud van financiering en bouwkundige keuring.
2.4. [vennootschap 1] heeft op 8 april 2013 een koopprijs voorgesteld van
€ 380.000,- inclusief een zogenoemde ‘IKEA actie’, wat inhield dat aan de kopers tegoedbonnen zouden worden verstrekt voor IKEA voor een bedrag van € 2.500,-, welke actie uitsluitend gold als de woning uiterlijk 31 mei 2013 zou worden geleverd.
2.5. Bij e-mailbericht van 12 april 2013 heeft [gedaagde 2] een opmerking gemaakt over de bestemming van de woning en een bod gedaan van € 375.000,-, waarop [vennootschap 1] diezelfde dag heeft gereageerd met een voorstel voor € 377.500,- inclusief de IKEA actie.
2.6. Op 28 april 2013 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kopieën van hun paspoorten aan [vennootschap 1] opgestuurd in verband met de op te maken koopovereenkomst.
2.7. Bij e-mail van 29 april 2013 heeft [vennootschap 1] [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bedankt voor het toezenden van de paspoorten. In diezelfde mail heeft [vennootschap 1] meegedeeld dat het te laat is voor de IKEA actie, maar dat wel een korting van € 1.000,- kan worden toegepast. De mail luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…) Bedankt voor de paspoorten. Ik zal beginnen met de koopakte, wanneer willen jullie komen tekenen? De IKEA actie mag ik niet verlengen, dus ik ben bang dat jullie daar geen gebruik van kunnen maken. Wel mag ik nog € 1.000 van de prijs afhalen, waardoor de koopprijs € 367.500 wordt. Wat betreft het eerder beginnen met de kelderwerkzaamheden, Ymere wil wel een uitzondering maken. Als de 10% waarborgsom is gestort, mag vanaf twee weken voor de levering begonnen worden.”
2.8. Op 2 mei 2013 hebben gedaagden op het kantoor van [vennootschap 1] de koopovereenkomst getekend. De in de koopovereenkomst opgenomen koopsom is
€ 367.500 v.o.n.
3. Het geschil
3.1. Ymere vordert, samengevat, primair veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot medewerking aan een wijziging van de koopovereenkomst inhoudende dat bij “komen overeen” op pagina 2 van de koopovereenkomst de koopprijs van de woning wordt gewijzigd van ‘€ 367.500,- vrij op naam’ in ‘€ 376.500 vrij op naam’, alsmede tot medewerking aan het passeren van de leveringsakte met laatsgenoemde koopprijs. Subsidiair vordert Ymere te bepalen dat Ymere geen medewerking dient te verlenen aan het passeren van de leveringsakte van de op 2 mei 2013 gesloten koopovereenkomst. Primair en subsidiair vordert Ymere veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van dit geding.
3.2. Ymere heeft haar vordering, samengevat, als volgt toegelicht. De in de koopovereenkomst vermelde koopprijs van € 367.500,- is een verschrijving. Duidelijk was dat Ymere de woning heeft willen verkopen voor
€ 377.500,- nadat de IKEA actie niet meer mogelijk was met een korting van
€ 1.000,- , voor een bedrag van € 376.500,- dus, en dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daarmee akkoord zijn gegaan. Partijen hebben over de prijs van € 376.500,- overeenstemming bereikt en niet over € 367.500,-. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kunnen Ymere daarom niet aan die lagere koopprijs houden. Het staat vast dat de rechter in een eventuele bodemprocedure de vordering tot vernietiging/ontbinding van de thans ondertekende koopovereenkomst zal toewijzen. De levering van de woning staat gepland voor
13 juni 2013 en Ymere wil de woning graag voor de overeengekomen prijs van
€ 376.500,- leveren en heeft daarbij dus een spoedeisend belang.
3.3. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vordering van Ymere kan alleen worden toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure de vordering eveneens zal toewijzen en Ymere bij haar vordering een voldoende spoedeisend belang heeft. Nu de levering van de woning gepland staat voor 13 juni 2013 is aan het laatste deel van het genoemde criterium voldaan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben het spoedeisend belang van Ymere overigens ook niet betwist.
4.2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich beroepen op de door beide partijen getekende schriftelijke koopovereenkomst, die volgens hen de rechtsgeldig is en waaraan Ymere zich in hun visie dient te houden.
4.3. Voorshands kan worden aangenomen dat de wil van Ymere erop gericht was om de woning aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te verkopen voor een bedrag van € 376.500,-. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben echter aangevoerd dat zij er op grond van de berichten van Ymere op vertrouwden dat Ymere uiteindelijk akkoord was met een koopprijs van € 367.500,-. De vraag die voorligt is of deze stelling aannemelijk is en of dit door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gestelde vertrouwen in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd was.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.4. Het bedrag van € 367.500,- is allereerst opgenomen in de e-mail van
29 april 2013. Opmerking verdient dat in dat e-mailbericht niet de vorige bieding is opgenomen, zodat van een kennelijke rekenfout in dit e-mailbericht geen sprake is. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen dat zij zich bij ontvangst van de onder 2.7 aangehaalde e-mail hebben afgevraagd of zij de woning voor de daarin genoemde prijs wilden kopen. Alles afwegende was dat het geval. Dat de prijs niet klopte met de eerder genoemde prijs was hen niet opgevallen, zo stellen zij.
De voorzieningenrechter acht dit gezien de hierna te bespreken discussiepunten tussen partijen niet onaannemelijk.
4.5. Als Ymere na verzending van de genoemde e-mail meteen kenbaar had gemaakt dat daarin een vergissing stond en dat de koopprijs € 376.500,- moest zijn, was het standpunt van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] mogelijk moeilijk verdedigbaar. Gezien de voorafgaande onderhandelingen had Ymere dan het standpunt in kunnen nemen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hadden moeten beseffen dat een fout was gemaakt en dat zij dus op de in genoemde e-mail opgenomen prijs niet mochten vertrouwen. Bij deze ene keer is het echter niet gebleven. Ymere heeft niet weersproken dat niet alleen in de uiteindelijk door partijen getekende koopovereenkomst maar ook in de per e-mail aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] toegezonden conceptkoopovereenkomst deze prijs was opgenomen. Niet in geschil is voorts dat de koopovereenkomst ondertekend is in aanwezigheid van vier personen, waarvan twee aan de zijde van (althans namens) Ymere. Verder heeft Ymere niet weersproken dat de koopovereenkomst (inclusief dus de thans volgens Ymere onjuiste koopprijs) bij gelegenheid van die ondertekening nog eens expliciet is doorgenomen en voorgelezen. Daarnaast is van belang dat Ymere een professionele partij is, bijgestaan door een eveneens professioneel makelaarskantoor en dat de (concept-)koopovereenkomst door (althans namens) haar (en niet door [gedaagde 1] en [gedaagde 2]) is opgesteld. Voorts is niet in geschil dat tussen partijen de bestemming van het (buur-) pand is besproken – die volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet klopte met de aanvankelijke mededelingen van Ymere – alsmede de omstandigheid dat de woning een lekkende kelderruimte bevat en dat de kosten voor herstel daarvan ongeveer € 10.000,- zouden bedragen. Evenmin heeft Ymere betwist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich op het standpunt hadden gesteld dat Ymere deze kosten voor haar rekening zou moeten nemen. Aan Ymere kan worden toegegeven dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op hun beurt niet hebben weersproken dat Ymere zich niet bereid heeft verklaard om aan die wens te voldoen en dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vervolgens hun bod van € 375.000,-, niet hebben ingetrokken. Dat neemt echter niet weg dat zij in de gerechtvaardigde veronderstelling konden verkeren dat de lekkende kelder en de geschatte herstelkosten (naast het ontbreken van de IKEA korting en een discussie over de bestemming van onder meer het belendende pand) aanleiding vormden voor Ymere om de koopprijs uiteindelijk vast te stellen op € 367.500,-. In de stukken is bovendien geen uitdrukkelijke akkoordverklaring te vinden van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met een koopprijs van € 376.500,-.
4.6. Het verschil in de voorgestelde (€ 377.500,- ), de geboden (€ 372.000,-, respectievelijk € 375.000,-), en de uiteindelijk in de koopovereenkomst opgenomen koopprijs (367.500.-) tenslotte is, mede in het licht van de geraamde herstelkosten voor de kelder (€ 10.000,-), niet van dien aard dat de laatste prijs duidelijk een verschrijving moet zijn geweest. De enkele omstandigheid dat een bedrag van
€ 376.500,- (in tegenstelling tot een bedrag van € 367.500,-) correspondeert met de door Ymere in de e-mail van 29 april 2013 genoemde korting van € 1.000,- uitgaande van het bedrag van € 377.500,-, doet daar niet aan af, te minder nu
€ 377.500,- verminderd met € 10.000,- uitkomt op € 367.500,-.
4.7. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden is voldoende aannemelijk dat de rechter in een eventuele bodemprocedure zal oordelen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat ook de wil van Ymere erop was gericht om de woning aan hen te verkopen voor een bedrag van € 367.500,-, waarmee de koopovereenkomst rechtsgeldig en onaantastbaar moet worden geacht.
4.8. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van Ymere niet voldoet aan het onder 4.1 genoemde criterium en dus niet toewijsbaar zijn.
4.9. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Ymere worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2. veroordeelt Ymere in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] begroot op:
– € 274,- aan griffierecht;
5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2013.?