3.[gedaagde 1] en [gedaagde 2] verweren zich tegen deze vordering. Zij erkennen de huurachterstand zoals thans gevorderd tot en met april 2013, zij het dat Rochdale daarbij geen rekening heeft gehouden met een betaling van € 550,00 op 29 april 2013. De achterstand is ontstaan door toedoen van de omstandigheid dat [gedaagde 2] werkeloos is geworden. Zij heeft toen ten onrechte geen uitkering gekregen. Een beroepsprocedure tegen dat besluit loopt nog. Indien [gedaagde 2] in die procedure in het gelijk wordt gesteld zal zij in staat zijn in één keer de achterstand in te lopen. Maar ook nu lopen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de huurachterstand met ruim € 100,00 per maand in. [gedaagde 2] heeft nu weer werk. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben steeds al het mogelijke gedaan om te voorkomen dat de achterstand onnodig zou oplopen en zullen dat ook blijven doen. De dagvaarding leidende tot het verstekvonnis van 16 januari 2012 is ten onrechte uitgebracht omdat de toen bestaande achterstand is ontstaan doordat Rochdale ten onrechte een huurbetaling had geboekt op de huur van de door [gedaagde 1] gehuurde bedrijfsruimte. Rochdale heeft nooit actie ondernomen op basis van het Convenant Vroeg Eropaf 2012-2013 en heeft in plaats van in het kader van dit convenant naar een oplossing te zoeken [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gedagvaard, waarmee onnodig kosten zijn gegenereerd, aldus [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
4.De vordering in hoofdsom is niet betwist en daarom toewijsbaar. Rochdale heeft ter zitting verklaard aan te nemen dat de betaling van 29 april 2013 is verricht als door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gesteld. Deze zal afgeboekt worden op de huur van mei 2013.
5.Het bovenstaande betekent dat de hoofdsom toewijsbaar is, zij het dat het verschil tussen de betaling van € 550,00 en de huur van mei 2013 (€ 438,81), zijnde een bedrag van € 111,19 op de hoofdsom van € 2.994,93 in mindering zal worden gebracht. Dat betekent dat een bedrag van € 2.883,74 aan huur tot en met april 2013 toewijsbaar is.
6.[gedaagde 1] en [gedaagde 2] bestrijden de vordering tot ontbinding/ontruiming en verzetten zich tegen de kosten. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich in dat verband beklaagd, zowel in de conclusie van antwoord als mondeling ter comparitie, over het feit dat Rochdale niet (in het kader van eerder genoemd convenant) contact met hen heeft opgenomen om zo de mogelijkheden van een oplossing in der minne te onderzoeken. Voorts beklagen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich over het feit dat er in 2011 is gedagvaard voor een vermeende achterstand, die was ontstaan na een onjuiste afboeking door Rochdale. Rochdale heeft ter comparitie op de eerstgenoemde klacht geen reactie gegeven. Ten aanzien van de eerder gevoerde procedure heeft de ter zitting aanwezige gemachtigde verklaard niet te weten of het juist is wat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hierover opmerken.
7.Gelet op het bovenstaande valt niet uit te sluiten dat de onder 1.2 genoemde procedure ten onrechte is gevoerd. Dit lijkt temeer het geval nu Rochdale ter comparitie een aan [gedaagde 1] gerichte brief d.d. 12 augustus 2012 heeft overgelegd (waarvan de ontvangst overigens wordt betwist) waarin Rochdale verklaart dat de betaling van [gedaagde 2] van een jaar eerder ten onrechte was afgeboekt op de bedrijfshuur en de procedure in kwestie in die tussentijd is gevoerd. Het door Rochdale gedane beroep op herhaalde wanprestatie wordt daarom niet gehonoreerd.
8.Uit het betalingsoverzicht en de overige niet (voldoende) bestreden omstandigheden blijkt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich terdege inspannen om de huurachterstand weg te werken. Voorts heeft Rochdale niet bestreden dat van haar in het kader van genoemd convenant een meer actieve en oplossingsgerichte houding richting [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verwacht had mogen worden, alvorens tot dagvaarden over te gaan. Gelet daarop en op het feit dat Rochdale zich niet bereid heeft getoond de zaak aan te houden om te bezien of na de uitslag van de beroepsprocedure de achterstand in eenmaal valt weg te werken en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook daarzonder per maand op de achterstand inlopen, is er thans onvoldoende aanleiding om de vordering tot ontbinding en ontruiming toe te wijzen.
9.[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de buitengerechtelijke kosten betwist. Hierop is geen reactie van Rochdale gevolgd en zijn er door Rochdale geen bewijzen van buitengerechtelijke werkzaamheden overgelegd. De buitengerechtelijke kosten worden daarom afgewezen.
10.In het bovenstaande wordt voldoende aanleiding gevonden om de proceskosten tussen partijen te compenseren.