ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3406

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/4477
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenvergoeding voor taxatierapport in WOZ-procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoeding van kosten voor een taxatierapport in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen, die de kosten voor een derde taxatierapport niet wilde vergoeden. Eiseres had al twee taxatierapporten in haar bezit, die beide een waarde van respectievelijk € 210.000 en € 215.000 vaststelden voor haar woning, terwijl de heffingsambtenaar de WOZ-waarde op € 210.000 had vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat de kosten voor het derde taxatierapport niet in redelijkheid waren gemaakt, omdat eiseres al beschikte over twee eerdere taxatierapporten die voldoende onderbouwing boden voor haar standpunt. De rechtbank benadrukte dat de kosten voor het taxatierapport alleen voor vergoeding in aanmerking komen als deze redelijk zijn, wat in dit geval niet het geval was. De rechtbank concludeerde dat de eerdere taxatierapporten de waarde in het economische verkeer van de woning adequaat weergaven en dat er geen noodzaak was voor een derde rapport.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de gemachtigde van eiseres, een professional in WOZ-procedures, verantwoordelijk was voor de gemaakte kosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 12/4477
Uitspraakdatum: 4 april 2013
Uitspraak in het geding tussen
X, wonende te Z, eiseres,
gemachtigde: A;
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 29 februari 2012 de waarde van de onroerende zaak A-straat 1 te Huizen (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op € 231.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2012 bekend gemaakt.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 augustus 2012 de bij beschikking vastgestelde waarde verlaagd naar € 210.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Tevens heeft verweerder aan eiseres een proceskostenvergoeding van € 218 toegekend in verband met kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het verzoek van eiseres tot vergoeding van de kosten van het taxatierapport is door verweerder afgewezen.
1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Namens verweerder zijn verschenen B en C. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2013. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 23 november 2012 aan gemachtigde naar Postbus 1 te Q, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres en gemachtigde zijn, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 26 november 2012 is afgehaald op de afhaallocatie, is de rechtbank van oordeel dat eiseres behoorlijk is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres heeft een taxatierapport laten opmaken door taxateur D. Het taxatierapport is opgemaakt op 12 maart 2012 en betreft de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2011. De waarde is getaxeerd op € 210.000. Doel van de taxatie is blijkens het rapport ‘het vaststellen van de waarde in het economische verkeer, conform artikel 17 lid 2 Wet WOZ op waardepeildatum 1 januari 2011 en toestandsdatum 1 januari 2012.’. Het taxatierapport is bij het bezwaarschrift van eiseres van 24 april 2012 gevoegd.
2.2. Op verzoek van verweerder heeft eiseres tijdens de bezwaarprocedure een tweetal taxatierapporten aan verweerder overgelegd. Dit betreft:
- een taxatierapport opgemaakt door taxateur E op 31 maart 2011 (datum opname en inspectie 30 maart 2011), in opdracht van F. Hierin is de marktwaarde van de woning per waardepeildatum 30 maart 2011 getaxeerd op € 210.000. Doel van de taxatie is blijkens het rapport ’Bepaling van de onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik, van een woning met toebehoren, ten behoeve van een verkoopbeslissing, waarbij specifieke verkoopbepalingen zoals Koopgarant, buiten beschouwing worden gelaten’. De waardering is blijkens het rapport mede gebaseerd op objectvergelijking. In een bijlage bij het rapport zijn referentiepanden gevoegd die zijn verkocht rond de genoemde waardepeildatum. De marktwaarde wordt in het bij het rapport gevoegde normblad gedefinieerd als ’het geschatte bedrag waartegen vastgoed tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper na behoorlijke marketing in een zakelijke transactie zou worden overgedragen op de waardepeildatum, waarbij de partijen met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang zouden hebben gehandeld’.
- een taxatierapport, opgemaakt door taxateur G op 13 mei 2011 (datum opname en inspectie 11 mei 2011), in opdracht van H, bewoner. Doel van de taxatie is blijkens het rapport het vaststellen van de marktwaarde ten behoeve van verkrijging van hypothecaire financiering. Hierin is de marktwaarde per waardepeildatum 11 mei 2011 getaxeerd op € 215.000. De waardering is blijkens het rapport mede gebaseerd op objectvergelijking. In een bijlage bij het rapport zijn referentiepanden gevoegd die zijn verkocht rond de genoemde waardepeildatum. De marktwaarde wordt in het bij het rapport gevoegde normblad gedefinieerd als ’het geschatte bedrag waartegen vastgoed tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper na behoorlijke marketing in een zakelijke transactie zou worden overgedragen op de waardepeildatum, waarbij de partijen met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang zouden hebben gehandeld’.
3. Geschil
In geschil is de vraag of eiseres recht heeft op een kostenvergoeding ter zake van het door haar in de bezwaarprocedure ingebrachte taxatierapport. Eiseres beantwoordt de vraag bevestigend, verweerder ontkennend.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. In de onderhavige procedure heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2011 verlaagd naar € 210.000. Deze waardevaststelling is niet langer in geschil. Ook niet in geschil is de door verweerder aan eiseres toegekende vergoeding van € 218 ter zake van de aan eiseres door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4.2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van de kosten die zijn gemoeid met het voor de bezwaarprocedure opgemaakte taxatierapport van 12 maart 2012. Verweerder stelt dat deze kosten niet in redelijkheid zijn gemaakt en derhalve niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat eiseres reeds de beschikking had over twee andere taxatierapporten, die vlak na de waardepeildatum 1 januari 2011 waren opgemaakt. Eiseres is het daarmee niet eens en bepleit dat de kosten van het taxatierapport wel voor vergoeding in aanmerking komen.
4.3. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. De door eiseres in bezwaar gemaakte kosten ter zake van het deskundigenrapport komen op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vergoeding in aanmerking wanneer voldaan is aan de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets: niet alleen het maken van de kosten als zodanig moet redelijk zijn, ook de kosten zelf moeten redelijk zijn. Een belastingplichtige die in een geval als hier aan de orde ter onderbouwing van zijn standpunt over de waarde van een onroerende zaak een taxatierapport aan de heffingsambtenaar overlegt, zal in het algemeen aan eerstgenoemde redelijkheidstoets voldoen. Dit is evenwel anders indien de gedingstukken aanwijzingen geven voor het tegendeel (HR 13 juli 2012, nr. 11/04133, LJN: BX0919).
4.4. Niet in geschil is dat het taxatierapport van 12 maart 2012 was bedoeld ter onderbouwing van het standpunt van eiseres over de waarde van haar woning, zodat gelet op genoemd arrest het doen opmaken van dit rapport en het maken van kosten dienaangaande in beginsel redelijk moet worden geacht. Desalniettemin acht de rechtbank het in de gegeven omstandigheden onredelijk dat deze taxatiekosten door eiseres zijn gemaakt. Immers, vaststaat dat eiseres ten tijde van het doen opmaken van het rapport reeds beschikte over een tweetal andere taxatierapporten. De getaxeerde waarde in die rapporten (€ 210.000 respectievelijk € 215.000) verschilt niet of nauwelijks van de waarde zoals getaxeerd in het door gemachtigde ingebrachte rapport (€ 210.000). Gesteld noch gebleken is dat het in de eerste twee rapporten gehanteerde waardebegrip afwijkt van het in het kader van de Wet WOZ gehanteerde waardebegrip. Gelet ook op het in deze rapporten gedefinieerde waardebegrip dient ervan uit te worden gegaan dat beide taxatierapporten de waarde in het economische verkeer van de woning in vrije staat betreffen. Voorts zijn deze rapporten opgemaakt naar waardepeildata 30 maart respectievelijk 11 mei 2011, derhalve enkele maanden na de onderhavige waardepeildatum 1 januari 2011, en zijn de in de rapporten vastgestelde waarden (mede) gebaseerd op rond de waardepeildatum gerealiseerde verkoopprijzen van – zo is niet in geschil - vergelijkbare woningen. Er is derhalve geen reden om aan te nemen dat de twee eerdere taxaties niet in het kader van de vaststelling van de onderhavige WOZ-waarde konden worden gebruikt. Het enkele door eiseres aangedragen argument dat de rapporten niet uitdrukkelijk met het oog op de vaststelling van de WOZ- waarde zijn opgesteld, is daartoe onvoldoende. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de kosten die eiseres heeft gemaakt voor het derde taxatierapport niet in redelijkheid gemaakt en komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking in deze procedure. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat de gemachtigde van eiseres, wier handelingen aan haar worden toegerekend, een professional is die gespecialiseerd is in het voeren van WOZ-procedures.
4.5. Gelet op het vorenoverwogene wordt het beroep ongegrond verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.M. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.