5.Bij brief van 7 januari 2013 heeft verweerder de motivering van het bestreden besluit aangevuld en daarbij aanvullende getuigenverklaringen overgelegd, almede de verbruiksgegevens van water en energie voor het adres [adres1] van 2007 tot 2012 overgelegd. Eisers hebben deze aanvullende motivering betwist.
6.1Na de tussenuitspraak heeft verweerder aanvullend onderzoek laten verrichten door sociaal rechercheurs [naam sociaal rechercheur DWI] en [naam sociaal rechercheur] . De sociaal rechercheurs hebben (aanvullende) verklaringen afgenomen van [achternaam getuige1] (op 20 december 2012), [achternaam getuige3] (op 19 december 2012) en [getuige5] (op 2 januari 2013, hierna: [achternaam getuige5] ). Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit deze verklaringen, met name uit die van [achternaam getuige3] , blijkt dat in de periode in geding op het adres [adres1] sprake was van een gezamenlijke huishouding van eisers en hun kind. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder ten slotte op de overige bewijsmiddelen gewezen, waaronder het energieverbruik op het adres [adres1] .
6.2Eisers hebben betoogd dat uit voormelde verklaringen niet eenduidig volgt dat eiseres in de periode in geding op het adres [adres1] haar hoofdverblijf had. Zij hebben daartoe, samengevat, aangevoerd dat de getuigen onvoldoende kennis hebben om geloofwaardig en overtuigend te verklaren en dat de verklaringen fouten en tegenstrijdigheden bevatten. Ook de overige bewijsmiddelen kunnen volgens eisers het standpunt van verweerder niet onderbouwen.
6.3De rechtbank is van oordeel dat uit de nieuwe getuigenverklaringen thans in voldoende mate blijkt op welke periode zij betrekking hebben en uit welke wetenschap de getuigen verklaren. Met name de verklaring van [achternaam getuige3] is voldoende specifiek en gedetailleerd en gebaseerd op concrete feitelijke waarnemingen. [achternaam getuige3] heeft onder meer verklaard dat zij eiseres in de periode in geding gemiddeld twee keer per dag heeft gezien, dat zij haar ’s ochtends rond 8.30 uur zag vertrekken en ’s avonds rond 18.00 uur zag terugkomen. Voorts heeft [achternaam getuige3] verklaard dat zij eisers samen boodschappen zag doen en dat zij eiseres op de galerij met een sleutel de flat heeft zien ingaan. Ook heeft [achternaam getuige3] gedetailleerd verklaard over een incident tijdens oud en nieuw van 2009/2010. [achternaam getuige3] heeft in haar verklaring van 21 februari 2011 verklaard dat zij op 1 januari 2010 de politie heeft gebeld vanwege geluidsoverlast, waarvan zij ten onrechte dacht dat die afkomstig was uit het appartement [adres1] . Eiser is nadat de politie bij hem aan de deur was geweest, naar [achternaam getuige3] toegekomen - zo heeft zij verklaard - om verhaal te halen. Op 19 december 2012 heeft [achternaam getuige3] hierover nader verklaard dat eiser haar bij die gelegenheid heeft toegevoegd dat “die kleine gelukkig niet wakker was geworden” en dat het dochtertje altijd bij haar moeder in bed slaapt. Dat [achternaam getuige3] tevens heeft verklaard dat zij eiseres in de zomer van 2010 drie maanden niet heeft gezien, terwijl zij zelf naar eigen zeggen van mei 2010 tot en met december 2010 elders heeft verbleven, acht de rechtbank niet inconsistent met de rest van haar verklaring. [achternaam getuige3] heeft immers ook verklaard dat zij gedurende voormelde periode, die overigens buiten de periode in geding valt, wel elke week in haar flat kwam. Bovendien heeft zij verklaard dat zij eiseres (buiten de zomer in 2010) altijd regelmatig heeft gezien. Voorts kan de verklaring van [achternaam getuige3] over de ontvangst van een pakketje uit Letland net voor Kerstmis 2009, terwijl zij bij haar vorige verklaring heeft verteld over een pakketje uit Litouwen in december 2010, evenmin afdoen aan de rest van haar verklaring. Immers niet is duidelijk of het gaat over hetzelfde pakketje en niet valt uit te sluiten dat [achternaam getuige3] zich in het jaartal heeft vergist. Dit enkele feit maakt naar het oordeel van de rechtbank hetgeen zij overigens heeft verklaard niet onbetrouwbaar.
6.4De verklaring van [achternaam getuige3] wordt ondersteund door de verklaring van [achternaam getuige1] . Deze verklaring is weliswaar minder gedetailleerd en ziet op een beperkte periode (tot maart 2009), maar [achternaam getuige1] heeft over eiseres wel verklaard dat zij haar wel eens met hun kindje in het winkelcentrum boodschappen zag doen en dat zij haar beneden bij de ingang van het flatgebouw of op de galerij zag. Voorts heeft [achternaam getuige1] verklaard dat zij aannam dat naast haar een gezin woonde en dat zij nooit van iets anders is uitgegaan omdat zij daar geen aanleiding voor had. Over eiseres heeft zij verder verklaard dat zij haar wel eens ’s ochtends zag en wel eens ’s avonds zag thuiskomen. Op de vraag “Hoe weet u waar de vrouw woonde in de periode zomer / juni 2008 tot en met de zomer / juni 2010?” antwoordde [achternaam getuige1] “Of ik moet bekrompen gedachten hebben, maar voor mij woonde daar die man, vrouw en kind. Ik heb nooit een aanleiding voor gehad om anders te denken.” Ten slotte duidt de verklaring van [achternaam getuige5] ook erop dat zij eiseres in de periode in geding als bewoner van de [adres1] heeft gezien. De omstandigheid dat de verklaringen van de buurtbewoners op onderdelen uiteenlopen, bijvoorbeeld hoe vaak de betrokkenen eiseres hebben gezien en of eisers een auto hebben, maken deze verklaringen voor wat betreft de in geding zijnde vraag nog niet tegenstrijdig.
6.5De stelling van eisers dat de getuigen niet kunnen verklaren over de aanwezigheid van eiseres omdat zij vanuit hun respectievelijke woningen geen zicht hadden op de flat aan de [adres1] , kan aan het voorgaande niet afdoen, nu de getuigen niet hebben verklaard dat zij hun waarnemingen (uitsluitend) vanuit hun eigen woning hebben gedaan.
6.6Het standpunt van verweerder dat eiseres in de in geding zijnde periode op het adres [adres1] haar hoofdverblijf had, wordt verder ondersteund door de door verweerder overgelegde gegevens over het water- en energieverbruik op dat adres in de periode 2007 - 2012. Verweerder heeft deze gegevens vergeleken met gemiddelde cijfers voor tweepersoonshuishoudens van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) en is tot de conclusie gekomen dat het gas- en waterverbruik op het adres [adres1] hoger ligt. Eisers hebben gemotiveerd gesteld dat zonder nadere statistische informatie uit gegevens over het verbruik van water, gas en elektra geen conclusies kunnen worden getrokken wat betreft de samenwoning. Eisers hebben erop gewezen dat vergelijkingen met gemiddelden van het NIBUD zonder dat bekend is wat de standaardafwijking is, nietszeggend zijn. De rechtbank laat dit in het midden en is van oordeel dat verweerder in elk geval gewicht mocht hechten aan de omstandigheid dat uit de water- en gasverbruik gegevens volgt dat het verbruik sinds het gestelde vertrek van eiseres is toegenomen. Indien eiseres daadwerkelijk zoals gesteld was vertrokken, was te verwachten dat in de periode in geding juist een afname te zien zou zijn. Dit is evenwel niet het geval, zonder dat hiervoor een deugdelijke verklaring is gegeven. De stelling dat eiser twee maal per dag onder de douche ging en extra wasjes draaide voor de kleding van zijn dochter, biedt voor het verbruik geen aanvaardbare verklaring. Er is verder vanaf het moment dat eiseres weer staat ingeschreven op het uitkeringsadres geen duidelijke toename in het verbruik te zien.
6.7Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat eisers hebben geweigerd informatie te geven over de verblijfplaats van eiseres gedurende de periode in geding. Ter zitting heeft eiser desgevraagd alleen verteld dat eiseres in die periode in [woonplaats] verbleef.
6.8De rechtbank is van oordeel dat voorgaand bewijs, in onderlinge samenhang beschouwd, voldoende concrete feiten en omstandigheden bevat waaruit blijkt dat eiseres gedurende de periode van 16 juli 2008 tot en met 31 mei 2010 haar hoofdverblijf had op het uitkeringsadres [adres1] . Voormeld bewijs kan de conclusie van verweerder dus voldoende dragen. De overige door verweerder aangevoerde bewijsmiddelen behoeven daarom, evenals hetgeen eisers overigens hebben aangevoerd, geen bespreking.