Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof naar voren hebben gebracht.
Rechtbank Amsterdam
In de strafzaak tegen de verdachte, die als laborant werkzaam was in een ziekenhuis, heeft de rechtbank Amsterdam op 18 maart 2014 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen jegens een patiënt, waarbij hij haar in een omkleedruimte had gemasseerd en gezoend. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 4 maart 2014 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M. Modder, de bewezenverklaring van de tenlastelegging heeft geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.J.R. Roethof, heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de handelingen niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd en dat de lezing van de verdachte geloofwaardiger was dan die van de aangeefster.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op handelingen die op of omstreeks 18 december 2011 in Amsterdam zouden hebben plaatsgevonden. De verdachte zou de aangeefster, die zich in een kwetsbare positie bevond, hebben gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de handelingen van de verdachte, namelijk het masseren van de nek en het sleutelbeen en het geven van een zoen op het voorhoofd, niet voldoende gewicht hadden om als seksuele handelingen te worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij de context van de handelingen en de verhouding tussen de verdachte en de aangeefster in aanmerking genomen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het bestanddeel ontucht niet kon worden bewezen, en heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, met mr. J.A.A.G. de Vries als voorzitter, en mrs. M.B. de Boer en H.M. van Niftrik als rechters, in aanwezigheid van griffier E.J. Witteman.