ECLI:NL:RBAMS:2014:1378

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
C-13-536849 - HA ZA 13-235
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van polisvoorwaarden in verzekeringsrecht met betrekking tot arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. W.A. van Veen, en gedaagde TAF B.V., vertegenwoordigd door mr. M.F. Lameris, over de uitleg van de polisvoorwaarden van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Eiser had een verzekeringsovereenkomst gesloten met Quantum Leben AG, waarbij TAF als gevolmachtigd agent optrad. De kern van het geschil betreft de definitie van 'ziekte' in de polis en de vraag of eiser recht had op uitkering na arbeidsongeschiktheid door psychische klachten.

Eiser stelde dat hij recht had op uitkering, omdat de polis 'ziekte' definieerde als arbeidsongeschiktheid. TAF daarentegen voerde aan dat de uitsluitingsclausule in de polis een bredere interpretatie van 'ziekte' vereiste, waardoor eiser geen recht had op uitkering. De rechtbank oordeelde dat als een term expliciet is gedefinieerd in de polis, de verzekerde er in beginsel vanuit mag gaan dat die term ook uitsluitend in die betekenis wordt gebruikt. Dit leidde tot de conclusie dat de uitleg van eiser correct was.

De rechtbank verwierp het verweer van TAF dat eiser bekend was met zijn psychische klachten vóór het sluiten van de verzekering. De rechtbank oordeelde dat TAF niet voldoende had onderbouwd dat eiser bij het aangaan van de verzekering op de hoogte was van zijn klachten. TAF werd veroordeeld tot betaling van de uitkering aan eiser, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden eveneens aan TAF opgelegd. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke definities in verzekeringspolissen en de bescherming van de consument in geval van onduidelijkheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/536849 / HA ZA 13-235
Vonnis van 26 maart 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. W.A. van Veen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TAF B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. M.F. Lameris.
Partijen zullen hierna [eiser] en TAF genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 juni 2013,
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 oktober 2013,
  • de akte tot wijziging van eis van [eiser]
  • de akte tot referte van TAF.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft met de vennootschap naar vreemd recht Quantum Leben AG een verzekeringsovereenkomst gesloten. TAF is de gevolmachtigd agent van Quantum Leben AG en heeft verklaart dat zij in deze procedure optreedt als ware zij de verzekeraar. De rechtbank zal in het navolgende daarom ook spreken over de verzekeringsovereenkomst alsof zij tussen [eiser] en TAF is gesloten.
2.2.
Het op 18 juli 2007 gedateerde, door [eiser] getekende klantprofiel van de tussenpersoon [tussenpersoon] vermeldt:
Heeft u nog iets te melden dat van toepassing zou kunnen zijn voor de verzekering?
[Handgeschreven:] Cliënt onder
pyschipsychiatische behandeling
2.3.
Het op 18 juli 2007 gedateerde aanvraagformulier van de verzekeringsovereenkomst houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
T@F Maandlastbeschermer
T@F Zelfstandigenplan
(…)
Uitkeringsduur  Basis (60 maanden per ziekteclaim)
(…)
Claimbeoordeling bij ziekte na twee jaar(…) 
Extra passende arbeid 35%:Indien geen passende arbeid (80-100%): 100% uitkering. Indien wel passende arbeid maar afkeuringspercentage tussen 35% - 80%: uitkering naar rato afkeuringspercentage.
(…)
Maandbedrag € 2000
(…)
Algemene slotverklaring en ondertekening
Door ondertekening van dit aanvraagformulier verklaar ik tevens dat:
(…)
b) mij bekend is dat ik op grond van de polisvoorwaarden geen recht heb op uitkering voor alle ziekten en aandoeningen waarvoor ik de afgelopen 12 maanden mijn huisarts of specialis heb geraadpleegd en voor alle ziekten en aandoening waarvan ik de afgelopen 12 maanden op de hoogte was of had kunnen worden.
2.4.
Het polisblad houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
Ingangsdatum:01 augustus 2007
(…)
Intermediair gegevens
T@F B.V. / [tussenpersoon]
2.5.
Bij polisbladen van 5 november 2008 en 19 juli 2011 verklaarde Quantum Leben AG haar polisvoorwaarden van toepassing.
2.6.
De toepasselijke polisvoorwaarden houden – voor zover hier van belang – het volgende in:
3 DEKKING BIJ ZIEKTE
Gedurende de eerste twee jaar van een ziekteclaim (de wachttijd of eigenrisico-periode van 30 of 365 dagen meegerekend) heeft de verzekerde recht op een uitkering zodra de verzekerde door ziekte in het geheel niet in staat is de eigen werkzaamheden te verrichten.(…)
3.2.
Recht op een uitkering bij ziekte
Bij ziekte heeft verzekerde recht op een uitkering als de claim aan de volgende voorwaarden voldoet:
a.
De verzekerde is niet in staat te werken door ziekte zoals beschreven in artikel 3;
(…)
c.
De door verzekerde geclaimde ziekte is medisch objectiveerbaar;
(…)
3.5
Uitsluitingen
Voor deze verzekering bestaat geen recht op uitkering als het volgende het geval is:
(…)
c. Voor een ziekte waarvoor de verzekerde in de periode van twaalf maanden vóór de ingangsdatum van deze verzekering een huisarts of specialist heeft geraadpleegd (de zogenaamde inlooptermijn). Dit geldt ook voor een ziekte die het gevolg is van een ziekte waarvoor de verzekerde in de periode van twaalf maanden een huisarts of specialist heeft geraadpleegd.(…)
;
d. Voor ziekte waarvan de verzekerde op de hoogte was of had kunnen zijn op het moment dat deze verzekering werd afgesloten;
(…)
18. Begripsomschrijvingen
Voor een aantal begrippen uit deze voorwaarden volgt hieronder een korte beschrijving:
(…)
Ziekte
Van ziekte is sprake als de verzekerde ongeschikt is tot het verrichten van werk als rechtstreeks en objectief medisch gevolg van ziekte, aandoening of letsel. Gedurende de eerste twee jaar gaat het hierbij om een ziekte, aandoening of letsel waardoor de eigen arbeid niet kan worden verricht.(…)
2.7.
Een door [eiser] ingevuld en door TAF op 24 februari 2010 ontvangen aangifteformulier arbeidsongeschiktheid houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
Kunt u, ondanks uw ziekte, nog werkzaamheden voor uw eigen bedrijf uitvoeren?

Nee
Ja[handgeschreven:] onduidelijk
Zo ja, welke werkzaamheden en voor hoeveel uren per week?
Werkzaamheden:Bouwkundig tekenwerk / klussen
Aantal uren per weer:16 uur
(…)
GEGEVENS OVER UW ZIEKTE
Voor welke ziekte (één ziekte) dient u een claim in:Borderline
Omschrijving van uw klachten:Geestelijk gevoel van lamheid
Vermoeidheid / Huilbuien / Prikkelbaarheid / geaggiteerd
achterdocht / stemmen
Op welke datum bent u ziek geworden?22-08-2009
Op welke datum heeft u voor het laatst gewerkt?03-12-2010
[De rechtbank leest: 2009]
2.8.
[eiser] heeft aan TAF een verklaring van zijn huisarts verstrekt. Die verklaring houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
Nav uw verzoek om aanvullende medische informatie kan ik u het volgende meedelen:
Voorgeschiedenis:
In verleden wel eens sombere perioden en depressieve gevoelens.
20-06-05: Controle Sinai centrum ivm psychosen
13-02-08 Moeheid/futloosheid
14-07-09 Is bij psycholoog
17-12-09 Gaat in therapiegroep
08-01-10 Psycholoog: mogelijk persoonlijkheidsproblematiek/borderline
14-01-10 Bij psychiater van Sinai in behandeling, deze regelt ook medicatie
2.9.
Bij brief van 9 maart 2010 schreef TAF aan [eiser]:
U bent per 22 augustus 2009 ziek geworden. U verricht evenwel nog steeds werkzaamheden voor uw eigen bedrijf. Op grond van artikel 3 van de polisvoorwaarden heeft u gedurende de eerste twee jaar recht op een uitkering indien u door ziekte in het geheel niet in staat bent om de eigen werkzaamheden te verrichten.
Aangezien u parttime werk verricht voor uw eigen bedrijf, is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid zodat wij uw claim helaas niet kunnen honoreren.
Ook heeft u op het schadeformulier ingevuld dat er sprake is van borderline klachten. Wij hebben van uw huisarts uw medisch dossier ontvangen. Op basis van de verstrekte informatie moeten wij u helaas meedelen dat uw claim ook wordt afgewezen vanwege de aard van de klachten. Uit uw medisch dossier is namelijk gebleken dat u sinds 2005 last heeft van psychische klachten. Uw verzekering is ingegaan op 1 augustus 2007. Conform artikel 3.5 sub d bestaat er geen recht op uitkering voor een ziekte waarvan de verzekerde op de hoogte was of had kunnen zijn op het moment dat de verzekering werd afgesloten. In uw geval is daar dus sprake van.
2.10.
Een door [eiser] ingevuld en door TAF op 13 april 2010 ontvangen aangifteformulier arbeidsongeschiktheid houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
Kunt u, ondanks uw ziekte, nog werkzaamheden voor uw eigen bedrijf uitvoeren?

Nee
Ja
Zo ja, welke werkzaamheden en voor hoeveel uren per week?
Werkzaamheden:Ben sinds 30 december 2009 niet meer in staat geweest om te werken
Aantal uren per week:
(…)
GEGEVENS OVER UW ZIEKTE
Voor welke ziekte (één ziekte) dient u een claim in:
Omschrijving van uw klachten: Geestelijk gevoel van lamheid
niet in staat ook maar iets te ondernemen / vermoeidheid / huilbuien
Op welke datum bent u ziek geworden?22-08-2009
Op welke datum heeft u voor het laatst gewerkt?03-12-2009
2.11.
Bij brief van 18 april 2010 schreef [eiser] aan TAF:
Bij deze dien ik bezwaar in op uw uitspraak per brief van 9 maart 2010
Onder psychische behandeling ben ik reeds vanaf mijn zeventiende levensjaar sinds 1971.
U geeft in uw schrijven aan dat ik sinds 2005 last heb van psychische klachten. Deze gegevens berusten op een misverstand. Ik heb ooit een psychose gehad en ben daar rond 1988 voor in behandeling geweest in een kliniek. Sindsdien heb ik ruim twintig jaar op de arbeidsmarkt mijn brood verdient zonder ook maar een jaar met verlies te draaien.
Hetgeen mij nu is overkomen sedert augustus 2009 berust niet op mijn voorgaande psychose, maar is een geconstateerd ander ziekte beeld.(…)
2.12.
Bij brief van 27 april 2010 schreef TAF aan [eiser]:
Na bestudering van uw bezwaarschrift delen wij u mee dat wij ons standpunt handhaven. Graag willen wij een toelichting geven op deze beslissing.
U heeft op 9 maart 2010 een brief van ons ontvangen met daarin vermeld dat uw claim is afgewezen, omdat uit uw medische dossier is gebleken dat u sinds 2005 last heeft van psychische klachten. Uw ingediende psychische klachten bestonden dus voor de ingangsdatum, 1 augustus 2007, van uw verzekering.
Naar aanleiding van uw bezwaarschrift is uw claim opnieuw beoordeeld. U geeft in uw bezwaarschrift aan dat het in dit geval andere klachten betreft en dat u vanaf 1988 geen psychische klachten meer heeft gehad. Voor onze beoordeling dienen wij ons te baseren op de gegevens die worden aangeleverd en wij blijven van mening dat de door uw huisarts verstrekte gegevens toch heel nadrukkelijk aangeven dat u voor de ingangsdatum van uw verzekering vergelijkbare klachten heeft gehad.
2.13.
Een medisch advies aan TAF van Cunningham Lindsey Nederland B.V. van 5 maart 2013 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
ADVIES
Gezien de zeer beperkte medische informatie moeten wij terughoudendheid betrachten bij het trekken van conclusies. Geen twijfel is er over de psychiatrische bemoeienis met betrokkene sedert 1970 en de aanvang van de behandeling bij het Sinaï-centrum in 1985. Voordat de polis inging in 2007 was betrokkene in ieder geval ook bij de huisarts bekend met sombere periodes en depressieve gevoelens. In 2005 is het Sinaï-centrum blijkbaar in beeld geweest vanwege een psychose.
De behandelaars schrijven over diverse psychiatrische problemen en stoornissen, zoals persoonlijkheidsproblematiek, borderlineproblematiek, psychose, algemene klachten van moeheid en futloosheid. Daarmee is natuurlijk niet duidelijk voor welke diagnose de psychiater primair in beeld is en waar de behandeling zich op heeft gericht in de loop der jaren zowel voor de ingangsdatum als na de ingangsdatum. Wij kunnen daarmee ook niet met enige zekerheid aangeven of de problematiek voor de ingangsdatum identiek of vergelijkbaar is met de problematiek na de ingangsdatum respectievelijk bij de claim. De discussie over de begrippen ziekte en arbeidsongeschiktheid in het licht van de polisvoorwaarden laten wij graag aan de juristen over.
Nu geeft betrokkene zelf bij de schade-aangifte als aandoeningen Borderline en PTSS aan. Het eerste is in lijn met informatie van de huisarts en het tweede kan uiteraard juist zijn gezien de bemoeienis van het Sinaï-Centrum. De belangenbehartiger brengt echter weer nieuwe aandoeningen in beeld, namelijk schizofrenie en Asperger. Nu komen bij schizofrenie psychoses voor, maar het is niet één op één hetzelfde. Ook is het niet waarschijnlijk dat als er schizofrenie speelt dat dit verdwijnt met de jaren. In ieder geval moet dat als een zeldzaamheid worden gezien.
Ook zullen in de regel persoonlijkheidsstoornissen niet verdwijnen, hoogstens kan de scherpte van de symptomen wijzigen. In ieder geval kunnen wij in de beschikbare stukken geen aanwijzingen vinden die evident wijzen op een schizofrenie en/of een Asperger. U begrijpt dat wij dan ook geen zinnig woord kunnen zeggen over een relatie tussen alle klachten aan aandoeningen in de loop der tijd. Wel kunnen wij overigens nog aangeven dat een Asperger niet een ziekte is die opeens aanwezig is, maar in de regel ook reeds in de adolescentie zich manifesteert en dan ook niet meer overgaat. U begrijpt dat dit een relevant gegeven is als beoordeeld moet worden of er sprake is van een belaste voorgeschiedenis.
Welke conclusie moet nu worden getrokken als wij de hiervoor beschreven terughoudendheid gezien het gebrek aan een compleet dossier in ogenschouw nemen. Ten eerste is geen sluitende conclusie te trekken over uw vraag of er een duidelijk onderscheid is tussen de problematiek in de voorgeschiedenis en de actuele problematiek. Ten tweede is het de vraag of het completeren van het dossier wel een duidelijk antwoord kan geven op deze vraag gezien de complexiteit van een en ander Dit zal echter wel als eerste moeten gebeuren. Wij hebben dan het liefst dat het dossier wordt gecompleteerd met informatie van alle behandelaars waarbij wij uit de informatie van de huisarts begrijpen dat deze slechts sporadisch in beeld is geweest. Het zal dus informatie van de psychiaters en psychologen die door de jaren heen in beeld zijn geweest betreffen. Wij voorzien daar overigens een probleem in daar het Sinaï-centrum uiterst terughoudend is in het verstrekken van informatie, zelfs met machtiging van betrokkene. Het is echter in ieder geval het eerste dat geprobeerd moet worden. Wij nemen aan dat de belangenbehartiger dit voor zijn rekening zal nemen.
De kans is aanwezig dat ook na completeren van het dossier de gestelde vragen niet sluitend beantwoord kunnen worden. Dan zal een expertise het enige zijn dat een oplossing moet bieden. Dit zal uiteraard pas in een later stadium besloten kunnen worden.
De vraag door u gesteld over de relevantie van de voorgeschiedenis is dus niet met zekerheid te beantwoorden op basis van de beschikbare informatie, maar uitgesloten kan zeker niet worden dat deze voorgeschiedenis relevant is.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis – samengevat – veroordeling van TAF bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
3.1.1.
tot betaling aan [eiser] over de eerste twee jaar van zijn arbeidsongeschiktheid vanaf 1 januari 2010 een bedrag van in totaal € 48.000.
Dit te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata van de maandelijkse uitkeringen ad € 2.000 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.1.2.
tot betaling aan [eiser] over de periode vanaf 1 januari 2012 een bedrag van maandelijks € 2.000, tot zolang [eiser] arbeidsongeschikt is, doch uiterlijk tot 5 jaar na de datum van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata van de maandelijkse uitkeringen tot aan de dag der algehele voldoening;
3.1.3.
tot betaling aan [eiser], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag ad € 3.090,59 voor de kosten van de werkzaamheden van Achmea Rechtsbijstand en Wout van Veel Advocaten ex art. 6:96 BW;
3.1.4.
in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] stelt daartoe dat TAF ten onrechte uitkering onder de verzekering heeft geweigerd. In de eerste plaats omdat artikel 18 van de polisvoorwaarden ziekte definieert als arbeidsongeschiktheid, zodat duidelijk is dat [eiser] in die zin niet “ziek” is geweest vóór het sluiten van de verzekering. In ieder geval moet de contra-proferentem regel van artikel 6:238 BW tot die uitleg leiden. Zelfs als een andere uitleg wordt gevolgd, geldt dat TAF ten onrechte alle psychische klachten (van [eiser]) over één kam scheert. Sinds de tweede helft van de jaren 80 is [eiser] onder behandeling geweest voor schizofrenie. De klachten uit 2008/2009 zijn gediagnosticeerd als stoornis van Asperger of (mogelijk) depressie. Dat zijn andere stoornissen en zeker niet dezelfde “ziekte” in de zin van de polis. Gelet op de mededeling aan de tussenpersoon (zie onder 2.2) kunnen de psychische klachten van [eiser] ook niet leiden tot weigering van uitkering: de verzekeraar heeft immers de indruk gewekt dat dat niet relevant was voor de omvang van de dekking. De kosten van Achmea en de advocaat zien op buitengerechtelijke kosten.
3.3.
TAF voert verweer. Het woord “ziekte” in de polis betekent niet dat alleen klachten die al hebben geleid tot arbeidsongeschiktheid vóór het sluiten van de polis zijn uitgesloten. [eiser] heeft een uitgebreide historie van psychiatrische en mentale klachten. Hiertoe behoorden onder meer sombere perioden en depressieve gevoelens, moeheid/futloosheid en psychosen. Het gaat om (in ieder geval) gedeeltelijk om dezelfde klachten, als de klachten die tot de arbeidsongeschiktheid hebben geleid. Vanwege de discussie over de uitleg van de polisvoorwaarden is het nog niet gekomen tot het complementeren van het medisch dossier en is er nog geen medisch onderzoek naar de klachten van [eiser] gedaan, zodat niet is vastgesteld dat [eiser] recht op uitkering heeft. De buitengerechtelijke incassokosten zijn te hoog, gelet op Voorwerk II zou een bedrag van € 1.788,00 toewijsbaar zijn. Met name de kosten van Achmea Rechtsbijstand ad € 1.280,00 zijn niet redelijk, gelet op de beperkte omvang van de werkzaamheden van de verzekeraar.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben ter comparitie verklaard dat [eiser] en TAF uit willen gaan van 1 januari 2010 als de datum dat [eiser] geen werkzaamheden meer uitvoert. [eiser] heeft naar aanleiding daarvan ook zijn eis gewijzigd, zodat dat punt geen onderwerp van geschil meer is.
4.2.
TAF baseert haar weigering om over te gaan tot uitkering op artikel 3.5 sub c en sub d van de polisvoorwaarden. Het gaat hier, zoals al blijkt uit de aanhef van artikel 3.5, om uitsluitingen. Dat wil zeggen dat stelplicht en bewijslast op dit punt op TAF rusten. Het beroep op artikel 3.5. sub c kan niet slagen: uit niets blijkt dat [eiser] in de periode van een jaar voorafgaand aan de ingangsdatum van de verzekering (in de periode van 1 augustus 2006 - 1 augustus 2007) een huisarts of specialist heeft geraadpleegd.
4.3.
Artikel 3.5. sub d houdt in dat geen recht op uitkering bestaat voor “ziekte” waarvan de verzekerde op de hoogte was of had kunnen zijn op – in dit geval – 1 augustus 2007. In dit verband speelt tussen partijen het geschil over de uitleg van het woord “ziekte” in de polisvoorwaarden. In de definitie van het woord “ziekte” in artikel 18 van de polisvoorwaarden wordt het woord “ziekte” twee keer en met twee verschillende betekenissen gebruikt: “
Van ziekte is sprake als de verzekerde arbeidsongeschikt is(…)
als(…)
gevolg van ziekte, aandoening of letsel”. Kennelijk wordt het woord “ziekte” hier zowel gebruikt als aanduiding van (gedekte) arbeidsongeschiktheid, hierna: “ziekte(1)” en als ziekte in het normale spraakgebruik, hierna: “ziekte(2)”.
4.4.
De vraag is nu of met het woord “ziekte” in de uitsluitingsclausule van artikel 3.5. sub d ziekte(1) of ziekte(2) is bedoeld. Volgens de lezing van TAF (ziekte(2)) bestaat geen dekking voor arbeidsongeschiktheid als de oorzaak daarvan is gelegen in een aandoening die verzekerde bekend was of had moeten zijn op het moment van sluiten van de verzekering. [eiser] voert aan dat geen dekking bestaat voor arbeidsongeschiktheid (ziekte(1)), als die arbeidsongeschiktheid bekend was of had moeten zijn op het moment van sluiten van de verzekering.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat als een term expliciet is gedefinieerd in de polis, de verzekerde er in beginsel vanuit mag gaan dat die term ook (uitsluitend) in die betekenis wordt gebruikt. Dat wil zeggen dat in beginsel de uitleg van [eiser] juist is. Daarbij komt dat, anders dan in de definitie van het woord “ziekte” in artikel 3.5 onder d niet de reeks “
ziekte, aandoening of letsel” wordt gebruikt, maar alleen het woord “ziekte”. Ook dat wijst er meer op dat het woord hier gebruikt wordt zoals in de polis gedefinieerd en maakt dat minder voor de hand ligt dat de term gebruikt wordt met de betekenis zoals in het normale spraakgebruik.
4.6.
TAF voert daartegen aan met het woord “ziekte” ziekte zoals in het normale spraakgebruik bedoeld moet zijn, omdat uit de aard en de wettelijke definitie van een verzekeringsovereenkomst al voortvloeit dat reeds bestaande arbeidsongeschiktheid niet gedekt is. Zoals [eiser] de bepaling uitlegt, zou die overbodig zijn, aldus TAF. De rechtbank volgt TAF hierin niet. De wettelijke definitie van een verzekeringsovereenkomst houdt inderdaad in dat er bij het sluiten van de overeenkomst geen zekerheid bestaat “dat, wanneer, of tot welk bedrag” er een uitkering zal komen (artikel 7:925 BW). Uitkering in verband met een reeds bestaande arbeidsongeschiktheid (waarvan de duur niet vaststaat) valt echter ook onder die wettelijke definitie, omdat in dat geval geen zekerheid bestaat over tot welk bedrag er uitkering dient plaats te vinden, zodat een uitsluiting voor een reeds bestaande arbeidsongeschiktheid niet zonder meer onlogisch of overbodig is. De rechtbank ziet daarom in de wettelijke definitie van een verzekeringsovereenkomst ook onvoldoende grond om het beding ruimer te lezen in die zin dat het woord “ziekte” in de uitsluiting in afwijking van de definitie in de polis uitgelegd moet worden als “ziekte” in het normaal spraakgebruik.
4.7.
Artikel 6:238 lid 2 BW is op grond van een richtlijn conforme uitleg van toepassing op overeenkomsten als de onderhavige. Dat artikel bepaalt dat bedingen duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld en dat bij twijfel de voor de consument gunstigste uitleg prevaleert. In dit geval is het beding niet duidelijk opgesteld, omdat er – volgens TAF – een van de definitie afwijkend ziektebegrip is gebruikt. De voor [eiser] gunstige, beperkte uitleg dient derhalve te prevaleren. TAF beroept zich tevergeefs op de door haar verstrekte brochure, omdat ook daarin wordt sprake is van een ziekte “
waardoor ik af en toe niet(…)
in staat ben om te werken”. Ook de brochure sluit derhalve niet uit dat alleen reeds bestaande arbeidsongeschiktheid van dekking is uitgesloten.
4.8.
Door TAF is niet voldoende onderbouwd gesteld dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid waarvan [eiser] bij het aangaan van de verzekering op de hoogte was of had kunnen zijn.
4.9.
Het verweer van TAF dat aan de dekkingsvoorwaarden van artikel 3.2 niet is voldaan, verwerpt de rechtbank als onvoldoende onderbouwd. TAF heeft derhalve ten onrechte dekking onder de verzekering geweigerd en zal worden veroordeeld tot betaling van de maandelijkse uitkering aan [eiser].
4.10.
Niet is weersproken dat na een uitkeringsperiode van twee jaar [eiser] slechts recht heeft op een uitkering voor zover hij meer dan 35% arbeidsongeschikt is voor passende arbeid en dan slechts naar rato van de mate van arbeidsongeschiktheid. Dat deel van de veroordeling zal derhalve onder die voorwaarde worden uitgesproken.
4.11.
Het verweer van TAF dat de uitkering van € 2.000,00 per maand een bruto bedrag is, en dat [eiser] loonheffing verschuldigd is waarvoor TAF inhoudingsplichtig is, is niet weersproken. De veroordeling ziet derhalve op een bruto bedrag. Het uiteindelijk aan [eiser] op basis van de polis en dit vonnis te betalen nettobedrag zal lager zijn. De wettelijke rente is TAF verschuldigd over het (uiteindelijk) verschuldigde nettobedrag, per netto maandtermijn, steeds vanaf de vervaldata van de respectievelijke maandtermijn.
4.12.
Nu niet gesteld of voldoende aannemelijk is gemaakt dat ten behoeve van [eiser] werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voor-werk II, zal de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassowerkzaamheden ambtshalve worden gematigd tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, met een maximum van 15% van de hoofdsom, zijnde € 1.788,00.
4.13.
Taf zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,82
- griffierecht 842,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.733,82

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Taf om aan [eiser] te betalen – voor de periode januari 2010 tot en met de periode januari 2012 – een brutobedrag van € 48.000,00 (achtenveertig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de maandelijkse netto uitkering telkens vanaf de respectievelijke vervaldatum van die maandelijkse termijn tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt TAF om aan [eiser] te betalen – voor de periode vanaf januari 2012 – een brutobedrag van maandelijks € 2.000,00 voor zover [eiser] gedurende die periode meer dan 35% arbeidsongeschikt is (geweest) voor passende arbeid en dan slechts naar rato van de mate van arbeidsongeschiktheid en uiterlijk tot 5 jaar na de datum van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldatum van die maandelijkse termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt TAF tot betaling aan [eiser] van € 1.788,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.4.
veroordeelt TAF in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.733,82,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.