ECLI:NL:RBAMS:2014:1387

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
560186 / KG ZA 14-266
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van tuinpercelen aan de Ringvaartdijk ten behoeve van dijkverbetering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de gemeente Amsterdam en drie gedaagden die woonschepen aan de Ringvaartdijk bewonen. De gemeente vorderde ontruiming van delen van de tuinen van de gedaagden, omdat deze grond nodig was voor dijkverbeteringswerkzaamheden. De gemeente had eerder de stilzwijgende bruikleenovereenkomsten met de gedaagden opgezegd, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de gemeente ook de publiekrechtelijke weg had kunnen en moeten bewandelen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente recht had op ontruiming op basis van haar eigendomsrecht. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente geen misbruik van bevoegdheid maakte door de privaatrechtelijke weg te kiezen en dat er geen onaanvaardbare doorkruising van de publiekrechtelijke regeling plaatsvond. De vordering van de gemeente werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van drie weken. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/560186 / KG ZA 14-266 HJ/EB
Vonnis in kort geding van 19 maart 2014
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 5 maart 2014,
advocaat mr. P. Boi te Amsterdam,
tegen

1.[Gedaagde 1],

3.
[Gedaagde 2],
4.
[Gedaagde 3],
allen wonende te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. R. Vos te Haarlem.
Eiseres zal hierna de gemeente worden genoemd. Gedaagden zullen ook worden aangeduid als[Gedaagde 1], [Gedaagde 2] en [Gedaagde 3], wanneer zij afzonderlijk worden bedoeld.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 14 maart 2013 heeft de gemeente gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Anders dan ter zitting meegedeeld, zal vandaag een uitgewerkt vonnis worden gewezen.
Ter zitting waren aan de zijde van de gemeente aanwezig mr. K.F. Manteri (juridisch adviseur), D.D. Diertens (vastgoedadviseur), J. Romeijnders (projectleider), W. Bogaard (projectleider bij Waternet) en E. Mesekiran (vastgoedbeheer) met mr. Boi. Gedaagden waren aanwezig met mr. Vos.
2. De feiten
2.1.
Gedaagden wonen in twee woonschepen met ligplaats aan de Ringvaartdijk te Amsterdam, [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] op nummer [X] en [Gedaagde 3] op nummer [Y].
2.2.
De gemeente is eigenares van de oeverstrook langs de Ringvaart. De oeverstrook bestaat uit meerdere percelen grond op de vaste wal, waarlangs de woonschepen van (onder meer) gedaagden liggen afgemeerd, en die door de bewoners van de woonschepen worden gebruikt als tuin.
2.3.
Bij vonnis van 14 februari 2007 heeft de Rechtbank Amsterdam in een procedure tussen de gemeente en Vereniging W.O.O.S. (Woonschepen Overleg Osdorp Slotervaart-Overtoomseveld) geoordeeld dat tussen de gemeente en (onder meer) de bewoners van woonschepen met geregistreerde ligplaatsen aan de Ringvaart (stilzwijgend) bruikleenovereenkomsten tot stand zijn gekomen, waarbij de onroerende zaken zijn bestemd om te worden gebruikt als tuin.
Dit vonnis bevat voor zover van belang nog de volgende overweging:
“(…)
4.10.
Woos c.s. hebben niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat de onderhavige bruikleenovereenkomsten tussen de Gemeente en de bewoners met inachtneming van een termijn van minimaal drie maanden door de Gemeente kunnen worden opgezegd. Terecht beroepen Woos c.s. zich erop dat de Gemeente het gebruik in redelijkheid slechts kan opzeggen indien zij daarbij een redelijk belang heeft, zoals bijvoorbeeld de voorgenomen uitvoering van het bestemmingsplan. (…)”
2.4.
Op grond van een op 22 december 2011 gesloten samenwerkings-overeenkomst tussen de gemeente, het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: het Waterschap) en de Provincie Noord-Holland en Rijnland heeft Waternet opdracht en regie gekregen om de dijkverbetering en herinrichting van de Ringvaartdijk te verzorgen.
2.5.
Op 27 november 2012 heeft het Waterschap een “Dijkverbeteringsplan Ringvaartdijk Oost” vastgesteld. Het definitieve dijkverbeteringsplan is door de deelraad van Stadsdeel Nieuw West van de gemeente vastgesteld op 19 december 2012. Daarbij is gekozen voor de in het dijkverbeteringsplan opgenomen ‘groene dijk’-variant. Het dijkverbeteringsplan behelst maatregelen die nodig zijn om de Ringvaartdijk weer te laten voldoen aan de gestelde veiligheidsnormen. Daarnaast voorziet de dijkverbetering onder meer in de verlegging van het dijktracé van de Ringvaartdijk ten behoeve van het creëren van ruimte voor het realiseren van de zogenaamde ‘Groene As’ (een ecologische verbindingszonde die grote en kleine natuurgebieden tussen Amstelland en Spaarnwoude met elkaar verbindt).
2.6.
De gemeente en het Waterschap hebben gekozen voor een geïntegreerde uitvoering van het gehele project dat bestaat uit (i) de verbetering van de dijk (ii) de aanleg van de Groene As, (iii) het creëren van ruimte voor de nutsvoorzieningen, (iv) de mogelijke aanleg van riolering en (v) de herinrichting van de openbare ruimte.
2.7.
Bij besluit van 19 december 2012 heeft de gemeente het bestemmingsplan vastgesteld. Het plan voorziet eveneens in de realisering van de dijkversterking van de Ringvaartdijk, de aanleg van een deel van de Groene As en de mogelijke aansluiting op de nutsvoorzieningen van de woonschepen langs de Ringvaartdijk. Op 18 september 2013 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de tegen het bestemmingsplan ingestelde hoger beroepen niet-ontvankelijk dan wel ongegrond verklaard. Deze uitspraak bevat onder meer de volgende overweging:
“(…) De Afdeling stelt voorop dat de vaststelling van een bestemmingsplan – anders dan is betoogd- een redelijke grond vormt tot opzegging van de stilzwijgende bruikleenovereenkomst die blijkens de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
14 februari 2007 tot stand is gekomen tussen de gemeente Amsterdam en de bewoners van de woonarken. (…)’
2.8.
Bij brieven van 5 maart 2013 heeft de gemeente aan [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] en aan [Gedaagde 3] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) Momenteel heeft u met de gemeente Amsterdam een mondelinge gebruiksovereenkomst voor het perceel gelegen voor uw woonboot. De gemeente Amsterdam gaat de mondelinge gebruiksovereenkomst, zoals dit perceel bij u in gebruik is, per 20 maart 2013 opzeggen. Deze opzegging wordt u op of rond 20 maart 2013 toegezonden, met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden. Deze opzegging is in lijn met de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 14 februari 2007. (…)”
2.9.
Bij aangetekende brieven van 27 april 2013 aan [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] en aan [Gedaagde 3] heeft de gemeente de tussen partijen bestaande gebruiksovereenkomsten opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Beide brieven bevatten de volgende passages:
“(…) De gemeente Amsterdam heeft een redelijk belang bij haar opzegging vanwege de uitvoering van het bestemmingsplan en de geplande werkzaamheden ten aanzien van de dijk. (…) Voor de uitvoering van de geplande werkzaamheden is het noodzakelijk dat een deel van de door u gebruikte grond ter beschikking van de gemeente Amsterdam komt. De werkzaamheden starten in december 2013. Uitgaande van een voorbereidingstraject van minimaal zes maanden dient het gedeelte buiten de arcering, zoals is aangegeven op de bijlage, leeg en ontruimd te zijn opgeleverd per 1 augustus 2013. (…)
Aanbod huurovereenkomst
(…) De gemeente Amsterdam wil met u, voor het gebruik van de tuinen, een huurovereenkomst sluiten (…). Indien u geen gebruik wenst te maken van de huurovereenkomst, verzoek ik u het gehele perceel, zowel binnen als buiten de arcering, zoals is aangegeven op de bijlage, leeg en ontruimd op te leveren. (…)”
2.10.
De gemeente heeft piketpalen laten slaan op de bij de bewoners in gebruik zijnde percelen, om de delen van die percelen aan te duiden waarover de gemeente de vrije beschikking wenst te verkrijgen.
2.11.
Op 2 oktober 2013 heeft de gemeente brieven met – voor zover hier van belang – de volgende inhoud aan gedaagden gestuurd:
(…) Tot nu toe bent u niet akkoord gegaan met mijn aanbod of heb ik nog geen getekende overeenkomst van u ontvangen. Daarom ben ik genoodzaakt om op korte termijn juridische stappen te zetten als u niet vrijwillig dat deel van uw tuin ontruimt.
Ik geef u nog één keer de kans om dit alsnog te doen. U krijgt daarvoor tot 14 oktober 2013 de tijd.Als ik op 15 oktober 2013 nog steeds geen reactie van u heb ontvangen, dan ben ik genoodzaakt om de ontruiming van de gehele tuin via een gerechtelijke procedure af te dwingen. (…)
2.12.
Op 23 januari 2014 heeft een door de gemeente ingeschakelde deurwaarder geconstateerd dat op dat moment het gedeelte van de tuinen van gedaagden vanaf de dijk tot aan de geslagen piketpaaltjes niet waren ontruimd. In de tuin van [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] staat een deels gefundeerde schuur van ongeveer 50m2 groot, die twee meter uitsteekt voorbij de piketpaaltjes. Deze schuur is ongeveer 28 jaar geleden gebouwd. In de tuin van [Gedaagde 3] staat een gefundeerde garage met elektrische toegangsdeuren die 55 cm uitsteekt voorbij de piketpaaltjes. De garage maakt deel uit van het totaal van ongeveer 50m2 bebouwd oppervlak in de tuin.
2.13.
Bij brieven van 20 februari 2014 heeft de advocaat van de gemeente gedaagden gesommeerd om uiterlijk op maandag 24 februari 2014 de tuinen tot aan de piketpaaltjes te ontruimen. Gedaagden hebben niet voldaan aan deze sommatie.
2.14.
Bij brief van 13 februari 2014 heeft Waternet aan de gemeente onder meer geschreven:
“(…) het op korte termijn ontruimen van de percelen tot aan de piketpaaltjes is noodzakelijk omdat:
(…)
- in februari 2014 de leidingmaterialen voor de aanleg van de riolering en het drinkwater door Waternet Drinkwater besteld hadden moeten worden. Als de uitvoering van het plan vertraagt en de materialen zijn besteld, dan zullen de leidingmaterialen opgeslagen moeten worden wat tot extra kosten leidt. Vandaar dat de leidingen pas worden besteld zodra er concreet zicht is op volledige ontruiming van het tracé. De start van de aanleg van de riolering en drinkwateraanleg moet echter op zijn laatst in mei 2014 plaatsvinden, anders komt de deadline 2015 in gevaar;
- De bouwrijpwerkzaamheden moeten zo spoedig mogelijk (maart 2014) starten. Dit gelet op het broedseizoen. Als later begonnen wordt is de kans zeer groot dat wij tot medio juli 2014 vertraging oplopen. In juli is meestal het broedseizoen voorbij. (…)”

3.Het geschil

3.1.
De gemeente vordert, kort gezegd, gedaagden te veroordelen de percelen grond, met inbegrip van aanwezige opstallen, binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te bepalen dat dit vonnis binnen een termijn van één jaar zal kunnen worden tenuitvoergelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging op de percelen grond bevindt. De gemeente vordert verder gedaagen te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan haar vordering legt de gemeente ten grondslag, samengevat weergegeven, dat gedaagden de percelen grond zonder recht of titel in gebruik hebben nu zij het huuraanbod niet hebben aanvaard. Volgens de gemeente zijn gedaagden gehouden het onrechtmatige gebruik van de percelen te beëindigen. De gemeente beperkt haar vordering in deze zaak tot de gedeeltes van de percelen vanaf de dijk tot aan de piketpaaltjes. Bij de ontruiming van die gedeeltes stelt de gemeente een spoedeisend belang te hebben.
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De gemeente heeft zich beroepen op haar eigendomsrecht. Zij heeft gesteld dat het publieke belang dat de dijk wordt verbreed en heringericht een redelijk belang is om de stilzwijgende bruikleenovereenkomsten op te zeggen en heeft die overeenkomsten dan ook opgezegd. Zij beoogt de ontruiming van de strook grond die nodig is voor genoemde dijkverbreding en herinrichting.
4.2.
Gedaagden stellen dat de gemeente op grond van het bestemmingsplan ook de publiekrechtelijke weg had kunnen en daarom moeten bewandelen en dat het gebruik van de privaatrechtelijke bevoegdheden een onaanvaardbare doorkruising in de zin van het Windmill-arrest (HR 26 januari 1990, NJ 1991/393) oplevert.
Gedaagden hebben aangevoerd dat de tuinen in de strook vanaf de wal tot de geslagen piketpaaltjes in het thans geldende bestemmingsplan de bestemming tuin hebben gekregen en dat voorbij de piketpaaltjes (vanaf de walkant gezien, hierna: de dijkverbredingsstrook) de bestemming verkeer geldt.
Zij stellen dat de gemeente het bestemmingsplan publiekrechtelijk kan handhaven op grond van de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht. Deze wetten sluiten de privaatrechtelijke weg niet uitdrukkelijk uit, zodat de hierboven bedoelde doorkruisingsleer moet worden toegepast.
4.3.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Naar ter zitting is gebleken spitst het geding zich toe op de gebouwen die gedaagden op de grond van de gemeente hebben aangebracht, te weten de garage van [Gedaagde 3] en de schuur van [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2]. Nu de gemeente in dit geding alleen de ontruiming van de dijkverbredingsstrook vordert, gaat het alleen om de gebouwen voor zover zij zich bevinden op de grond die de gemeente thans in het kader van de dijkverbreding nodig heeft. Gedaagden hebben erkend dat genoemde gebouwen zijn gebouwd zonder de vereiste vergunning en dus in strijd met het publiekrecht. Ook hebben zij niet betwist dat dat zij de grond – na opzegging van de eerder aangenomen stilzwijgende bruikleenovereenkomst – in gebruik hebben zonder recht of titel in privaatrechtelijke zin. Dat betekent dat het in beginsel niet uitmaakt of zij op grond van een privaatrechtelijke of een publiekrechtelijke rechtsgang worden gedwongen de grond die de gemeente thans voor de dijkverbreding nodig heeft te ontruimen. Dat is alleen anders als aan de publiekrechtelijke regeling een verdergaande bescherming is te ontlenen dan aan de privaatrechtelijke. Gedaagden hebben gesteld dat dit het geval is en dat als volgt gemotiveerd: ook nadat zij de strook grond die de gemeente nu voor de dijkverbreding nodig heeft ontruimen door hun gebouwen kleiner te maken, zullen gebouwen resteren die groter zijn dan 30 m2. Het bestemmingsplan staat schuren in tuinen toe tot 30 m2. Bovendien staan de gebouwen er al lang en is in een van die gebouwen een vogelnest aanwezig. Als de publiekrechtelijke weg was gevolgd, zouden zij in één keer al deze aspecten naar voren kunnen brengen en daarover een beslissing kunnen krijgen. Zij weten dan ook in een keer of zij alleen de dijkverbredingsstrook moeten vrijmaken of ook een verdere verkleining tot 30 m2 moeten uitvoeren, zodat zij niet twee maal verbouwingskosten behoeven te maken.
4.4.
De voorzieningenrechter oordeelt dat genoemde argumenten alsnog naar voren gebracht kunnen worden als de gemeente tot handhaving overgaat met betrekking tot de gebouwen zoals deze na verkleining in de tuinen van gedaagden aanwezig blijven; dat de genoemde argumenten nu nog niet beoordeeld kunnen worden in het kader van een privaatrechtelijke handhaving is onvoldoende om aan te nemen dat de gemeente op die grond niet de privaatrechtelijke weg had mogen kiezen maar uitsluitend publiekrechtelijk had mogen handhaven.
Voor zover extra kosten zijn verbonden aan het twee maal verbouwen van de gebouwen (eenmaal om de dijkverbredingsstrook vrij te maken, eventueel nog een tweede keer om het gebouw tot 30 m2 terug te brengen) in vergelijking met een verbouwing in een keer, hebben gedaagden het zelf in de hand die kosten al dan niet te maken. Als zij de verbouwing nu beperken tot het vrijmaken van de strook voor dijkverbreding, handhaven zij een gebouw dat groter is dan 30 m2. Zij nemen dan het risico dat zij genoodzaakt kunnen worden tot een tweede verbouwing. Het gestelde belang vloeit hoofdzakelijk voort uit de ooit gemaakte keuze te bouwen zonder de vereiste vergunning en is voor de gemeente niet voorzienbaar en is daarom niet een belang waarmee de gemeente rekening had behoren te houden.
4.5.
Al met al kan niet worden geoordeeld dat de gemeente door op grond van haar eigendomsrecht ontruiming van de dijkverbredingsstrook te vorderen de publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist. Evenmin kan het gebruik van haar eigendomsrecht als misbruik van bevoegdheid worden gezien.
4.6.
[Gedaagde 3] stelt dat zijn garage slechts 50 centimeter ‘oversteekt’ op de dijkverbredingsstrook. In de dijkverbredingsstrook is ter plaatse een leidingenstrook geprojecteerd. Hij stelt dat de leidingen wel om zijn garage heen kunnen worden gelegd en dat bij een afweging van de betrokken belangen de gemeente behoort te af te zien van het vorderen van sloop van het deel van zijn garage dat zich op de dijkverbredingsstrook bevindt. Dat de gemeente heeft toegezegd dat bij de herinrichting rekening zal worden gehouden met de bestaande situatie per perceel, zoals [Gedaagde 3] stelt, is gelet op de gemotiveerde betwisting door de gemeente niet aannemelijk geworden. De gemeente heeft immers gesteld dat die toezegging slechts betrekking had op het rekening houden met hoogteverschillen. De gemeente heeft gesteld dat het technisch niet mogelijk is ter plaatse de leidingen om genoemd gebouw heen te leggen. De voorzieningenrechter acht dit voorshands aannemelijk. Voor de schuur van [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2], die twee meter uitsteekt, geldt des te meer dat de leidingen daar niet omheen kunnen worden gelegd.
4.7.
Dat de gemeente een spoedeisend belang heeft bij ontruiming op korte termijn, is aannemelijk geworden. Uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat bij voorkeur nog in maart 2014 een begin moet worden gemaakt met het prepareren van de grond voor de aanleg van riolering, andere leidingen en kabels, onder meer in verband met het voor de deur staande broedseizoen en met een tijdig gereed zijn voor de vorst invalt. De vordering zal dan ook worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal op drie weken worden gesteld, nu aannemelijk is dat gedaagden professionele hulp zullen moeten inschakelen om de gefundeerde schuur en garage te verkleinen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.8.
De gevorderde (zogenoemde) her-kraaktermijn zal worden afgewezen, nu het in deze zaak niet gaat om anonieme gebruikers en de ontruiming ook geen betrekking heeft op een gebouwde onroerende zaak. Daarbij komt dat de gemeente ook geen belang heeft bij het treffen van een dergelijke voorziening, omdat naar verwachting al op heel korte termijn een begin met de werkzaamheden zal worden gemaakt.
4.9.
Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- dagvaarding € 83,43
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.507,43

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] om binnen drie weken na betekening van dit vonnis het gebruik van het gedeelte van het perceel grond, kadastraal bekend [Kadastrale aanduiding X] deels, gelegen (na)bij het woonschip met ligplaats aan de Ringvaartdijk met huisnummer [X] te Amsterdam tot aan de ter plaatse kenbare piketpaaltjes gerekend vanaf de dijk, te beëindigen en dat deel met al de hunnen en het hunne te ontruimen, met inbegrip van aanwezige opstallen (waaronder (gedeelten van) schuren of garages, funderingen, bestrating, beplanting, erfafscheiding, kliko’s, auto’s, afval en overige zaken) en ter beschikking van de gemeente te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde,
5.2.
veroordeelt [Gedaagde 3] om binnen drie weken na betekening van dit vonnis het gebruik van het gedeelte van het perceel grond, kadastraal bekend [Kadastrale aanduiding Y] deels, gelegen (na)bij het woonschip met ligplaats aan de Ringvaartdijk met huisnummer [Y] te Amsterdam tot aan de ter plaatse kenbare piketpaaltjes gerekend vanaf de dijk, te beëindigen en dat deel met al de zijnen en het zijne te ontruimen, met inbegrip van aanwezige opstallen (waaronder (gedeelten van) schuren of garages, funderingen, bestrating, beplanting, erfafscheiding, kliko’s, auto’s, afval en overige zaken) en ter beschikking van de gemeente te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde,
5.3.
veroordeelt [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] hoofdelijk, indien zij niet vrijwillig aan de hiervoor onder 5.1 gegeven veroordeling tot ontruiming voldoen en de gemeente de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan de gemeente de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
5.4.
veroordeelt [Gedaagde 3], indien hij niet vrijwillig aan de hiervoor onder 5.2 gegeven veroordeling tot ontruiming voldoet en de gemeente de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan de gemeente de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
5.5.
veroordeelt [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] om aan de gemeente een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.6.
veroordeelt [Gedaagde 3] om aan de gemeente een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.7.
veroordeelt gedaagden – [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] in hun onderlinge verhouding hoofdelijk – in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.507,43, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: eB