ECLI:NL:RBAMS:2014:1434

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
AMS 13-4375
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging aanslagen afvalstoffenheffing voor verhuurde woningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van meerdere verhuurde woningen, en de Heffingsambtenaar van de gemeente Uithoorn. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing voor twee woningen, gelegen aan [adres 1] en [adres 2]. De aanslagen waren opgelegd op 28 februari 2013 voor het jaar 2013, maar de eiser betwistte de rechtmatigheid van deze aanslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag voor de woning aan [adres 2] terecht was vernietigd, omdat het pand gedurende langere tijd aan dezelfde huurster was verhuurd. De kern van het geschil lag echter bij de woning aan [adres 1]. De Heffingsambtenaar stelde dat er sprake was van volgtijdig gebruik, waardoor de eigenaar als belastingplichtige kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de feitelijke situatie leidend is en dat de woning aan [adres 1] voor langere periodes aan dezelfde huurders was verhuurd. Hierdoor was er geen sprake van volgtijdig gebruik in de zin van artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde de aanslagen en droeg de verweerder op het betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/4375

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2014 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiser,

en
de Heffingsambtenaar van de gemeente Uithoorn, verweerder
(gemachtigde W.H. Hazelaar).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 28 februari 2013 voor het jaar 2013 voor meerdere woningen die in zijn eigendom zijn een aanslag (aanslagnummer [aanslagnummer X]) afvalstoffenheffing, rioolbelasting en onroerende zaakbelasting opgelegd.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde afvalstoffenheffing voor de woningen [adres 1] (hierna: aanslag 1) en [adres 2] (hierna: aanslag 2).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 juli 2013 de aanslag afvalstoffenheffing gehandhaafd.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2014.
Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde.

Vaststaande feiten

1.
Eiser was op 1 januari 2013 eigenaar van meerdere woningen, waaronder die aan de [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats]. Deze woningen worden beide verhuurd.
2.
Verweerder heeft aan eiser als eigenaar voor elk van de woningen voor het jaar 2013 een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd, ten bedrage van € 236,52.

Overwegingen

3.
Ten aanzien van het pand [adres 2] te [woonplaats] heeft verweerder hangende beroep aangegeven dat eisers bezwaar tegen de aanslag afvalstoffenheffing voor het pand over het jaar 2012 gegrond is verklaard, omdat het pand gedurende langere tijd verhuurd is aan dezelfde huurster. Tevens heeft verweerder hangende beroep geconcludeerd aanslag 1 om diezelfde reden te hebben vernietigd. De rechtbank zal het beroep van eiser voor zover gericht tegen de uitspraak op bezwaar tegen aanslag 1 gegrond verklaren en de aanslag voor het pand [adres 2] over het jaar 2013 vernietigen.
4.
In geschil resteert of verweerder eiser terecht voor het jaar 2013 heeft aangemerkt als belastingplichtige van de afvalstoffenheffing van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] en verweerder daarom terecht aan hem aanslag 2 heeft opgelegd.
4.1.
Verweerder heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat sprake is van regelmatige wisseling van huurders of gebruikers van het pand. Verweerder heeft gesteld dat onder die omstandigheden de eigenaar van het pand kan worden aangemerkt als gebruiker en kan worden aangeslagen voor afvalstoffenheffing. Verweerder beroept zich op de verruiming van artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer per 1 januari 2012 bij onduidelijkheid over huurders of bij regelmatige wisseling van huurders, het zogeheten volgtijdig gebruik.
4.2.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het gaat om een zelfstandige woonruimte die voor langere periodes wordt verhuurd. De woning aan de [adres 1] te [woonplaats] is langer dan één jaar aan dezelfde personen verhuurd.
5.
Op grond van artikel 15.33, eerste lid, van de Wet Milieubeheer kan de gemeenteraad ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Op grond van het tweede lid, onder c wordt het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.
6.
De rechtbank overweegt dat de feitelijke situatie voor de beoordeling leidend is. Verweerder heeft in het verweerschrift een overzicht gegeven van het gebruik van de woning van 2006 tot en met 2012 aan de hand van de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Uit dit overzicht blijkt dat de woning vanaf 23 oktober 2006 telkens voor periodes van zes maanden of langer is verhuurd. Eiser heeft een huurovereenkomst overgelegd voor de duur van één jaar ingaande op 1 juni 2012.
7.
De rechtbank stelt vast dat de wetgever voor volgtijdig gebruik, zoals beschreven in artikel 15.33, tweede lid, onder c van de Wet Milieubeheer, geen definitie heeft gegeven in de wet of in de Memorie van Toelichting (MvT). Gelet op de tekst van de MvT bij de wijziging van de Wet milieubeheer en de jurisprudentie van het gelijkluidende artikel 220a van de Gemeentewet (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHSHE:2010:BQ0012), concludeert de rechtbank dat het bij volgtijdig gebruik moet gaan om verhuur van een perceel voor telkens betrekkelijk korte perioden.
8.
De rechtbank is van oordeel dat, nu vast staat dat de woning vanaf het najaar 2006 als zelfstandige woonruimte is verhuurd voor periodes van zes maanden en langer, waarbij de woning voorts ten tijde van het opleggen van aanslag 2 volgens het overgelegde contract en de verklaring van eiser ter zitting van 1 juni 2012 tot 1 november 2013 doorlopend is verhuurd aan dezelfde huurders, geen sprake is van volgtijdig gebruik in voornoemde zin.
9.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit de MvT bij de wijziging van de Wet milieubeheer blijkt dat met artikel 15.33, tweede lid, onder c van de Wet Milieubeheer wordt tegemoetgekomen aan de problemen die bestaan bij de inning van de afvalstoffenheffing. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat dit artikel in onderhavig geval is toegepast, omdat de huurders van de woning vaak al vertrokken waren voor er een aanslag kon worden overgelegd. De rechtbank overweegt dat, wat daarvan verder zij, nu er geen sprake is van volgtijdig gebruik als bedoeld in artikel 15.33, tweede lid, onder c van de Wet Milieubeheer, verweerder eiser voor het jaar 2013 ten onrechte heeft aangemerkt als belastingplichtige van de afvalstoffenheffing van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats]. Verweerder heeft eiser ten onrechte een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd. De rechtbank zal het beroep van eiser voor zover gericht tegen de uitspraak op bezwaar tegen aanslag 2 gegrond verklaren en de aanslag voor het pand [adres 1] te [woonplaats] over het jaar 2013 vernietigen.
10.
Gelet op het voorgaande vernietigd de rechtbank de uitspraak op bezwaar en de aanslag afvalstoffenheffing voor woning aan de [adres 1].
11.
Het beroep is gegrond.
12.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslag afvalstoffenheffing woning [adres 1] (aanslag 1)
- vernietigt de aanslag afvalstoffenheffing woning [adres 2] (aanslag 2);
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter,
in aanwezigheid van mr. S. van Douwen, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2014
de griffier de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep
worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam
Afschrift verzonden op:
D:C
SB