In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte, geboren in Algerije en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, beschuldigd van diefstal en verblijf als ongewenst vreemdeling. De rechtbank heeft op 28 januari 2014 uitspraak gedaan na een zitting op 14 januari 2014, waar de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, en de raadsman, mr. D.G. Peters, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte diefstal van een tas met waardevolle inhoud, waaronder een mobiele telefoon en geld, en het verblijf in Nederland terwijl de verdachte wist dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat deze ontvankelijk is, ondanks de argumenten van de verdediging over de terugkeerprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal, ondersteund door camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen.
De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld, waarbij de verdediging een beroep op overmacht heeft gedaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende had gedaan om zijn vertrek uit Nederland te bewerkstelligen en dat hij zijn verplichtingen niet was nagekomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft zij de ernst van de feiten en de impact op de openbare orde in overweging genomen. De uitspraak is gedaan in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke voorschriften.