ECLI:NL:RBAMS:2014:1543

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_4049
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kosten van bestuursdwang bij wegslepen voertuig en de rol van de rechthebbende

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam over de kosten van bestuursdwang. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. van Velsen, had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat het bezwaar van eiser tegen het wegslepen van zijn voertuig ongegrond had verklaard. Het voertuig was op 25 februari 2013 weggesleept omdat het geparkeerd stond op een plek die uitsluitend bestemd was voor het opladen van elektrische voertuigen. Eiser had de kosten van de bestuursdwang, € 341,20, voldaan na het ophalen van zijn voertuig. De rechtbank heeft overwogen dat eiser, door het voertuig op te halen, in de plaats is getreden van de huurder als de overtreder en dat hij op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de kosten van bestuursdwang verschuldigd is. Eiser voerde aan dat hij niet de bestuurder was en daarom niet kon beoordelen of er sprake was van een overtreding. De rechtbank oordeelde echter dat de wetgever had voorzien in de mogelijkheid dat de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in de plaats treedt van de overtreder. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de kosten van bestuursdwang niet op eiser te verhalen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de kosten van bestuursdwang voor rekening van eiser blijven, die deze kosten op zijn huurder kan verhalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/4049

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2014 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde A. van Velsen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde mr. R.J.M. Peeters).

Procesverloop

Bij besluit van 25 februari 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door het voertuig van eiser met kenteken [kenteken] weg te slepen.
Bij besluit van 12 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2014.
Eiser is verschenen zonder zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door
mr. R.J.M. Peeters.

Overwegingen

1.
Eiser heeft via zijn bedrijf [bedrijf] zijn voertuig met kenteken
[kenteken] verhuurd voor de periode 11 februari 2013 tot en met 26 februari 2013.
2.
In het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van 25 februari 2013 wordt vermeld dat dit voertuig is weggesleept, omdat het was geparkeerd op een parkeerplaats alleen bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen aan de [straat], ter hoogte van huisnummer [nummer], te [plaats]. De parkeergelegenheid wordt aangeduid met een verkeersbord E8 met een onderbord met de tekst “Opladen elektrische voertuigen” en met een onderbord met twee pijlen die naar links en rechts wijzen ter aanduiding van twee parkeerplekken. Eiser heeft op 26 februari 2013 de auto opgehaald en de kosten van de bestuursdwang -te weten € 341,20- voldaan.
3.
In het bestreden besluit heeft verweerder conform het advies van de bezwaarschriftencommissie van 10 juni 2013 zich -samengevat- op het standpunt gesteld dat de auto van eiser terecht is weggesleept, dat eiser de overtreding niet heeft betwist, dat eiser als rechthebbende op de auto in de plaats treedt van de overtreder en dat er geen aanleiding is om aan eiser de kosten in verband met het toepassen van bestuursdwang geheel of gedeeltelijk terug te betalen.
4.
Eiser heeft in beroep -samengevat- het volgende aangevoerd. De auto was ten tijde van de overtreding verhuurd. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat eiser de overtreding niet heeft betwist. Eiser kon immers, nu hij niet de bestuurder was, niet beoordelen of er sprake was van een overtreding. Het is niet aan verweerder, maar aan de Officier van Justitie om te bepalen of er sprake is van een strafbaar feit. De overtreder heeft zich nu niet kunnen verweren. Op deze wijze worden de grondrechten van een verkeersovertreder geschonden. Onder deze omstandigheden heeft verweerder dan ook ten onrechte de kosten verhaald op eiser in plaats van -zo begrijpt de rechtbank- op de huurder.

Juridisch kader

5.
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
6.
In artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) is bepaald dat tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op de weg staand voertuig, indien met het voertuig bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen. Op grond van het tweede lid van dit artikel zijn de artikelen 5:24, 5:25, tweede tot en met vierde lid, 5:29, vijfde lid, 5:30, derde lid, en 5:31 van de Awb niet van toepassing. Bij de toepassing van artikel 5:25 van de Awb treedt de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in de plaats van de overtreder.
7.
Op grond van artikel 171 van de WVW 1994 -voor zover van belang- wordt een beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang overeenkomstig artikel 170, eerste lid, bekendgemaakt:
a. aan de rechthebbende die het voertuig afhaalt.
8.
Op grond van artikel 2 van de Wegsleepverordening Amsterdam 2010 (de Wegsleepverordening), voor zover thans van belang, worden als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de WVW 1994 aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Amsterdam voor zover die behoren tot één van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen (het Besluit) bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
9.
In artikel 2, aanhef en onder g, van het Besluit - voor zover van belang- is bepaald dat de soorten van weggedeelten en wegen als bedoeld in artikel 173, eerste lid, aanhef en onder a, van de WVW 1994, parkeergelegenheden zijn voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid door bord E8 bij bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

Inhoudelijke beoordeling

10.
In deze zaak gaat het over de vraag of verweerder de kosten van bestuursdwang op eiser heeft kunnen verhalen.
11.
In artikel 170, tweede lid, van de WVW 1994 is bepaald dat de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in de plaats treedt van de overtreder. Uit de zesde Nota van wijziging bij de Wijziging van de Wegenverkeerswet (Vergaderjaar 1996-1997, Kamerstuk 23491, nr. 6) blijkt dat de wetgever zich bewust was van het feit dat de rechthebbende die de auto afhaalt niet altijd ook degene is die de overtreding heeft begaan. Daarom is er in artikel 170, tweede lid, van de WVW 1994 voor gekozen om de rechthebbende die de auto ophaalt in de plaats te laten treden van de overtreder. Dit om er zeker van te zijn dat alle gemaakte kosten van bestuursdwang kunnen worden verhaald. Het begrip overtreder wordt dan ook door de WVW 1994 ingevuld.
12.
Vaststaat dat eiser de auto heeft opgehaald. Daarmee is eiser in de plaats getreden van de huurder als de overtreder. Op grond van artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van de bestuursdwang op kosten van de overtreder. Dat is in de onderhavige situatie ook gebeurd, nu eiser bij het afhalen van de auto de kosten van de bestuursdwang heeft voldaan.
13.
Eiser heeft gesteld dat hij niet weet of de auto terecht is weggesleept, nu hij niet de bestuurder was van de auto. De rechtbank merkt allereerst op -voor zover eiser daarvan uitgaat- dat van een strafrechtelijke sanctie geen sprake is. Voor de overtreding is aan de overtreder geen boete opgelegd. De rechtbank stelt, gelet op het hiervoor onder rechtsoverweging 2 genoemde proces-verbaal en de daarbij behorende foto’s, voorts vast dat de door eiser verhuurde auto op 25 februari 2013 geparkeerd stond op een weggedeelte waarop deze auto niet geparkeerd mocht worden, omdat het een oplaadplaats voor elektrische auto’s betreft. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) mag in het algemeen worden uitgegaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van een ambtenaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de inhoud van het proces-verbaal onjuist is. Indien eiser van mening is dat de bestuursdwang ten onrechte is toegepast, had hij –al dan niet in overleg met de huurder- dit standpunt dienen te onderbouwen. Eiser heeft dit niet gedaan. Niet gebleken is dan ook dat verweerder niet bevoegd was op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de WVW 1994 tot toepassing van bestuursdwang te besluiten en de betreffende auto weg te slepen. Gesteld noch gebleken is voorts van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder had moeten afzien van handhavend optreden.
14.
Voor zover eiser van mening is dat de kosten van bestuursdwang voor rekening zouden moeten blijven van verweerder merkt de rechtbank het volgende op. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling gaan uitoefening van bestuursdwang en kostenverhaal als regel samen, maar staat het het bestuursorgaan vrij bij wijze van uitzondering bestuursdwang aan te zeggen in die zin dat de kosten van het effectueren daarvan niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene komen. Het bestuursorgaan dient in dit kader alle betrokken belangen af te wegen. Voor het maken van een uitzondering kan aanleiding bestaan indien kan worden geoordeeld dat de aangeschrevene geen verwijt valt te maken ten aanzien van de ontstane situatie en indien bij het ongedaan maken van de strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat moet worden geoordeeld dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene moeten komen. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan de kosten van bestuursdwang voor rekening zouden moeten blijven van verweerder.
15.
Verweerder heeft in het bestreden besluit voorts terecht gesteld dat de vraag wie uiteindelijk de kosten moet betalen, eiser of de huurder, bepaald wordt door de privaatrechtelijke relatie tussen eiser en zijn huurder. In de algemene voorwaarden bij de overeenkomst tussen eiser en de huurder is ook opgenomen dat kosten als hier aan de orde door eiser op de huurder van de auto kunnen worden verhaald. Dat betekent, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dat niet verweerder maar eiser de kosten op de huurder van de auto dient te verhalen dan wel kan verhalen.
16.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.G. Schoots, rechter,
in aanwezigheid van mr. A.T. Hoogendijk, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB