Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2014 in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Juridisch kader
Inhoudelijke beoordeling
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam over de kosten van bestuursdwang. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. van Velsen, had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat het bezwaar van eiser tegen het wegslepen van zijn voertuig ongegrond had verklaard. Het voertuig was op 25 februari 2013 weggesleept omdat het geparkeerd stond op een plek die uitsluitend bestemd was voor het opladen van elektrische voertuigen. Eiser had de kosten van de bestuursdwang, € 341,20, voldaan na het ophalen van zijn voertuig. De rechtbank heeft overwogen dat eiser, door het voertuig op te halen, in de plaats is getreden van de huurder als de overtreder en dat hij op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de kosten van bestuursdwang verschuldigd is. Eiser voerde aan dat hij niet de bestuurder was en daarom niet kon beoordelen of er sprake was van een overtreding. De rechtbank oordeelde echter dat de wetgever had voorzien in de mogelijkheid dat de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in de plaats treedt van de overtreder. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de kosten van bestuursdwang niet op eiser te verhalen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de kosten van bestuursdwang voor rekening van eiser blijven, die deze kosten op zijn huurder kan verhalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.