Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die op 2 april 2014 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde de eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.F. Gonesh, dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Alam-Khan, zou meewerken aan de ontbinding van hun Islamitische huwelijk door middel van een eenzijdige verstoting (talaq). De partijen, die zowel de Nederlandse als de Pakistaanse nationaliteit bezitten, waren op 21 april 2010 te Amstelveen gehuwd en hadden na hun burgerlijk huwelijk op 4 mei 2010 een religieus huwelijk gesloten. De rechtbank had eerder op 13 maart 2013 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, maar de eiseres stelde dat ook het Islamitische huwelijk ontbonden moest worden.
Tijdens de procedure werd duidelijk dat de gedaagde niet bereid was om mee te werken aan de talaq, omdat hij zijn rechten met betrekking tot de boedelverdeling niet wilde opgeven. De eiseres stelde dat haar persoonlijke vrijheid ernstig beperkt werd door de weigering van de gedaagde om mee te werken aan de Islamitische echtscheiding, wat haar in een onwenselijke situatie hield. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde verplicht was om mee te werken aan de ontbinding van het Islamitische huwelijk, maar dat de vordering van de eiseres niet toewijsbaar was. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet kon worden verplicht om in strijd met de waarheid te verklaren dat hij de eiseres zou verstoten, aangezien de gedaagde had aangegeven dat de eiseres het initiatief had genomen tot de ontbinding van het huwelijk.
De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorziening en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van de ontbinding van religieuze huwelijken in combinatie met de burgerlijke echtscheiding en de juridische implicaties daarvan.