ECLI:NL:RBAMS:2014:1644

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
C/13/556713 / KG ZA 13-1563
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een Islamitisch huwelijk en de noodzaak van talaq

In deze zaak, die op 2 april 2014 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde de eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.F. Gonesh, dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Alam-Khan, zou meewerken aan de ontbinding van hun Islamitische huwelijk door middel van een eenzijdige verstoting (talaq). De partijen, die zowel de Nederlandse als de Pakistaanse nationaliteit bezitten, waren op 21 april 2010 te Amstelveen gehuwd en hadden na hun burgerlijk huwelijk op 4 mei 2010 een religieus huwelijk gesloten. De rechtbank had eerder op 13 maart 2013 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, maar de eiseres stelde dat ook het Islamitische huwelijk ontbonden moest worden.

Tijdens de procedure werd duidelijk dat de gedaagde niet bereid was om mee te werken aan de talaq, omdat hij zijn rechten met betrekking tot de boedelverdeling niet wilde opgeven. De eiseres stelde dat haar persoonlijke vrijheid ernstig beperkt werd door de weigering van de gedaagde om mee te werken aan de Islamitische echtscheiding, wat haar in een onwenselijke situatie hield. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde verplicht was om mee te werken aan de ontbinding van het Islamitische huwelijk, maar dat de vordering van de eiseres niet toewijsbaar was. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet kon worden verplicht om in strijd met de waarheid te verklaren dat hij de eiseres zou verstoten, aangezien de gedaagde had aangegeven dat de eiseres het initiatief had genomen tot de ontbinding van het huwelijk.

De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorziening en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van de ontbinding van religieuze huwelijken in combinatie met de burgerlijke echtscheiding en de juridische implicaties daarvan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/556713 / KG ZA 13-1563 HJ/BB
Vonnis in kort geding van 2 april 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres bij dagvaarding van 3 januari 2014,
advocaat mr. A.J.F. Gonesh te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A. Alam-Khan te Delft.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Ter terechtzitting van 22 januari 2014 heeft[eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.[gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig: partijen en hun advocaten.
1.2.
Bij tussenvonnis van 5 februari 2014 heeft de voorzieningenrechter[eiseres] in de gelegenheid gesteld om, door middel van een verklaring van een op het gebied van het religieus huwelijk deskundig en gezaghebbend persoon, aan te tonen dat bij een echtscheiding naar burgerlijk recht ook het naar Islamitisch recht gesloten religieuze huwelijk afzonderlijk moet worden ontbonden, waarbij in die verklaring, als de conclusie is dat een ontbinding van het religieuze huwelijk nodig is, tevens aan de orde dient te komen op welke wijze de echtscheiding naar Islamitisch recht dient plaats te vinden. Daartoe is de zaak pro forma aangehouden, laatstelijk tot 20 maart 2014.
1.3.
Bij faxbericht van 19 maart 2014 heeft[eiseres] een verklaring van[deskundige], Universitair Hoofddocent aan de Universiteit van Maastricht, aan de voorzieningenrechter en de advocaat van de wederpartij toegezonden. Naar aanleiding van die verklaring heeft[eiseres] tevens haar eis gewijzigd zoals hierna onder 3.1. staat weergegeven.[gedaagde] heeft bij brief (met bijlagen) van zijn advocaat van 26 maart 2014 op de verklaring en eiswijziging gereageerd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 21 april 2010 te Amstelveen met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren. Partijen hebben zowel de Nederlandse als de Pakistaanse nationaliteit.
Partijen hebben na het burgerlijk huwelijk op 4 mei 2010 te Rijswijk een religieus huwelijk naar Islamitisch recht (Sharia) gesloten.
2.2.
Bij beschikking van 13 maart 2013 heeft de rechtbank Den Haag de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 31 juli 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
[eiseres] heeft[gedaagde] verzocht zijn medewerking te verlenen aan een echtscheiding naar Islamitisch recht door ondertekening van de aan hem toegezonden en ook aan de dagvaarding gehechte verklaringen.[gedaagde] heeft op dit verzoek afwijzend gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na eiswijziging samengevat -[gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen binnen vijf werkdagen zijn medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de ontbinding van het naar Islamitisch recht tussen partijen gesloten religieuze huwelijk, door middel van een op schrift gestelde eenzijdige verstoting (talaq) door[gedaagde], uitdrukkelijk niet zijnde een eenzijdige verstoting door[gedaagde] op verzoek van[eiseres] waarbij[eiseres] een compensatie (khul) biedt, met het verbod om de eenzijdige verstoting te herroepen. Daarnaast vordert[eiseres][gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen al hetgeen te doen en na te laten wat noodzakelijk is voor de totstandkoming van de ontbinding naar Islamitisch recht van het religieuze huwelijk. Ten slotte vordert[eiseres] om[gedaagde] in de proceskosten te veroordelen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat[gedaagde] haar door zijn weigering mee te werken aan een echtscheiding naar Islamitisch recht gevangen houdt in een huwelijk. Naar Islamitisch recht is[eiseres] nog steeds met[gedaagde] gehuwd, waardoor zij niet met een andere man kan trouwen. Daarnaast kan[eiseres] niet naar Islamitische landen reizen omdat zij dan als overspelige echtgenote zal worden aangemerkt. Onder deze omstandigheden is de weigering van[gedaagde] om mee te werken aan de Islamitische echtscheiding onrechtmatig jegens[eiseres]. Met verwijzing naar de verklaring van[deskundige] stelt[eiseres] zich thans op het standpunt dat de Islamitische echtscheiding volgens een verstoting (talaq) door[gedaagde] dient plaats te vinden.
3.3.
[gedaagde] heeft zich tegen de vordering verweerd. Hij heeft primair het spoedeisend belang bestreden. Verder heeft hij zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat een echtscheiding naar Islamitisch recht niet nodig is omdat het (religieuze) huwelijk in Nederland is gesloten en de echtscheiding naar Nederlands recht ook in Pakistan wordt erkend.[gedaagde] erkent thans echter dat een religieuze echtscheiding nodig is, maar neemt nu het standpunt in dat dit niet dient te geschieden op de wijze die[eiseres] voorstaat. Van een verstoting (talaq) kan geen sprake zijn omdat de echtscheiding op initiatief van[eiseres] heeft plaatsgevonden. Aan een verstoting (talaq) wenst[gedaagde] ook niet mee te werken omdat hij daarmee zijn rechten met betrekking tot de boedelverdeling opgeeft. Volgens[gedaagde] dient voor een Islamitische echtscheiding de zogenoemde khul procedure te worden gevolgd.

4.De beoordeling

4.1.
Zoals reeds in het tussenvonnis van 5 februari 2014 is overwogen, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gebleken dat[eiseres] een spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Indien juist is dat[eiseres] zonder een Islamitische echtscheiding nog steeds gehuwd is met[gedaagde] is dat een situatie die haar persoonlijke vrijheid ernstig beperkt en heeft zij uit dien hoofde een spoedeisend belang bij beëindiging daarvan. Dat[eiseres] op dit moment geen concreet plan heeft om een nieuw huwelijk aan te gaan dan wel naar een Islamitisch land te reizen maakt dat niet anders.
4.2.
Niet langer is in geschil dat naast de door de Nederlandse rechter uitgesproken echtscheiding een Islamitische echtscheiding nodig is om het Islamitisch huwelijk te ontbinden. Ook wordt niet betwist dat daarvoor twee vormen in aanmerking komen: de talaq en de khul.[gedaagde] is bereid aan de khul mee te werken, maar hij is niet bereid tot de talaq,[eiseres] vordert juist dat niet de khul maar de talaq wordt toegepast.
4.3.
Voorop moet worden gesteld dat[gedaagde] verplicht is mede te werken aan de ontbinding van het Islamitisch huwelijk. Op grond van de in het geding gebrachte opinies van deskundigen kan worden aangenomen dat de talaq geschiedt op initiatief van de man en de khul op initiatief van de vrouw en dat een tweede verschil tussen de talaq en de khul is dat bij de khul (anders dan bij de talaq) de vrouw afstand doet van haar financiële aanspraken die zij na huwelijksontbinding heeft, dan wel een betaling overeenkomt, dan wel bepaalde financiële verplichtingen van de man overneemt. Het is om deze reden dat[eiseres] de khul niet wenst en[gedaagde] juist wel.
4.4. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit en zijn gehuwd in Amstelveen. Op hun huwelijk is dus Nederlands recht van toepassing. Naar Nederlands recht zijn de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk en ook van de ontbinding van een huwelijk geregeld in het burgerlijk wetboek en kunnen geen afwijkende rechtsgevolgen worden ontleend aan een naast het burgerlijk huwelijk gesloten religieus huwelijk; van een van de wet afwijkend vermogensrechtelijk regime kan immers slechts sprake zijn als huwelijkse voorwaarden worden gemaakt; hiervan is niet gebleken. Dat betekent dat het voor de vermogensrechtelijke gevolgen van de ontbinding van het huwelijk niet uitmaakt of het religieus huwelijk door talaq of khul is ontbonden. Ook zal in de khul naar Nederlands recht geen afstand van recht op vermogensrechtelijke aanspraken kunnen worden gezien, nu een religieus huwelijk naar Nederlands recht geen vermogensrechtelijke rechtsgevolgen heeft en dus de ontbinding daarvan evenmin. Dat betekent dat voor de keuze tussen talaq of khul enkel van belang is welke van de twee de werkelijke gang van zaken tussen partijen juist weergeeft.[gedaagde]
4.5.
[gedaagde] stelt dat[eiseres] het initiatief heeft genomen tot het ontbinden van het huwelijk. Aanvankelijk was dit tegen zijn wil, later heeft hij hiermee alsnog ingestemd. Om die reden is verstoting volgens[gedaagde] niet passend. Dit betoog treft doel. Nu het in de macht van[eiseres] is door de khul het Islamitsiche huwelijk tussen partijen te ontbinden en de man heeft toegezegd daaraan mee te zullen werken, terwijl het verschil tussen talaq en khul geen verschil maakt voor haar vermogensrechtelijke positie, kan van[gedaagde] niet worden gevergd dat hij in strijd met de waarheid verklaart[eiseres] te verstoten. De vordering is derhalve niet toewijsbaar.
4.6.
Nu partijen ex-echtelieden zijn worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd als hierna te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB