ECLI:NL:RBAMS:2014:169
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- R.H.C. Jongeneel
- L. Oostinga
- Rechtspraak.nl
Verwijzing van een civiele zaak naar de kantonrechter vanwege griffierechten
In deze zaak, die op 17 januari 2014 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de voorzieningenrechter in kort geding geoordeeld over een vordering van eiser, die als advocaat optrad en een betaling van € 2.983,66 aan hoofdsom, € 117,88 aan wettelijke rente en € 513,90 aan buitengerechtelijke incassokosten vorderde van de stichting Naar Buiten. Tijdens de zitting op 10 januari 2014 heeft eiser zijn vordering toegelicht, terwijl gedaagde vertegenwoordigd was door een bestuurslid. De voorzieningenrechter heeft echter besloten de zaak niet inhoudelijk te behandelen, maar te verwijzen naar de kantonrechter. Dit besluit was ingegeven door de nieuwe tarieven voor griffierechten die per 1 januari 2014 zijn ingegaan, waarbij voor niet-natuurlijke personen bij geldvorderingen tot en met € 100.000,- een griffierecht van € 1.892,- geldt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het betalen van dit griffierecht door gedaagde in dit geval onredelijk zou zijn, gezien de hoogte van de vordering. De goede procesorde en het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM, vereisen dat de zaak door de kantonrechter wordt behandeld, waar geen griffierecht voor gedaagde geldt. De voorzieningenrechter heeft daarom de zaak ambtshalve verwezen naar de kantonrechter, met de bepaling dat partijen binnen twee weken hun verhinderdata moeten opgeven voor de komende drie maanden, zodat een zittingsdatum kan worden vastgesteld. Tevens is bepaald dat het te veel betaalde griffierecht aan eiser zal worden terugbetaald na vaststelling van het griffierecht bij de kantonrechter.