In deze zaak vorderden de eisers, krakers van een terrein in Amsterdam, een verbod op de strafrechtelijke ontruiming door de Staat der Nederlanden. De eisers stelden dat zij met toestemming van de rechthebbende op het terrein verbleven en dat er geen vordering tot ontruiming was gedaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers zich zonder recht of titel op het terrein bevonden, aangezien de huurovereenkomst met de vorige huurder was beëindigd en er geen gebruiksrecht meer bestond. De voorzieningenrechter wees de vordering van de eisers af, maar verbood de Staat om over te gaan tot ontruiming van de wagens op het erf, tenzij er voorafgaand aan de ontruiming een vordering door de rechthebbende was gedaan. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van de Staat, die op € 1.424,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 4 april 2014.